Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Huurling en herder (1955)

Informatie terzijde

Titelpagina van Huurling en herder
Afbeelding van Huurling en herderToon afbeelding van titelpagina van Huurling en herder

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.01 MB)

Scans (19.51 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Huurling en herder

(1955)–Jan Overduin–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

XVI

Wat Agnes in haar brief schreef over Jezus en de zondares heeft me dagenlang bezig gehouden. Wat schreef Hij in het zand? De starogende Schriftgeleerden, die kerkelijke graphologen hebben het - o ironie - niet kunnen ontcijferen. Maar die boetvaardige vrouw wel, zelfs door haar tranen heen! Ach, de liefde is helderziende, de haat is blind.

En sindsdien hebben alle berouwvolle gevallen vrouwen in haar nood de geheimtaal van Zijn Liefde verstaan, zoals Agnes, terwijl de Schriftgeleerden tot vandaag toe zich vergeefs op die hiëroglyphen blind staren.

Zondagmorgen heb ik over die geschiedenis gepreekt. Ik voelde dat er contact was, misschien ook omdat alles mijzelf ontroerde.

Voor het eerst is er na de dienst een ouderling mee naar huis gegaan. Hij wachtte kennelijk op me en vroeg of het schikte dat hij meeliep. Ik was er verheugd om, en hij moet dat aan mijn gezicht gezien hebben, want zijn blik was mild toen hij mij aandachtig opnam.

Een gesprek tussen twee mensen kan soms in enkele ogenblikken intiem worden, onverwacht, zodat men zich later verwondert. Zo was het ook tussen ons, toen wij samen thuis zaten in de vrede van de zomerzondagmorgen. Wij zaten buiten, onder de linde, met uitzicht

[pagina 58]
[p. 58]

op de boomgaard, waar de zonneplekken op het hoge gras intieme wereldjes schiepen om in weg te dromen. Ik werd mij er pǐjnlijk van bewust, dat ik nu voor het eerst sinds Wouters dood van de landelijke sfeer rondom het huis genoot. Hoe verlaten had ik mij al die tijd gevoeld! Ik had zelfs de schoonheid der natuur niet meer gezien.

Alsof mijn gast iets van mijn gedachtengang raadde, zei hij:

- Jammer dat u hier zo alleen zit. Voelt u zich niet wat eenzaam?

Hij liet zich door mijn ontwijkend antwoord niet afleiden en vroeg op de man af:

- Heb ik het mis dat u hier niet gemakkelijk kunt wennen?

Ik wilde hem niet om de tuin leiden en gaf toe dat ik het in deze weken moeilijk gehad had.

- Ik merk het aan uw preken, zei hij.

- Alleen daaraan?

Hij weifelde even tussen het voorwenden van niets te weten en ronduit spreken. Ik denk dat hij van mijn ogen de behoefte aflas om van hart tot hart te spreken, want hij koos het laatste.

- Ik heb wel iets meer gemerkt, erkende hij. Hangt dat samen met de dood van uw vriend?

Ik knikte. Aan zijn betrouwbare ogen zag ik, dat ik aan mijn behoefte iemand in vertrouwen te nemen kon toegeven. In deze weken had ik al te veel alleen moeten uitvechten.

- Ik was bij de begrafenis, ging hij voort, en aan de toon waarop hij sprak kon ik horen dat hij veel begrepen had.

- De dood van mijn vriend heeft een omkeer in mijn leven gebracht. Dat heeft mij aan mijzelf ontdekt.

- God moet soms harde middelen gebruiken om onze ogen te openen, sprak hij begrijpend. Ik zelf moest eerst een kind verliezen voor ik tot inkeer kwam.

- Ik weet niet hoe het u gegaan is, zei ik, maar wat mij na mijn omkeer het eerst overviel was een verbijsterend gevoel van schuld. Dat omringde mij aan alle kanten. Wat ik vroeger nooit gekend heb benauwde mij nu tot verstikkens toe: schuld tegenover mijn ge-

[pagina 59]
[p. 59]

storven vriend, tegenover mijn gemeente en mijn werk als predikant, en schuld tegenover zoveel meer. Een mens is met duizend onzichtbare draden van onbegrepen verantwoordelijkheid aan zijn medemensen verbonden. Na zijn dood liet God mij plotseling die draden zien. In het begin verstrikte het mij als een warnet. Maar geleidelijk laat God mij het beloop van de draden ontdekken...

- Ja, viel mijn gast mij in de rede, Hij laat een mens nooit met zijn schuldgevoel en berouw alleen.

- Dat heb ik duidelijk gevoeld bij mijn schuld tegenover mijn... (ik zocht naar woorden)... mijn vroegere verloofde.

- Bent u verloofd geweest? vroeg hij verrast.

Ik knikte bevestigend.

- Ja, met een meisje, dat ik mij niet waard achtte. Maar ik heb nu ingezien dat ik haar niet waard was.

Wij zwegen even, omdat mijn huishoudster koffie bracht. Intussen vroeg ik mij af of ik er goed aan deed hem mijn verborgen leven met Agnes toe te vertrouwen. Maar de gedachte dat hij mijn ouderling was en een deel van mijn gemeente, waarmee ik, waarmee wij samen toch nauw verbonden moesten zijn, bracht mij over mijn weifeling heen. En er was iets in hem dat mij sympathie inboezemde. Er zijn mensen, aan wie men zich bij een eerste kennismaking meer bloot geeft dan aan anderen na vele jaren.

Toen mijn huishoudster heengegaan was om voor het eten te zorgen, schoof ik mijn stoel dichter bij hem.

- U bent mijn ouderling, zei ik, en misschien twee maal zo oud als ik, ik wil u graag deelgenoot van mijn zorgen maken en uw raad vragen.

Hij reageerde enkel door mij rustig afwachtend aan te zien, als een vriend.

Toen vroeg ik hem op de man af:

- Was u het vanmorgen met mijn preek eens?

- Ja, zei hij kalm, maar met nadruk, helemaal. Ik had het gevoel dat u er op de een of andere manier persoonlijk bij betrokken was, heb ik dat mis?

- Nee, zei ik, dat hebt u goed: die boetvaardige zondares is mijn vroegere verloofde...

Ik vertelde hem mijn geschiedenis, en die van Agnes.

[pagina 60]
[p. 60]

Toen ik mijn verhaal beëindigd had, was ik het die hem in gespannen verwachting aanzag. Maar hij zweeg en staarde nadenkend de boomgaard in. Aan het trekken van zijn mond merkte ik dat hij bewogen was.

Het is moeilijk, zei hij tenslotte, als voor zichzelf.

- En wat nu? vroeg ik gespannen.

Er was een glimp van medelijden in zijn trouwhartige ogen.

- U bent nog jong, zei hij. En u kent de mensen hier nog niet. Zo iets nemen ze zwaar op.

- Maar Jezus sprak die vrouw toch vrij, wierp ik tegen.

- Ja, zei hij, maar de mensen zijn minder vergevensgezind dan Jezus. En vergeet u niet dat u dominee bent.

- Maar een dominee is toch geen heilige! wierp ik voor de tweede maal tegen.

- Er zijn sommige dingen die men van een dominee niet verdraagt, zeker hier niet. Vooral als het 't zevende gebod betreft. Van een predikant verwacht men dat hij tot voorbeeld is voor zijn gemeente.

Ik moest plotseling denken aan de vele gedwongen huwelijken, die mij hier als een gesanctionneerde gewoonte waren opgevallen.

- Ik wil mij nergens van vrijpleiten, zei ik, maar als ik in dit opzicht tot voorbeeld zijn moet, dan zou ik in navolging van Jezus het voorbeeld willen geven van barmhartigheid jegens het gevallene. Kan ik haar soms aan haar lot overlaten?

Hij stond op en greep mijn hand.

- Dominee, zei hij, het zal strijd kosten, maar ik sta achter u. Als Jezus vrij spreekt durf ik niet veroordelen. Maar onderschat u de macht van de koster niet. Hij heeft in de gemeente en zelfs in de kerkeraad grote aanhang, en hij is zoals u wel gemerkt zult hebben fel tegen u gekant. Mag ik het u eerlijk zeggen? Hij vindt dat u eigenlijk geen dominee had mogen worden.

Ik voelde een gloed over mijn gezicht komen.

- Dat vind ik zelf ook, stamelde ik.

Hij keek verward langs mij heen en zocht naar woorden. Toen was het alsof hij het ineens gevonden had,

[pagina 61]
[p. 61]

en terwijl hij zich naar mij toewendde, zei hij warm:

- Dat vond Mozes ook, dat hij geen geschikte herder was, en toen begon het pas...

Hij gaf mij een hand en verdween over het zijpad langs het huis, mij in verwarring achterlatend. Ik viel vermoeid in mijn stoel terug. Zijn laatste woorden echoden in mij na: ‘...en toen begon het pas’...

Door alle verwarring heen welde een dankbaar gevoel omhoog: gaf God mij de kans om te beginnen? Tegelijk bekroop mij de twijfel als ik dacht aan het warnet van benauwde omstandigheden waarin ik verstrikt was.

- Goede Herder, bad ik, leid Uw verdoold schaap. Ik ben niet waard een herder genoemd te worden.

Het troostte me, dat ik tenminste één mens naast mij wist.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken