Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Kleine ABN-syntaxis in vraag en antwoord (1961)

Informatie terzijde

Titelpagina van Kleine ABN-syntaxis in vraag en antwoord
Afbeelding van Kleine ABN-syntaxis in vraag en antwoordToon afbeelding van titelpagina van Kleine ABN-syntaxis in vraag en antwoord

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.41 MB)

Scans (0.69 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Kleine ABN-syntaxis in vraag en antwoord

(1961)–P.C. Paardekooper–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Voor VHMO en ander voortgezet onderwijs


Vorige Volgende

Aanloop enz.

37 In welke gevallen wordt een woord (groep) niet bij de eigenlijke zin gerekend?

37 1 Aanspreking:

Jan, je moet dat 's in de schuur zetten

2 tussenwerpsel:

zeg, je moet dat 's in de schuur zetten
hé, je moet dat 's in de schuur zetten
nou, je mag die klompen ook wel 's schuren

3 aanloop:

illustratie

4 uitloop:

illustratie

Wat achter ow, vd e.d. staat, is uitloop.

 

38 Hoe vinden we bij een zin met een aanloop, dan toch op welk punt de eigenlijke zin begint?

38 Door die zin vragend te maken, of omgekeerd:

die kleine jongen, die moet je niet zo plagen
die kleine jongen, moet je die .....

De pv is altijd het eerste woord bij dit soort vraagzinnen (vgl. antwoord 1); wat vóór moet staat, hoort dus niet bij de eigenlijke zin. Die kleine jongen is dus (in ons geval) aanloop.

[pagina 24]
[p. 24]

39 Welk verschil is er tussen de twee eerste en de twee laatste gevallen van antwoord 37?

39 De aanloop heeft altijd een vertegenwoordiger in de eigenlijke zin: het verwijswoord; de uitloop heeft hem soms en kan hem altijd krijgen. (Dat verwijswoord is in de voorbeelden van antwoord 37 overal gespatiëerd). - Aanloop of uitloop kunnen dat verwijswoord ook bijna altijd vervangen:

illustratie

De twee eerste gevallen van antwoord 37 (aanspreking en tussenwerpsel) hebben geen verwijswoord in de eigenlijke zin.

 

40 Hoe ontleden we aan- en uitloop?

40 Een onderwerp kan wel 's verwijswoord zijn, d.w.z. verwijzen naar een aanloop of uitloop. Ook een lv, een bw bep. enz. kunnen verwijswoord zijn. We houden ons nu aan deze regel: is het verwijswoord onderwerp, dan is ook de aanloop (of uitloop) onderwerp. Is het verwijswoord bw bep., dan is ook de aanloop (of uitloop) bw bep., enz.:

illustratie

Aan- en uitloop zijn geen delen van de eigenlijke zin, maar ze zijn er toch sterk mee verbonden. We kunnen aan- en uitloop vergelijken met een soort reservemast of reserveboeg die achter een schip aandrijft.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken