Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De woeste avonturen van de Bokkerijders (1972)

Informatie terzijde

Titelpagina van De woeste avonturen van de Bokkerijders
Afbeelding van De woeste avonturen van de BokkerijdersToon afbeelding van titelpagina van De woeste avonturen van de Bokkerijders

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.84 MB)

Scans (21.64 MB)

ebook (6.06 MB)

XML (0.38 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/geschiedenis/tijdsbeeld(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De woeste avonturen van de Bokkerijders

(1972)–Theo Pasing, Ger Ramaekers–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 7]
[p. 7]

I

Een korte geschiedkundige schets is nodig om een indruk te krijgen hoe in die tijd de maatschappij georganiseerd was, hoe de justitie werkte en hoe de bende ontstond.

Limburg is in de middeleeuwen versnipperd in talrijke kleine staatjes, waarvan sommige zijn blijven voortleven tot de Franse Revolutie. In het najaar 1794 veroverden de Sansculotten ons landje en maakten zodoende een einde aan eeuwenoude toestanden en rechtsinstellingen. Er waren verschillende zelfstandige heerlijkheden, zoals Sittard, Valkenburg en Daelhem. Midden- en Noord-Limburg behoorden gedeeltelijk tot het overkwartier van Gelder en Gulik. De politieke toestand werd bijna onontwarbaar door een groot aantal kleine heerlijkheden, die daar tussen verspreid lagen, zoals Thorn, Wittem, Stein en Elsloo. De hertog van Brabant, Karel de Vijfde werd tevens Heer van de Brabantse Landen van Overmaas. (Het oude Hertogdom Limburg werd meestal aangeduid als: ‘De Landen van Overmaeze’).

De veldtocht van Frederik Hendrik in 1632 bracht de gehele Maasstreek in de macht van de Hollandse Republiek. Voor de situatie in de landen van Overmaas werd pas in 1661 een definitieve regeling bij het Partage Verdrag getroffen. Economisch was de situatie erg slecht. De versnippering van het gebied, vooral in Zuid-Limburg, maakte politietoezicht zeer moeilijk. Tengevolge van de verarming nam de onveiligheid schrikbarend toe.

De voornaamste bron van bestaan was het landbouwbedrijf, dat in die tijd uitermate slecht ging. In de eerste helft van de achttiende eeuw brak de veepest uit, die een verschrikkelijke verwoesting onder de veestapel aanrichtte. Juist deze armoede, mede in de hand gewerkt door zware oorlogsschattingen, fourageringen en inkwartiering van doortrekkende troepen deed de geruïneerde landslieden naar de alcohol grijpen. Het begin van wat de gruwelijkste tijd in Limburg zou worden brak aan. De tijd was rijp voor het ontstaan van de eerste bende van de Bokkerijders. Gewoonlijk verdeelt men het optreden van de Bokkerijders in drie perioden. Dit is niet geheel juist. In feite is er maar één periode van 1732 tot 1776, waarin de Bokkerijders opereerden. Gemakshalve kan men deze tijd echter in twee perioden verdelen: de tijd van de eerste bende van 1732 tot 1743 en de tijd van de tweede

[pagina 8]
[p. 8]

bende van 1755 tot 1776. In een tussenstadium van 1749 tot 1751 was er nog een bende, die voornamelijk in Schinnen, Geleen en omgeving optrad. Deze tussenperiode kan bij de eerste bende gerekend worden, omdat de meeste leden voornamelijk uit de eerste bende afkomstig waren. De Bokkerijders opereerden in Zuid- en Midden-Limburg en de aangrenzende Duitse en Belgische gebieden. Het operatieterrein lag ongeveer tussen Roer en Maas, op Belgisch gebied vanaf de Maas tot achter Diest in Belgisch Brabant. Het dorpje Wellen kan tot een centrum gerekend worden.

 

Over het ontstaan van de naam Bokkerijders is niets met zekerheid te zeggen. Volgens overleveringen zouden de bendeleden zich op hun nachtelijke tochten gezeten op bokken verplaatsen. De bendeleden hebben dit volksgeloof nooit tegengesproken, maar het voor hun plannen misbruikt. In hun eigen organisatie noemen ze zich echter nooit Bokkerijders, maar gesellen, kameraden of complicen. Voor de justitie is het een ‘goddelooze bande, bezwoorne bande of vloekgespuis’. Een andere verklaring voor de naam is, dat bij de eed, die ieder, die tot de Bokkerijders toetrad moest afleggen, een zilveren bok werd gebruikt. In 1773 werd in Heerlen verteld, dat Loesche Katrien (Catharina Ruyters) een oude vrouw die als dievegge naam had gemaakt, levend op een bok gezeten verbrand zou worden. Vele nieuwsgierigen stroomden naar de gerechtsplaats. Ze werden echter hevig teleurgesteld, omdat de vrouw niet verbrand, maar verbannen werd.

 

De justitie bestond uit een schepenbank of schepengerecht. In de schepenbank hadden zitting een schout en schepenen. Een schout is te vergelijken met de huidige officier van justitie. De schepenen wezen recht volgens eeuwenoude gebruiken. Zij waren de bestuurders en wetgevers van de bank en tevens de uitvoerders van de verordeningen. Tot schepenen werden de aanzienlijkste mannen uit een bank benoemd. Zij vergaderden om de veertien dagen. De vergaderingen heetten genachtingen. In de tijd van de Bokkerijdersprocessen was het vaak nodig een buitengewone genachtedag te houden. In de processtukken staan ze aangeduid als extraordinairie. De griffier of secretaris was belast met het hele schrijfwerk. Hij las de veroordeelden onder de galg het vonnis voor. Hij woonde de executie bij en maakte in het proces een aantekening, b.v. ‘publicatum et actum’ of, zoals in het vonnis van Christiaan Geilen, alias Moutheuvelsvänger van Kaalheide: ‘publicatum ter plaetse van crimineele Justitie op den Nullanderberg den 16 Xbris 1744’ (16 december 1744). De gerichtsbode was belast met de besteldienst, de dagvaardingen, afkondigingen aanplakken op de

[pagina 9]
[p. 9]

kerkdeuren en het arresteren van misdadigers met behulp van de schutten van de schutterij.

De tortuur of pijniging dateert uit de oudste tijden. Ze werd door het schepengericht aangewend om personen, die verdacht waren van de zwaarste misdrijven en waarop de doodstraf stond, tot een bekentenis te dwingen en hun eventuele bondgenoten te noemen. Men moest dit doen omdat het regel was, dat niemand ter dood veroordeeld kon worden, die niet bekend had. Een uitzondering werd daarop gemaakt bij de chirurgijn Kerckhoffs, die als leider van de Bokkerijders bekend is geworden. Hij heeft geen bekentenis afgelegd en is toch ter dood veroordeeld. Er golden strenge voorschriften bij de aanwending van de tortuur. De lichaamsconditie van de beklaagde moest in aanmerking genomen worden. Tot personen, die niet getortureerd mochten worden, behoorden zwakzinnigen en zwangere vrouwen. Men moest rekening houden met de te stellen vragen en de tortuur mocht niet herhaald worden. Had immers een beklaagde de tortuur doorstaan zonder te bekennen, dan moest hij vrijgelaten worden. De bekentenis op de stoel van de tortuur afgelegd moest binnen 24 uur door de beschuldigde bevestigd worden. Dat moest buiten de tortuurkamer gebeuren, vrij van boeien en banden. Men noemde dit de ‘recollectie’. Herriep de beklaagde bij de recollectie zijn bekentenis dan kon de tortuur herhaald worden zo vaak als de justitie dit nodig achtte. De tortuur werd gewoonlijk voorafgegaan door een zogenaamde territie, het schrik aanjagen van de beklaagde. De territie bestond hieruit, dat de beklaagde in de folterkamer werd gebracht, waar hem de laatste keer gevraagd werd de waarheid te bekennen. Hij werd geconfronteerd met de scherprechter (beul) die hem de folterwerktuigen toonde en ze hem zelfs even aan den lijve liet voelen. Volgens voorschrift ging aan de ondervraging op de tortuurstoel een tijd van 16 uur vooraf. In die tijd kreeg de beklaagde niets te eten om zijn weerstand te breken. Bekende de beklaagde niet bij de territie, hetgeen bijna nooit is gebeurd, dan begon de foltering. Hierbij moest steeds een beëdigd chirurgijn aanwezig zijn. De dokter had de taak te zorgen dat de gepijnigde tijdens de foltering en ondervraging niet te zeer verzwakte. Ook diende hij de verwondingen te verbinden en te genezen.

De folterwerktuigen hebben hun uitwerking ook op de Bokkerijders niet gemist. Vele bendeleden hebben er op een bijna onmenselijke manier mee kennis kunnen maken. Een van de geliefdste instrumenten waren de duimschroeven. Ze bestonden uit een soort ring in twee helften, die om de duim werd gelegd. Beide helften werden dan met een vleugelmoer aangedraaid, zodat de gewrichten op een bijzonder pijnlijke manier samengeknepen

[pagina 10]
[p. 10]


illustratie

[pagina 11]
[p. 11]

werden. De Spaanse stevelen waren ijzeren schachten, die uit twee helften bestonden. De beklaagde gezeten op de tortuurstoel moest er zijn blote benen in steken. Zijn omhoog geheven armen werden achter hem aan de muur vastgemaakt. Met een soort drukpers werden de ijzeren schachten dan bijeengeknepen. Natuurlijk geen prettige ervaring. Men gebruikte ook graag de stroppade of wipgalg. Hierbij werden de armen op de rug gebonden. Aan de voeten werden zware gewichten gehangen. Met een touw, dat over een katrol liep, werd de beklaagde aan de armen omhoog getrokken. Meestal kreeg hij dan ook nog 25 of 50 slagen met een roede op zijn ontblote rug. Het slachtoffer bleef soms uren zo hangen.

De stroppade was een levensgevaarlijke foltering, omdat de inwendige organen hiervan veel te lijden hadden. Dat deze foltering de meest pijnlijke was bewijst het feit, dat de Bokkerijders, die de duimschroeven en Spaanse stevelen hadden doorstaan, meestal bij de stroppade bekenden. De tortuur heeft ook vaker aanleiding gegeven tot misbruik. Personen, die valselijk aangeklaagd waren, bekenden op de pijnbank dingen, die zij helemaal niet hadden gedaan. Liever kozen ze de korte pijn aan de galg dan de urenlange helse folteringen van de tortuur.

De justitie is echter in die tijd niet altijd even bloeddorstig opgetreden. Er is een geval bekend van de 18-jarige Joannes Hennix uit Spaubeek, die ervan beschuldigd werd met zijn vader Michel en zijn broer Peter lid van de Bokkerijders te zijn. Bij het eerste verhoor ontkent hij natuurlijk alles. Met zijn vader geconfronteerd, zegt deze: ‘Jung, val op dien kneeën veur de heiren en bid om vergiffenis en zeg das doe in dyne jonkheid daertoe gekomen bis en bid dat de heiren dig mogen barmhartig zijn’. Dit deed Joannes. Hij viel op de knieën en smeekte om vergiffenis. De schepenen van Geleen pleitten daarop voor een mildere straf. De toegevoegde rechtsgeleerden konden een mildere straf dan de galg echter niet goedkeuren en dus werd Joannes opgehangen aan de galg aan de Raadskuil te Lutterade op 23 augustus 1751.

Een ander geval is uit Schaesberg bekend. In 1757 werd een zekere Nacken door enkele belhamels, die dronken van de kermis in Nieuwenhagen kwamen, doodgeslagen.

Een zekere Eerens werd ervan verdacht de dodelijke slag te hebben toegebracht. Hij werd verhoord, waarbij hij ook op de pijnbank terecht kwam. Bij de recollectie zei hij: ‘Ik heb het niet gedaan, maar ik laat me geen pijn meer doen. Liever zal ik zeggen wat gij hebben wilt, ja, ik heb het gedaan, maar dit moet ik zeggen, omdat ik geen pijn meer kan verdragen’. Door schout en schepenen werd hiervan gewetensvol akte opgemaakt. De toegevoegde rechtsgeleerden adviseerden wederom de doodstraf, die ook werd uitgevoerd.

[pagina 12]
[p. 12]

Er wordt weleens beweerd, dat het zo'n vaart niet liep met de Bokkerijders. De diefstallen waren in verhouding niet zo talrijk. De opbrengst voor de gewone bendeleden was zeer gering. De mening is zelfs geopperd, dat de grootste schuldigen niet de dieven waren, maar de rechters. Zij verrijkten zich met de goederen van de geëxecuteerden en ze konden zoveel bekentenissen afdwingen op de pijnbank als ze zelf maar wilden. Bovendien valt het op, dat het schema van de processen altijd hetzelfde is. Het tegendeel is echter waar. De Bokkerijders zijn een gruwelijke bende geweest. De eerste bende heeft zich alleen al schuldig gemaakt aan 150 diefstallen, waaronder 40 kerkdiefstallen met heiligschennissen, een reeks moorden, mishandelingen enz.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken