Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Huurling en herder (1955)

Informatie terzijde

Titelpagina van Huurling en herder
Afbeelding van Huurling en herderToon afbeelding van titelpagina van Huurling en herder

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.01 MB)

Scans (19.51 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Huurling en herder

(1955)–Jan Overduin–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

XV

Haar brief is gekomen. Ik bereid mij voor het vonnis uit haar mond te horen.

Terwijl ik naar mijn kamer loop om daar ongestoord te kunnen lezen, wellen vanzelf de woorden om-

[pagina 50]
[p. 50]

hoog: Uw wil geschiede. Ik heb mijn leven niet meer in eigen hand. Niet ik beslis over Agnes, zoals vroeger; zij beslist over mij. Mijn lot ligt in haar hand, en hoe het ook zijn mag, ik probeer te geloven dat haar hand in Gods hand ligt. Zelden heb ik mijn afhankelijkheid dieper gevoeld dan op dit ogenblik. En in dit besef van kleinheid zie ik in een flits mijn vroegere hooggevoeligheid tegenover Agnes. Nee, ik heb niets verdiend. Maar mijn hart schreeuwt: geef me nog één kans.

Tenslotte open ik de enveloppe en tracht ik mij tot langzaam lezen te dwingen:

- Je brief heeft mij meer bedroefd dan ik je ooit kan zeggen. Ach, hoe dikwijls heb ik vroeger vergeefs gehunkerd naar dit loslaten van jezelf, en nu het eindelijk gekomen is, is het te laat. Vergeef me dat ik niet sterk genoeg ben om mijn smart te verbergen. Ik weet dat ik dat doen moest, om de jouwe niet te vergroten. Maar ik kan het niet. Laat me eenmaal alles zeggen, en dan moet het voorbij zijn. Ja, dit moet het noodlot over ons leven zijn: verloren, gevonden, en toch weer verloren.
Het noodlot? Dagen lang, voordat ik je kon schrijven, heb ik hiermee geworsteld. Is het een noodlot dat zich over ons voltrekt, en waar wij de slachtoffers van zijn? Of is dit de wrange vrucht van ons beider schuld, die wij voortaan in smart en wroeging zullen moeten uitboeten? Of is dit alles Gods raadselachtig bestel over ons leven, waarvan wij geloven moeten dat het ons niet bij geval overkomt, en dat het op voor ons nog verborgen wijze ten goede leiden zal? Ik durfde je niet eerder antwoorden, voordat ik in al dit duister enig licht zag. En ik hoopte tegelijk, dat je door het lange zwijgen enigszins voorbereid zou zijn op wat ik je schrijven moet. Want ik heb er vreselijk tegen opgezien.
Toen je onze verloving verbroken had, voelde ik mij zo onuitsprekelijk verlaten, dat ik het gevoel had, alsof het leven alle zin verloren had. Het was niet alleen de verlatenheid, die mij zo intens verdrietig maakte, het was ook 't besef verstoten te zijn.
[pagina 51]
[p. 51]
onwaardig geacht om het leven verder met je te delen. Je weet niet wat het voor een vrouw betekent om te licht bevonden te worden. Het was meer uit gekrenkte trots dan uit liefde, dat ik me eindelijk met een ander inliet. Het streelde vooral mijn ijdelheid, dat hij naar mij om wilde zien toen ik zo eenzaam was. Uit angst weer alleen gelaten te worden trachtte ik hem krampachtig vast te houden, iets wat ik bij jou - je weet het - nooit gedaan heb. Ik durfde het mij nauwelijks bekennen, maar in mijn vertwijfeling wist ik, dat ook dit op niets moest uitlopen. Mijn angst om voor de tweede maal de schande te ondervinden van aan de dijk gezet te worden deed mij mijn evenwicht verliezen. Ik vocht voor mijn behoud, voor een beetje liefde, maar liefde laat zich niet dwingen. Ik vocht mij naar de afgrond. Want ik had geen natuurlijke rem meer. En ik verzette mij niet tegen zijn hartstocht, alleen in de hoop hem aan mij te binden. In ogenblikken van bezinning verafschuwde ik mij, maar het was alsof een demon mij redeloos gemaakt had, ik kon er niet tegen op, want ik was bezeten door die ene angst: weer verlaten te worden. Hoe meer ik besefte dat het ene nodige, de liefde, ontbrak, des te ongelukkiger ging ik mij voelen. Er is geen groter vergissing dan samenleven zonder liefde. Ik voelde dat het ook hem ging benauwen. Toen knapte mijn krampachtige vechten af en trad er een periode van apathische neerslachtigheid in.
Ik walgde van mijzelf, maar vond geen weg terug, want wij waren te ver gegaan. Toen ik wist dat ik een kind verwachtte kwam ik tot bezinning. Kan een vrouw een kind verwachten zonder aan God te denken? Als ik met het kind sprak was het alsof God meeluisterde. Hij vroeg mij rekenschap over het nieuwe leven. In die dagen kwam ik voorbij een vuilnishoop waar een witte bloem uit groeide. Dat greep mij hevig aan; die vuilnishoop was ik, en die witte bloem het kind. Ik droeg het niet als vrucht der liefde, maar als teken van mijn schuld.
Toen hij merkte dat ik zwanger was heeft hij
[pagina 52]
[p. 52]
mij verlaten. Waar ik zo verschrikkelijk voor gevreesd had was mij nu een bevrijding. Ik huilde niet om mijzelf, alleen om het kind, dat het nu geen vader meer had. Van die tijd af trachtte ik het met dubbele moederliefde te doorstromen, om het niet te kort te laten komen. Want dit had ik geleerd: dat het leven verkommert door gebrek aan liefde.
Ik geloof dat een vrouw nooit zoveel alleenspraken houdt als wanneer zij over haar ongeboren kind gebogen zit. Op een avond las ik in de Bijbel die geschiedenis van Jezus en de zondares, en ik huilde van verwondering hoe goed Jezus voor die slechte vrouw was. Sindsdien schrijft Hij ook voor mij Zijn Liefde-hiëroglyphen in het zand. En dit kind dat geen vader heeft wijd ik Hem, want ik heb Hem horen zeggen: Laat de kinderkens tot mij komen.
En nu staat dit kind tussen ons in. Ik weet het heel duidelijk: het staat mijn geluk in de weg. Maar het is zijn schuldeloze schuld, want ik zelf ben de schuldige. Toen je brief kwam, ben ik er onzegbaar verdrietig om geweest; ik heb immers mijn enige kans op geluk verspeeld. Je wist niet dat je niet naar dezelfde Agnes van vroeger schreef. Als je alles geweten had zou je het immers nooit gedaan hebben. Heel goed herinner ik me dat gesprek over een vriend van je, die er niet toe komen kon een verlaten vrouw te trouwen, vooral om het kind. Ik hoor je nog zeggen: Ik zou de gedachte niet kunnen verdragen dat mijn vrouw een kind van een ander gekregen had.
Je wilde een vrouw die helemaal van jou alleen zou zijn. Ach, alleen dat al staat onverbiddelijk tussen ons in. Maar er is meer. Ik heb in deze dagen ook gedacht aan je positie als dominee. Na alles wat er gebeurd is zou dit je onmogelijk maken. Uit wat ik van Helene en jou zelf gehoord heb, maak ik op, dat in een gemeente als de jouwe een predikant niet kan trouwen met een vrouw die een buitenechtelijk kind verwacht. Ik weet dat je het al moeilijk genoeg hebt; je werk mag om mijnentwil niet nog moeilijker worden. Je tegenstanders zouden er nog meer stof tot verbittering en tegen-
[pagina 53]
[p. 53]
kanting door krijgen. Geloof me, ik zou niet gelukkig kunnen zijn als ik dagelijks zou voelen dat ik in de pastorie met thuis hoorde, en dat ik je werk in de weg stond.
Laten wij elkander erin steunen te trachten onszelf te verloochenen en allereerst het geluk van een ander te zoeken. Als dienaar van God moet je daar toch in voorgaan? Help mij daarbij.
Hoe goed begrijp ik je als je schrijft dat je je leven zo graag wil overdoen. O, dat te pletter lopen op wat onherhaalbaar is, ik ken het! Die vreselijke spijt, toen het kind even werkelijk was als mijn eigen leven. Maar ik heb geleerd dat het ware berouw zich niet naar het verleden richt, maar naar de toekomst. En denk toch niet, dat ik je niet vergeven kan als je niet daadwerkelijk goed kunt maken wat je vroeger meent te kort gekomen te zijn. Alleen het willen van je is me genoeg. Mijn liefde heeft nooit een eind gehad, ook niet tijdens onze verwijdering, en waar liefde is, daar is vergeving.
Weet je nog dat wij het vroeger vaak hadden over recht op geluk? Toen geloofde ik dat elk mens recht heeft op een beetje hemel op aarde. Ik durf het nu niet meer vol te houden, want ik: heb dat recht verbeurd. Ik durf er nu niet meer wild naar te grijpen; ik kan er alleen nog maar om bidden. Geluk is genade, en voor genade moet je je hand ophouden. Ja, wij bidden te weinig.
Laat dit ons tot troost zijn, dat we elkaar toch nog geestelijk gevonden hebben, en dat we niet als vreemden verder hoeven te leven. Ik heb er soms zo tegen op gezien om mijn kind alleen ter wereld te brengen. Juist dàn zonder man te zijn! Ik zal me nu niet zo eenzaam meer voelen.
Wees sterk!
Je Agnes.

Er is een dof gevoel in mijn hoofd, alsof iemand mij met een zandzak geslagen heeft. Ik ben te moe om helder te denken, maar ik ben tot in alle vezelen één stuk verlangen: naar haar toe, haar troosten, haar in mijn armen sluiten en stil huilen van geluk haar terug te hebben.

Plotseling zie ik als in een hallucinatie de sarcastische

[pagina 54]
[p. 54]

tronie van de koster. Haar terug hebben? Een verlaten gevallen vrouw? En het kind dan? En de mensen?

Zijn grijns schrikt mij op. Onwillekeurig gaan mijn armen in afweerhouding omhoog, als bij die toneelspeler die ik eens op het tragisch hoogtepunt voor de onzichtbare demonen van het noodlot zag ineenkrimpen, alsof hij ze lijfelijk voor zich had.

Nee, het is niet de schuldeloze schuld van het noodlot waarin ik onontkoombaar beklemd geraakt ben, het is mea culpa, mea maxima culpa.

O God, laat Gij mij dan telkens weer te pletter lopen op mijn schuld? Werpt Gij mij elk ogenblik weer op mijn eigen ellende terug? Ja, ik erken het Heer, ik ben het die Agnes hiertoe gebracht heb. Ik ben medeverantwoordelijk voor haar daden. Ik ben weer de huurling geweest in plaats van de goede herder. Omdat ik haar de echte Liefde niet gegeven heb, heeft ze naar dit surrogaat gegrepen. Dit heb ik dus terecht gebracht van de vrouw, wier lot ik zou delen. Als dit geworden is van mijn aanraking met een mens, met wie ik eens zo intiem was als met mijn eigen vlees en bloed, wat is er dan te verwachten voor mensen die mij vreemd blijven? En dat mij dit nooit verontrust heeft! Dat ik nog rustig dominee kon worden. De ironie van het woord grijnst mij aan: ‘heer’! Laat mij eerst mèns worden. Agnes, ik schaam mij voor mijn pretenties herder te willen zijn, terwijl ik niet eens in staat was jouw leven en het mijne in rechte banen te leiden.

Ach Wouter, wat heb je altijd goed doorzien dat ik geestelijk boven mijn stand leefde, zonder het zelf te beseffen. Hoe goed begrijp ik nu dat je zo weinig enthousiast kon zijn over dat misdadig oppervlakkige christendom van mij. Laat me je dood toch nooit vergeten, want van toen af zijn mijn ogen open gegaan. Laat je opgeheven hand boven het water een opgericht teken voor mij blijven. Als ik naar jou geluisterd had, zou ik Agnes nooit prijsgegeven hebben.

Ik tracht mij haar voor te stellen als toekomstige moeder, en hoe meer ik over het kind peins des te meer krijg ik het gevoel dat ik met dat kind te maken heb. Is het niet de vrucht van mijn zonde? Agnes en dit kind, ze zijn deel van mijn leven geworden, en hun lot

[pagina 55]
[p. 55]

zal mijn lot zijn. Als een kaartenhuis valt het bedriegelijk bouwsel van conventies ineen, en ik kan nog slechts grimmig lachen om wat het schijnheilig vooroordeel gevallen vrouwen nageeft. Haar nood doet mij in andere dimensies leven. Mijn oude trots en het oordeel der mensen leg ik het zwijgen op. Ik voel alleen een hoge God boven mij, die mij tot verantwoording roept. Heer, kastijd mij, maar laat mij niet alleen. Laat mij onder Uw straffen mogen voelen dat Gij kastijdt als een vader. Ja, onder al mijn ellende voel ik Uw Liefde die mij loutert.

Wat mij vroeger zou weerhouden hebben: haar val en het kind, het staat mij nu geen ogenblik in de weg. Ze zal mij er te dierbaarder om zijn, en de echtheid van mijn berouw zal er te klaarder door blijken. Ik zegen het lot dat mij met haar door de diepte doet gaan.

Maar de gedachte aan mijn gemeente werpt mij terug in een nieuwe strijd. Mag ik mijn geluk, ons geluk, stellen boven het belang van mijn schapen? Als dit ergernis geeft, zodat ik het evangelie verhinder, zal ik dan bereid zijn tot het offer? ‘Wee degene door wie de ergernissen komen.’ ‘Indien uw oog u ergert, ruk het uit.’

Maar tegelijk klamp ik mij hartstochtelijk vast aan de gedachte, dat liefde toch nooit het evangelie in de weg kan staan. Deze nood kan ik toch niet voorbijgaan, want zij is toch allereerst mijn naaste.

Toch overvalt mij een onbestemd maar beklemmend voorgevoel dat er moeilijkheden dreigen. Ik weet dat er nog maar een druppel nodig is om de emmer te laten overlopen. Ik voel dat de koster op mij loert, zoals op die morgen. Sedert Wouters dood sta ik onder verdenking, en mijn aanklagers vermenigvuldigen zich. Het wachten is slechts op het sluitend maken van het bewijsmateriaal, en dan zullen zij het net over mij toehalen.

Het dringt nu ineens tot mij door, dat de koster er de laatste tijd slecht uitziet. Toen hij gisteren de sleutels afgaf aan de huishoudster was hij magerder dan ooit. En zelfs van achter het gordijn zag ik de beangstigende holheid van zijn ogen.

Wanneer ik lang over alles nagedacht heb, weet ik

[pagina 56]
[p. 56]

dat mijn toekomst alleen veilig zal zijn in Gods hand. Ik geloof in de macht der Liefde, maar hoe alles gaan zal is mij niet duidelijk. Ik ben alleen bedrukt om Agnes, voor mijzelf vrees ik niet.

Lieve Agnes,
Ik kan je niet zeggen met hoeveel wroeging en medelijden ik aan je denk, nu ik weet wat er met je gebeurd is. Ik ben vol schuldgevoel, maar ook vol liefde voor je. Wat er allemaal precies gebeuren gaat weet ik nog niet, want je brief heeft me overrompeld en verward, en er zullen allerlei moeilijkheden zijn, maar dit staat overheersend in mijn hart: jouw lot en dat van je kind, als God het zal laten leven, is mijn lot, en voortaan zal mijn leven innig met jou verbonden zijn, wat de toekomst ook brengen mag. Ik ben het die je heb laten struikelen. Spreek mij nooit meer over wat ik vroeger dacht over vrouwen met een verleden. Dit verleden van jou is enkel aanklacht tegen mijzelf. Ik neem de verantwoordelijkheid op mij, en ik zal je er te liever om hebben, omdat je om mijnentwil geleden hebt. God geeft mij een nieuwe kans, en ik dank je ervoor dat je door je vergiffenis mij de gelegenheid geeft die kans aan te grijpen om goed te maken wat ik verknoeid heb aan je.
Dat jouw liefde nooit heeft opgehouden, heeft me tot tranen toe ontroerd. Als Wouter niet gestorven was had ik dat misschien nooit geweten. Die gedachte vervult me met ontzetting en verwonderde dank. Ja, ook dit heb ik aan zijn dood te danken. Kon ik hem dat nog één keer zeggen, dat zijn sterven mijn leven gewekt heeft en mijn liefde voor jou. ‘Als het tarwegraan niet sterft...’ Ik zie Gods voetstappen, maar ik heb mij eerst moeten bukken.
Er zullen nog veel moeilijkheden overwonnen moeten worden, in verband met mijn gemeente. Hoe blij ben ik dat je dit beseft. Geef me nog wat tijd. De Liefde zal overwinnen, op Gods tijd.
Schrijf me wanneer het kind zal geboren worden. Ik wil dat mijn gedachten bij je zijn zolang we nog
[pagina 57]
[p. 57]
niet zijn verenigd. Nee, het zal niet eenzaam geboren worden.
Dit wilde ik je nog vragen: vergeet mijn vroeger ik, en denk alleen aan mijn tegenwoordig ik, dat nu pas weet wat liefde is.

Nu het goed is tussen Agnes en mij heb ik het gevoel dat alle moeilijkheden overwonnen zullen worden. Vergevingsgezindheid, liefde, barmhartigheid voor het verdoolde en gevallene zijn toch christelijke begrippen? Een weinig opgelucht en met groeiende dankbaarheid zet ik mij tot mijn dagelijks werk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken