Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
't Afgerukt mom-aansight der tooverye (1725)

Informatie terzijde

Titelpagina van 't Afgerukt mom-aansight der tooverye
Afbeelding van 't Afgerukt mom-aansight der tooveryeToon afbeelding van titelpagina van 't Afgerukt mom-aansight der tooverye

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.87 MB)

Scans (48.57 MB)

ebook (4.25 MB)

XML (0.84 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/lifestyle


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

't Afgerukt mom-aansight der tooverye

(1725)–Abraham Palingh–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 430]
[p. 430]

Register

Het eerste getal beteyckent de folio van ‘t bladt, het tweede getal de nommer aen de kant van ‘t bladt, ofte de onderscheyde redenen.

A.

AEnraken, of men daer mede yemant schaden en betoveren kan, wort ontkent 117-60. 61. 118-62
Afgoderye is een gedeelte van Tooverye 29-82.
Almachtigh is Godt, maer onmachtigh de Duyvel en menschen 144-105.
Wat antwoorden de Tooverrechters de beschuldighde door de Pijnbanck afdwingen 327-308. 328-310.

B.

Bedroch, met bedroch en bedriegen, behelpen haer de Toovenaers ende Tooveressen 18-60. 20-64. 21-72. 22-74. 23-78. 30-84. 47-125. 204-80.
Bedroch wordt ghepleeght by Joden ende Heydenen in voorseggen en tekenbedieden, onder schijn van Godsdienst 34-92. 36-98. 37-103. 39-107. 43-116.
Bedriegers in de Noordsche Landen stonden het bedroch te samen 143-105.
Bedroch wierdt oock gepleeght van de Priesters ende Priesterinnen tot Delphos 65-155.
Die en hebben geen antwoort van de Duyvel ontfangen 66-156.
Bedroch van bezetenheydt 55-140. 60-147. 62-150. 281-227.
Dit bedroch wort ontdeckt 57-142. 59-146. 60-148. 287-237.
Gewaende bezetenheydt maer uyt natuurlijcke oorsaken 137-98.
Beschuldigingh: Schotsche maniere ghevonden om beschuldigingh te krijgen van Tooverye 339-338.
[pagina 431]
[p. 431]
Beschuldigingh van Tooverye 242-149. 298-265. 303-275.
Redenen van de onmogelijckheydt dier dingen, waer mede de Wijven als Tooveressen beschuldight worden 321-298.
Van die seyden betoovert te zijn, ende andere met onwaerheydt beschuldighden 203-76. 241-146. 245-157. 265-187. 270-195.
Betooverde menschen zijn die, die haer verstandt bedorven wordt door lichtgeloovigheydt 338-327.
By-een-komsten der Toovenaers ende Tooveressen zijn verciert en leugenachtigh 89-31.
Het bewijs daer van wordt ondersocht 91-33. 95-36. 96-37. 105-41.
Bekentenissen gedaen van dingen die onredelijck, onnatuurlijck en onmogelijck zijn 122-72.
Wat de oorsaecken zijn dat sulcke bekentenissen ghedaen worden, namentlijck, boos bedroch, ydelheydt van sinnen 127-81. 83. 128-85. 129-87.
Verruckingh des ghemoedts onverstandt, of swackheydt des verstandts, bedorven sinnen en ander oorsaken 134-91.
In wat persoonen dit meest plaets heeft 123-75 134-93. 95. 136-97. 137- 99. 140-103.

D.

Datter Duyvelen zijn wordt bekent 1-2.
Des Duyvels quaethaeydt schaedt niemandt die hem niet en volght 2-4.
Dat de Duyvel de Tooveressen (selfs tegen haren wille) drijft tot quaedt-doen, wordt ontkent 2. 6.
Godt heeft geen Duyvelen maer Engelen gheschapen 3-8.
Waer door de Engelen duyvelen geworden zijn 3-10.
Wie door de Duyvel verstaen wordt 4-12.
Eygenschap des Duyvels 6-18
[pagina 432]
[p. 432]
Dat hy den menschen niet kan doen al dat hy wil 8-23. 9-25. 26.
Kan geen toekomende dingen voorseggen 10-29. 30.
Item, alleene hoe 11-32.
De Duyvel kan niet doen buyten den reghel der natuure 9-25. 19-62.
Spreeckt niet door de Afgoden 43-118.
Gesondtheydt en sieckten komen niet van den Duyvel, maer van Godt 81-19.
Dat de Duyvel een oudt Wijfs subject soude willen zijn, is ongeloovelijck 110-49.
Die Godt niet ghehoorsaem zijn wil, sal gheen oudts Wijfs onderdanen willen wesen 201-68.
De Duyvel is gheen Schepper van lichamen, noch voor hem selven noch voor anderen 84-23. 89-29. 120-69.
Duyvelen hebben gheen macht door quaedtheydt van haer wesen, noch door werckelijckheydt in den mensche, om yemandt te konnen dooden, anders soude ons leven en doodt aen de Duyvelen, en door de Duyvelen aen de menschen hangen 195-62.
Om sonden te straffen gebruyckt Godt geen Duyvelen, want de Duyvel Godts wederpartye is, en sal selfs de straffe Godts met de boose menschen dragen, maer Godts wil is sijn werck 199-68.
De Duyvel kan gheen menschen lichamen onghevoelijck maecken 332-322.
Reden daer van 334-323.

E.

Het begin van de executien over Tooveressen, is altijdt aen menschen met ghebreckelijcke sinnen geschiedt, die oock andere in haer rasernye door dwangh hebben beschuldight 85-23. 86-26. 89-29.
[pagina 433]
[p. 433]
Godt is oorsaeck ende wesen van alle ghedaenten, niet De Duyvel of Mensch 19-62.
Godt is aen geen ordre gebonden 20-66.
Hy heeft gheen Duyvelen in materie van bekeeringe tot dienaers van noode 37-100.
Godt schept de Duyvel te gheval hem gheen lichaem 85-23.
Godt mach niet genoemt worden van de gene die op Toover-maeltijden komen 98-38.
Gebedt tegen Tooverye 245-157.

I.

Imaginatie, kan zijn uyt een verdorven temperament, en in onkuysche ghemoeden vreemde uytwerckinghen veroorsaecken, de sinnen werden verruckt, tot dinghen te sien, te hooren, jae te ghevoelen, die niet en zijn 89-29. 119-67. 140-103.
Imaginatie wordt veroorsaeckt uyt verdorven bloedt, en wat daer uyt in de herssenen ontstaet 180-40.
De Imaginatie is oorsake van Tooverye ende vallende sieckte 117-61. 63.
Van Krancksinnigheydt 140-103.
Van besetenheydt 136-97. 137-99.
Door imaginatie kan de mensch sijn sinnen krencken en sieck worden 140-102.
Dese zijn de miserabelste onder alle sieckten 181-40.
Exempelen 141-103.
Lichtgeloovigheyt is oorsaecke van verkeerde en onredelijcke imaginatie 240-141.

K.

Kranckhoofdige menschen hooren en sien dickmael (door inwendigh gebreck) dat andere niet en hooren noch sien, noch gesien kan worden, Exempelen 122-73. 123-75.
[pagina 434]
[p. 434]

M.

Manasse was een Tovenaer 29-81.
Menschen konnen buyten den regel der natuuren niet gaen 19-61. 62.
Mirakelen doen Toovenaers ende Tooveressen door bedroch 18-60.
Mirakelen van Moses, geschieden door Godts kracht: Item, het onderscheydt der mirakelen van Moses en de Egyptische Toovenaers 20-64.

N.

Van de Nachtmerry 147-116.
Wat dese quellingh is, en hoese ontstaet uyt natuurlijcke oorsaecken 148-117.

O.

Ondersoecken mach men de wercken der menschen, maer niet de wercken Godts 20-66.
Ondersoecken mach men de Geleerden, en van haer reden eysschen, van weghen ‘t ghene sy vast stellen 221-111.
Ondersoecken machmen de wercken der Menschen en Duyvelen, en oordeelen na reden en mogelijckheydt 359-357.
Soo de versierde en ondoenelijcke Tooverye wel ondersocht wierdt, soo soude der onnoosele onschuldt blijcken 403-432.
Exempelen van onnoosele, onschuldighde, doch verdachte, maer vroome en Godtvruchtige, die van de Overheydt selfs gheraden wierden te vertrecken, om onheyl te ontgaen 404-433.
Onmogelijckheydt, dat de Duyvel de lichamen der Menschen onghevoelijck soude maecken 332-322. 334-323. 335-326.
[pagina 435]
[p. 435]
Onmogelijck is het gene, ‘t ghewyde Was (of Agnus Dei) toegeschreven wordt 335-326. 338-327.
Onmoghelijck, onwaerachtigh, ende ondoenlijck is ‘t gene door den Pijnbanck afghedwongen en beleden is 364-367.
Godt is oorsaeck ende Wesen van alle ghedaenten 19-62.
Oorsaeck van Toover-sieckten 275-209.
Onvoorsichtige daet van een vrouw 205-83.

P.

Pijnigen is de middel om de luyden tot bekentenisse te brengen 327-308. 328-310.
Een doodt gepijnight 330-314.
Gruwelijcke, ende vreemde manieren van pijnighen 331-318.
Een mensche twintighmael gepijnight eer hy bekende 334-323.
Andere wel vijftienmael gepijnight, maer en bekenden niet 340-330. 368-375.
Gruwelijcke tormenten door pijnighen gedaen, maer en bekenden noyt 395-417.
Die gepijnight zijnde weder loghenden, mochten de Rechters sonder nieuwe beschuldigingh, op de voorgaende bekentenisse tot de torture brenghen 339-328.
Een mensche soo gepijnight, dat hy pooght hem selven de tonge af te snyden, om niemandt te melden, niet konnende spreecken, dwinghen hem de Rechters tot schrijven 351-349.
Door de Pijnbanck tot haer voornemen niet konnende komen, soeckende uyt te locken met tweesinnige woorden 345-343.
Oock met valsche beloften en bedroch, maer de Rechters houden haer woordt niet 341-332.
Sommige willÄ“ alleen op ‘t geruchte ymant tot de pijn-
[pagina 436]
[p. 436]
banck brengen, sommige op een ghetuyge, al isse niet eerlijck, andere op twee getuygen 324-302.
Watse onder het pijnighen de Lieden af vraghen 327-308.
Plaghen ende straffen komen niet van oude Wijven, die sy Tooveressen noemen, maer komen uyt ons selven, om dat wy niet en doen als ‘t behoort 200-68.
Poeder van den Duyvel ontfanghen, daerse Menschen en Vee mede dooden 112-51.
Hoe dit poeder gemaeckt wordt 112-51. 52. 192-61. 62.
Proeve of een Vrouw Tooveresse is, is onseecker 260-179. 326-306.

Q.

Quaedt doen, dat Godt toe soude laten, dat de Duyvel de Vrouwen soude dwinghen tot quadtdoen, is ongeloovelijck 120-69.
Kan niet zijn, nae de goedtheydt ende rechtveerdigheydt Godts 121-70.
Dat de Duyvel, als de Vrouwen niet quaedts genoegh en doen, haer slaen soude, is ongelovelijck 121-71.

R.

Rechters ghelooven licht het seggen, dat yemant een Tooveres is, of dwinghen ‘t haer af door pijnighen 109-45. 328-310. 329-312.
De Rechters beschuldigen de onnosele van onmogelijcke dingen 321-298.
Die gewaerschouwt zijnde vluchten, confiskeren de Rechters hare goederen 345-341.
Rechters willen gheen teghenspreecken lijden 352-349.
Willen niet dat yemandt de ghevanghen bystaet, al
[pagina 437]
[p. 437]
is ‘t Vader, Moeder, Vrienden, of houdense mede voor Toovenaers 353-349.
Wanneer onrust ontstaet, laten de Rechters predicken, dat niemandt soude murmureren of vreesen, alsoo sy niemandt deden vangen, als die van acht of thien getuygen beschuldigt waren, dat anders is gebleecken 373-379.
Als rijcke Persoonen ghevangen worden, die tegen de Rechters soecken te procederen, soo mach het haer niet ghebeuren, maer komen gheleerde om de saeck te ondersoecken, doch konnen niet accorderen. 375-381.
Rechters geven over eenighe Sententie 380-391. 388-405.
Oock over een die veelmael was ghepijnight, maer noyt bekende 392-411.
Rechters ghebruycken practijck om Appel te ontgaen 397-421.
Rechters tot Atrecht, worden van den Procureur Generael van den Koningh van Vranckrijck gheciteert, om voor het Parlement haer te komen verantwoorden 399-425.
‘t Hof van Parijs neemt informatie van ‘t doen des Rechters tot Atrecht, en haelt uyt de gevangenis na Parijs, de Heer van Beaufort 402-427.
Oock andere 406-435.
Der Rechteren grouwelijcken handel wordt ‘t Parlement vertoont 405-435.
Recht-plegingh binnen Atrecht door Commissarissen van Parijs 407-437.
Guiliame le Febure wordt vry ghekent, moghende sijn Recht vorderen, om sijn Eere verbetert te hebben 408-437.
Rechters van Atrecht worden door den Bisschop afgheset, die niet toestaet ‘t ghene sy aengaende de Tooverye hadden gedaen 410-441.
[pagina 438]
[p. 438]
De Rechters verlaten Atrecht, om des volcks haet 411-443.
Der Rechters valscheydt ende boosheydt, ende de onnooselheydt en onschuldt van de ge-executeerde ende noch ghevangenen wierdt openbaer door dat middel, Guiliame le Febure, Schepen van Atrecht, beschuldight van Tooverye, vlucht, gaet tot Parijs in de Gevangenisse om hem tegen sijne beschuldigers te verantwoorden 396-419. 398-423.

S.

Salve, Smeeren met Toover-zalve en haer kracht 90-32. 93-34. 94-35. 97-38.
Dat dit leugenachtig is 110-49. 147-116. 361-361.
Hoe de Smeer-zalve ghemaeckt wordt 145-111. 356-351. 388-405.
Onmogelijckheydt van soodanige kracht 147-116. 361-361.
Scheppinge is een werck Godts, niet des Duyvels 157-62.
Godt heeft de Duyvel geen lichaem geschapen, noch de Duyvel kan hem selfs gheen lichaem scheppen, reden 84-23. 151-120.
Datter Tooversieckten zijn, wordt bekent 247-207.
Zegenen in Tooverye 52-134.
Maniere van zegenen 196-63.
Van die gedwongen wierden te zegenen 265-188. 271-200.
Strafbaer te zijn wordt toegestaen, die menschen of beesten met vergift beschadigen 322-300

T.

Toovenaers ende Tooveressen zijnder altijdt geweest 1-2.
[pagina 439]
[p. 439]
Wie onder de Toovenaers gherekent moghen worden 15-48.
Wie Toovenaers in de heylige Schriftuure ghenoemt worden 168-22.
Toovenaers van Paulus beschreven 35-94.
Toovenaers en Tooverye is altijdt geweest 16-52.
Wat Tooverye is, na des Autheurs gevoelen 16-50.

Verscheyden soorten van Tooverye.

Als mirakelen doen. 18-60.
Waerseggen of voorseggen 23-75.
Afgoderye 29-82.
Gewaende Tooverye maer uyt natuurlijcke oorsaecken 137-99.
Nieuwe Tooverye van de Smeer-zalf in de Heylige Schriftuure niet bekent 106-41.
Tooverye in de Schriftuure vermelt is, als men met vergift om gaet, om door vergifs bereydinghe yemandt leedt te doen, ‘t zy in onvruchtbaerheydt, verkorting van leven, of om sijn verstandt en sinnen te bederven 190-57. 191-59.
Bedriegerye is Tooverye 203-78. 335-326.
Niet lijdelijck maer werckelijck 204-80.
Tooverye wordt in de Schriftuure genoemt dat bedroch, daer men met Goddelijcke dingen spot, en is de aldergrootste soorte van Tooverye 47-126.
Dit bedroch wordt beschreven 47-126. 64-154. 335-325. 326.
Toovenaers zijn Landtloopers 30-84. 116-57. 240-241.
Item, bedriegelijcke Medicijn-meesters, exempelen van soodanige 241-242. 276-207.
Toovenaers zijn die bedrieghelijck met Goddelijcke dingen spelen 158-10. 291-245.
[pagina 440]
[p. 440]
En datse doen, niet en doen door Godt of den Duyvel, maar door eygen wille ende boos voornemen 158-8.
Nader bewijs 158-10.
De grootste Toovenaers zijn onder de Kerckelijcke en Gheestelijcke persoonen, wanneerse boos van leven zijn. Item, hoe die met de Schriftuure omgaen 317-193.
Bodijn een geleert man is selfs een Toovenaer gheweest, bedroghen zijnde, heeft veel onnosele om ‘t leven gebracht 17-54.
Dat onder Tooverye te straffen, dickmael de alderbooste Tooverye is bedeckt geweest 87-27.
Egyptische Toovenaers, haer bedroch 18-60.
De Tooveresse tot Endor, haer bedroch 23-75.
Toovenaer was Manasse 29-81.
Die haer met Tooverye behelpen, hebben ‘t altijdt met Godts-dienst bedeckt 294-252.
Soo is altijdt gedaen van Heydenen, Joden, en Christenen 294-253.
Daer in volgende de aert der Duyvelen 294-255.

Exempelen van bedriegelijcke Tooverye.

Dirrickjen Gerrits, tot Haerlem 49-134.
Dese Tooverye ontdeckt ende gheholpen 53-136. 59-146.
Item, vande Butter, tot Haerlem 159-14.
Jan van Gochs kinderen, een merckelijck exempel, tot Haerlem 242-149.
Dese Tooverye ontdeckt 245-157.
Sententie van de Magistraet 255-173.
Item 258-176.
Een Man in de Geerstraet tot Haerlem, hem veynsende een ellendige quellingh te hebben 270-193.
Abraham Joris, tot Haerlem 295-258.
[pagina 441]
[p. 441]
Dese Tooverye ontdeckt 306-279.
Sijn Schriftelijcke bekentenisse 307-279. 311-287.
Bedrieghelijcke Tooverye t’ Amsterdam, met braecken van Spellen, die ontdeckt en geholpen 268-193.
Wat het verschil is, over de questie van Tooverye 322-300.
Kort verhael van de redenen, teghen de ghewaende Tooverye, Nachtmerrye, veranderen in beesten, Weer-maecken 314-289.
Datter een kunst van Tooverye is, die van de Duyvel wordt geleert, waerom veele van de Rechters zijn veroordeelt, wordt bewesen  
Ten eersten, om dat veel Autheuren segghen, hoe dat verbondt maecken met den Duyvel toegaet 70-8. 71-10.
Dit wordt ontkent 69-3.
Wordt in de Schriftuure niet gevonden 70-7.
Vorder redenen 72-11.
Dat het quaedt dat de Menschen doen, niet en komt uyt het verbondt met den Duyvel ghemaeckt 190-58.
De reden is, om dat in der Duyvelen noch in der Menschen macht niet en is de krachten te veranderen, die van Godt in de stoffen zijn ingheschapen 190-59.
Noch kan in de stoffe noch woorden niet wesen 193-62.
Dat in de kunst van Tooverye, yet Goddelijcks niet kan wesen, of dat boven de natuure en ‘t vermogen des Menschen gaet 207-87.
Ten tweeden wil men de Tooverye bewijsen, uyt de willighe bekentenisse, van die sulcks segghen ghedaen te hebben 71-8. 85-24.
De onwaerheydt hier van wordt uyt de omstanden getoont 85-25.
Oock uyt de leughenachtigheydt, datse de Duyvel
[pagina 442]
[p. 442]
voor sijn achterste kussen, en met hem wellust des vleeschs bedrijven 87-27.
Exempelen van de bekentenisse eener oude Vrouwe tot Meenen, ghenoegh betoonende te komen uyt bedwelmde herssenen 323-300.
Hebben oock meest altijdt ten laetsten ontkent datse eerst bekent hadden 366-373. 389-405.
Ten derden, wil men de Tooverye bewijsen uyt de straffe diese daerom hebben geleden 71-8.
Dese straffe (jae tyrannye) wordt betoont gheschiedt te zijn als de Wereltlijcke Heeren, de gierighe en schijndeughdelijcke Geestelijckheydt te veel betrouwden 394-345.
Ende dit wort bewesen met het exempel tot Atrecht, dat wijdtloopigh verhaelt wordt: namentlijck, hare bekentenissen met den pijnbanck afgedwongen, ten laetsten altijt wederroepen 353-349. 389-405.
De bekentenissen openbaer gelesen 355-351.
Wederroepense, seggen bedrogen te zijn 358-355.
Bewijs-redenen, dat de Confessien onwaerachtigh zijn, ende dies weghen de Sententien valsch ghewesen 360-358. 360-361.
‘t Gevolgh van dese daedt in andere 362-363.
Beschuldighde, sonder verhoort te zijn, verbrandt 363-365.
Ja sonder van de Wereltlijcke Rechter ondersocht te worden 366-370. 388-405.
In noch andere 368-377.
Teghen die vluchten procedeert men als verwonnen 371-379.
Een Man als Toovenaer verbrandt, beschuldight sijn Vrouwe als Tooveres, doch sy wordt los ghelaten 578-387.
Bewijs van ‘t verschil in eenige Sententien 386-403.
Een veelmael ghepijnight, bekende noyt, als hy uytbreeckt, oordeelen hem schuldigh, maer door veel
[pagina 443]
[p. 443]
voorbiddens, condemneren hem in een 20 jarighe ghevanghenisse 392-411.
Als eenige Vrienden van Vermoghende voor ‘t Parlement tot Parijs appelleren, worden verscheyden los gelaten, waer van sommige al bekent hadden, andere niet 392-413. 393-415. 394-417.
Eenighe vluchtende worden inghedaeght, maer niet komende, worden als verwonnen Toovenaers ge-excommuniceert 398-421.
Dese Excommunicatie van ‘t selve jaer weer-roepen 398-423.
Alle ghevangens worden ontslagen, maer het Proces ofse tot haer schuldt of onschuldt gevangen waren, bleef hangen 407-435.
De ge-excommuniceerde komen weder met Brieven van den Paus, stellen haer ter purge, blijven ongestraft 409-439.
Naer 30 jaren procederens komter Sententie van het Hof, alle voorgaende handelingen worden tot niet gedaen, de Luyden in haer naem en goet herstelt, de Rechters gecondemneert 413-447.

V.

Veranderen van den Duyvel, in Bock, Aep of Mensche, is ongeloovelijck 21-69. 100-38. 119-67.
Mede is ‘t ongeloovelijck, de Toovenaers in Wolven, ende de Tooveressen in Katten veranderen 154-126. 175-5. 160-16.
Dit wordt bewesen 161-18. 167-22. 171-28.
Geschiedt altijdt in verre Landen 196-26.
Historie van veranderingh, ende des selfs onwaerschijnelijckheydt 184-48. 185-50. 51.
Veranderingh in de natuure kan de Duyvel niet maken, daerom is ‘t valsch dat men van ‘t verknopen des nestelinghs seydt 234-132.
[pagina 444]
[p. 444]
Duyvel, Enghel, noch Mensche, konnen ‘t secreet der natuuren niet veranderen, noch van gewassen, mineralen, &c. 257-207. 359-357.
Dit kan niemandt doen dan Godt 182-42.
Hoe Nebucadnesar verandert is 187-53.
Bewesen met een exempel deses tijdts 189-54.
Verbondt maecken met den Duyvel is uyt de Schrifture onbewijselijck 83-21.
Is rasernye van kranckhoofdighe menschen, of door de Pijnbanck afgedwongen 83-21. 85-23.
Is onmogelijck 84-23.
Nader bewijs 89-29.
Vervoeren en kan de Duyvel den mensche niet, noch met lichaem en ziele, noch de ziele uyt het lichaem 143-105.
Vliegen door Smeer-zalve 93-34.
Door kracht van woorden 100-40.
Voorseggingen 57-142.
Konnen niet geschieden als door Godts Geest 26-78.
Is meest bedroch 31-86. 43-116.
Dat de jonghe Dochter Acto. 16. niet door Godts Geest, noch door de Duyvel heeft voorseyt, maer met bedroch omgegaen 35-96. 36-98.
Vraghen die de Rechters willen beantwoordt hebben. 327-308.
Vrouwen sieckte is oorsaeck van veel quellinge 136-97. 137-99.

W.

Waerseggen een deel der Tooverye 48-126.
Van de Waerseghster tot Endor 23-78.
Van ‘t waerseggende Meysken, Acto. 16. 35-96.
Waerseggers haer bedriegherye 39-106. 107.
En wreedtheydt 40-110. 41-112.
Wesens veranderingh is alleen in Godt te soecken 19-62.
[pagina 445]
[p. 445]
Wetenschap, hoe de Tooverye geschiedt, is niet schadelijck 18-58.
Noch oock het lesen van Toover-boecken 20-68.
Weer-maecken, ende Windt te verkoopen is maer valsheydt, ‘t strijdt tegen de Schriftuure, en is niet in ‘s menschen vermogen 208-89.
Weer en Windt verkoopen van de Laplanders en Finnen, is maer bedroch 227-116. 227-118. 119. 228-121.
Godt is Autheur van Windt 208-91.
Godt maeckt Reghen ende Windt, gheen Vrouwen 348-343.
Onwaerheydt van ‘t Weer-maecken der Vrouwen wordt bewesen, daerom een valscheydt des Rechters dat ondersocht wordt 215-109. 221-111.
Ondersoeck, dat men niemandt met woorden helpen noch schaden kan 196-64.
Dit kan niet zijn, noch ten aensien van de persoonen, noch van de woorden, anders soude Godt een Dienaer des Duyvels zijn 197-64.
Strijdt oock teghen de Goddelijcke aert, en Christelijcke reden 198-66.

E Y N D E .


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken