Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Huurling en herder (1955)

Informatie terzijde

Titelpagina van Huurling en herder
Afbeelding van Huurling en herderToon afbeelding van titelpagina van Huurling en herder

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.01 MB)

Scans (19.51 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Huurling en herder

(1955)–Jan Overduin–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 48]
[p. 48]

XIV

Als mijn gedachten niet bij Agnes zijn, denk ik dikwijls over de diefstal en ons laatste gesprek.

Voorzichtig heb ik inlichtingen ingewonnen over de directeur. Wat ik vermoed heb bleek waar: hij betaalt zijn mensen slecht. Hij is hard.

Ik heb ook getracht iets naders te weten te komen over de ander en zijn vrouw: keurige mensen, maar ze hebben het moeilijk.

Nu is hij een dief, en hij is dus zedelijk een eind gezonken beneden de directeur, die geen dief is en over hem zou oordelen als hij alles wist. Hij zou hem zelfs mogen ontslaan, want je kunt geen dieven gebruiken in een zaak. En misschien doet hij het ook wel, als het uitkomt, want zaken doen is ten slotte geen philanthropie, en je moet zakelijk blijven.

Al deze dingen intrigeren mij zo, dat ik er Zondag over gepreekt heb, over het achtste gebod: Gij zult niet stelen. Ze waren beiden in de kerk, de directeur en hij.

Ik heb in die preek gezegd, dat we allemaal dieven zijn, geen een uitgezonderd, en dat we allen schuldig staan aan dit gebod: de een steelt geld, de ander tijd, een derde rooft iemands eer, een vierde loon, weer een ander iemands werk, tot preken toe. Egoïsme veronderstelt stelen, en we zijn allemaal egoïsten. Het is met de menselijke situatie gegeven dat we in het klein of in het groot stelen, ons bevoordelen ten koste van onze naaste, gecamoufleerd en netjes, of open en bloot. Er zijn zelfs vormen van diefstal die gelegaliseerd en gesanctionneerd zijn. Men kan iemand ongestraft een tientje afhandig maken door te overvragen, maar wie het in geld of in natura van iemands tafel neemt, komt met de strafrechter in aanraking. Het is een zelfde soort gezichtsverenging om de diefstal vast te leggen op het concreet wegnemen, als die welke voorkomt bij mensen, die Zondags wel iets in een winkel durven halen, als het maar 's Maandags betaald wordt.

In mijn preek waarschuwde ik ervoor, dat niemand zich uitnemender moest achten dan een ander, omdat wij allen door de overtreding van één gebod schuldig staan aan de ganse wet.

[pagina 49]
[p. 49]

Ik vroeg mij af of de directeur zou begrijpen, dat hij voor God op één lijn stond met de berouwvolle dief, op z'n best. Toen ik hem in de luifelbank zag zitten, onwillig en onbuigzaam, kreeg ik het gevoel dat ik hem vooreerst de wet, en de ander die beschaamd achteraf zat, het evangelie moest prediken.

Reeds na de kerkdienst merkte ik, dat velen zich aan mijn woorden geërgerd hadden. Men laat zich niet zo maar een dief noemen, zelfs al erkent men in algemene termen tot alle kwaad geneigd te zijn.

Ook verder in de week ondervond ik veel verzet tegen deze preek, maar het troostte mij, dat sommigen daarentegen er door gegrepen waren. Hun deemoedige zelfinkeer bemoedigde mij.

Bij dit alles heeft de koster zich weer niet onbetuigd gelaten. Ook deze gelegenheid heeft hij aangegrepen om mij tegen te werken. Misschien ook is zijn geweten aangetast door wat ik gezegd heb over de diefstal van het overvragen. Hij heeft mij namelijk een rekening voor de begrafenis van Wouter gestuurd, die ik, zacht uitgedrukt, niet in overeenstemming kan brengen met de geboden diensten.

Maar als ik over alles nadenk en op het punt sta mij over zijn handelwijze op te winden, dan valt mij ineens beschamend in, dat hij onder het horen van de preek gedacht moet hebben: preek liever over het zesde gebod: gij zult niet doden.

Als Job leg ik mijn hand op mijn mond; ik durf niet oordelen. God oordele over hem en mij. Ik weet alleen dat wij beiden onder Zijn oordeel vallen, en dat wij samen van Zijn genade moeten leven.

Misschien zal ik ook over het zesde gebod preken...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken