Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Huurling en herder (1955)

Informatie terzijde

Titelpagina van Huurling en herder
Afbeelding van Huurling en herderToon afbeelding van titelpagina van Huurling en herder

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.01 MB)

Scans (19.51 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Huurling en herder

(1955)–Jan Overduin–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

XXVIII

Vanmiddag heb ik de dokter ontmoet. Ongemerkt bracht ik het gesprek op de ziekte van de koster, want ik wilde weten hoe het met hem gesteld is. De dokter trok met zijn mond een bedenkelijk grimas en schudde daarna langdurig zijn hoofd.

Ik merkte wel dat het er volgens hem niet best uitzag. Hoewel hij het niet uitdrukkelijk zei begreep ik dat hij weinig hoop gaf.

De gedachte dat de dagen van de koster geteld zijn achtervolgt me. Ik zie aldoor dat magere, verbeten gezicht voor me. Zou hij zelf weten dat de dood al op zijn fanatieke kop loert?

Wat weet ik eigenlijk van hem?

Hij is een van mijn schapen, maar ik ken zijn stem niet, en hij kent de stem van zijn herder niet. Ik heb niet met hem kunnen spreken, zoals een mens met een zieke spreekt die ten dode is opgeschreven. Ik heb hem niet kunnen troosten. En het ergste, wat ik mijzelf nauwelijks bekennen durf, is: ik heb niet met hem kunnen bidden.

Soms tracht ik mij wijs te maken dat het zijn schuld is. Ach, volgens een bepaalde logica is het ook wel zijn schuld. In de eerste plaats gedroeg hij zich bij mijn bezoek zo, dat er om zo te zeggen met goed fatsoen niet gebeden kon worden. Was dat mijn schuld? En dan: heeft hij niet mijn hart getroffen omdat hij Agnes getroffen heeft? Hij heeft me eigenlijk van de eerste tijd dat ik hier ben al dwars gezeten. Hij is, op zijn zachtst gezegd, een onaangenaam mens.

Vreemd, over de fouten die ik tegenover ieder ander deemoedig zou willen erkennen, zou ik me voor hem

[pagina 96]
[p. 96]

verharden. Ja erger, hij jaagt in letterlijke zin de duivel in me.

Ik vraag me dikwijls af hoe het toch komt dat wij bijna van het eerste ogenblik af vijanden waren. Is het omdat ik van stonde aan voelde dat hij mij niet vertrouwde? O, dat ellendige boren van zijn doodbiddersogen, cynisch, genadeloos, sarcastisch. Dat triomfantelijke zwijgen als ik, getart, mijn vermomde naaktheid bloot gaf.

Ja, hij weet te veel van mij! Dat is het wat mij het meest in hem hindert. Hij heeft geen illusies in me overgelaten. De meest verborgen en verdorven driften heeft hij bij me wakker gemaakt, en ik leek er wel een duivels welbehagen in te hebben om ze tegenover hem zo zwart te tonen als ze waren. Hij heeft me binnenstebuiten gekeerd. Hij was mijn averechts geweten.

Verwonderd rijst bij mij de vraag: hoe komt het dat Wouter mij op een heel andere wijze aan mijn zonden ontdekte? Ook tegenover hem voelde ik mij naakt en doorschouwd. Maar voor hem was mijn schuldgevoel ootmoedig en niet opstandig. Is het omdat bij de koster de liefde ontbrak?

Met schrik moet ik erkennen dat ik onder hetzelfde oordeel val. Het ging hard tegen hard; een puur vleselijke strijd. Hij heeft de huurling in mij ontdekt, en ik heb die rol hardnekkig volgehouden, uit een fatale trots om voor hem te buigen. Hij zou het weten dat ik geen goede herder was!

Ga ik vrij uit nu er geen gebed tussen ons zijn kon? Ik heb toch wel meer met een zondaar kunnen bidden. Stond ook ik in het gebed niet in de weg omdat ik zijn wantrouwen in de zuiverheid van mijn herderschap voedsel gaf?

Huiverend denk ik aan de weerbarstigheid van zijn gezicht, toen ik over hem gebogen stond. Hoe zou hij, die het gewone spreken van mij niet verdragen kon, mijn bidden verfoeid hebben! En zou het ook niet een schijnheilige vertoning geworden zijn?

Ja, ik kan alleen bidden als het tussen ons zuiver is, als ik hem kan liefhebben als een schaap van mijn kudde, al is hij dan ook een dwalend schaap.

Goede Herder, leer mij bidden, leer mij liefhebben.

[pagina 97]
[p. 97]

Ikzelf kan het niet, want ik vlucht voor het wilde beest van onze zonde, omdat ik een huurling ben...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken