Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het recht ontkleed (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het recht ontkleed
Afbeelding van Het recht ontkleedToon afbeelding van titelpagina van Het recht ontkleed

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.06 MB)

Scans (7.36 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het recht ontkleed

(1966)–François Pauwels–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 23]
[p. 23]

III

Die oom Felix was een geheel ander type dan zijn vader. Een slanke, jeugdig uitziende man, altijd zorgvuldig gekleed en gesoigneerd. Vroeger was hij het ideaal van de dwepende jongedames, maar aan trouwen deed hij niet. Over het waarom liet hij zich niet uit. Hij had een huishoudster die al jaren in zijn dienst was en met hem aan tafel at. ‘Juffrouw Jo’. Zij verzorgde de notaris met een jaloerse accuratesse. Z'n overhemden naar de wasserij? Daar begon ze niet aan! Altijd te veel of te weinig stijfsel en nooit zo stralend wit als waar zij toe in staat was. En koken?... Nu ja, een kip braden, dat is geen kunst, maar haar zo toebereiden dat ze niet vet is en geurend neerligt in een rinzig sausje van ‘preiselbeere’, daartoe was alleen zij bij machte.

Oom Felix liet zich dit alles aanleunen, zonder enige geestdrift te tonen. Wel had hij haar eens bij een glas prima Bourgogne toevertrouwd dat ze in zijn testament stond en haar toekomst verzekerd was. Ook wat de praktijk aanging, deed de notaris het kalmpjes aan. Hij kon alles overlaten aan zijn klerk, die de kneepjes en kunstjes van het vak terdege kende. Alleen al de schilderijenverzameling van oom Felix vertegenwoordigde een kapitaal, terwijl er

[pagina 24]
[p. 24]

toch maar een hapstuiver voor was betaald. Dat lag grotendeels aan de onkunde en lauwheid van het veilingpubliek. De notaris nam aandachtig kennis van de nalatenschap voor zover zich daarin kunstwerken bevonden die eigenlijk meer waard waren dan ze leken. Ze waren meestal verwaarloosd, nooit behoorlijk schoongemaakt of gerestaureerd en staken in onaanzienlijke lijsten. Voor dit soort schilderijen had de notaris een bijzondere neus en de altijd dienstvaardige en voor zijn patroon dravende Wezel wist voor dergelijke buitenkansjes een op de veiling niet al te zeer in het oog vallend plaatsje te reserveren, waarna ze via zijn discreet ministerie tegen spotprijzen, geruisloos in het privé-bezit van de notaris overgingen. Ook zijn collectie kristal en oud aardewerk was grotendeels op deze vernuftige techniek gebaseerd, waardoor in de loop der jaren zijn huis op een klein museum begon te lijken. Toegegeven moest worden dat het resultaat van zijn kunstzinnigheid in het niet verdween bij de bedragen die hij als bewindvoerder in nalatenschappen en als executeur-testamentair wist te veroveren. Evenmin als zijn broer Theo was hij van huis uit gefortuneerd. Aanvankelijk bewoonde hij een bescheiden huurhuis in een middenstandsbuurt, geflankeerd aan de ene kant door een zaak in feestartikelen, waaronder neuzen, maskers en schitterend nagebootste menselijke faecaliën en aan de andere door een handel in vogels, kooien en zangzaad.

[pagina 25]
[p. 25]

Aan deze, op de etalageruit bescheiden aangeduid als ‘Natuur-Historisch Instituut’, dankte de jonge notaris zijn relatie met de oude, zeer gefortuneerde freule Roestraeten. Het kwieke dametje met haar spierwit haar en vogelachtige haakneus leek zelf enigszins op een kaketoe en hield er een volière op na waarvoor ze het benodigde in het ‘Instituut’ kwam kopen. Hierdoor had ze geregeld uitzicht op het naambord van notaris Severus, gedistingeerde gouden lettertjes op een plaat van zwart glanzend steen. Ook had ze hem wel zijn huis zien binnengaan en werd dan getroffen door zijn voorname en elegante verschijning. In de loop der jaren had ze een heilzame afkeer opgedaan van advocaten, notarissen en doktoren, lieden waarmee je volgens haar zo min mogelijk moest te maken hebben. Toch kon ze er niet steeds buiten. Wat haar gezondheid betrof volstond ze met de drogist, maar voor het voeren van een proces of het maken van een testament kon je de beide resterende categorieën moeilijk ontberen.

En de freule bleef niet gespaard voor procedures en notariële aktes.

De eerste werden veroorzaakt door de steeds weer opduikende narigheden met de huurders of pachters van haar onroerende goederen en de testamenten betekenden de uiteindelijke wraakneming op enkele verre neven en nichten die haar alleen bezochten met het oog op de erfenis.

[pagina 26]
[p. 26]

Hoeveel testamenten had ze al niet laten opmaken en weer herroepen?...

Wat ze zocht was een betrouwbare notaris - wie was er volkomen betrouwbaar?... - die haar met raad en daad kon bijstaan, zodat ze zich geheel aan haar gevleugelde vriendjes kon wijden. De ‘Kaketoe’ behoorde niet tot een bepaald geloof, maar ze was wel bijgelovig. Betekende het wellicht een vingerwijzing van de voorzienigheid dat ze juist door haar liefde voor de vogels steeds op het naambord van notaris Severus werd attent gemaakt, terwijl het beheer van haar in de tonnen lopend bezit steeds moeilijker en gecompliceerder werd. Op een voor notaris Severus althans zeer goede dag besloot ze dan ook, na een ampel bezoek aan het ‘Instituut’, aan de stem der voorzienigheid gehoor te geven en drukte ze vastberaden op de knop onder het deftige naambord.

Ook de notaris geloofde in zijn eigen voorzienigheid, maar op een meer rationele wijze dan het voorname dametje tegenover hem.

Voorzichtig stelde hij zijn belangstellende vragen en zijn glimlach werd steeds welwillender. Langzamerhand kreeg hij het overwinningsgevoel van de ontdekker die een eindelijk gevonden schat heeft aangeboord. Toch wist hij zijn begerigheid voortreffelijk te verbergen. Hoe meer inzicht hij kreeg in het enorme vermogen van zijn nieuwe cliënte, hoe onachtzamer hij de cijfers behandelde.

[pagina 27]
[p. 27]

‘Wat is geld als het een voortdurende ergernis betekent voor de eigenaar, freule?...- Daarvoor zijn wij om de juiste adviezen te geven en de zorgen van u af te nemen!...’

Handig wist hij zijn belangstelling in haar persoonlijk leven op de voorgrond te stellen.

‘Ik ben wel veel jonger dan u, maar ik weet wat eenzaamheid betekent! De mensen zoeken alleen je gezelschap als ze beter van je kunnen worden...’ Dit waren de woorden die haar oude hart verwarmden en haar habitueel wantrouwen geleidelijk deden afnemen.

Al was ze reeds de zeventig gepasseerd, haar sympathie voor deze geduldige adviseur toverde een blosje op de perkamentkleurige wangetjes en een twinkeling in de slimme oogjes die haar jonger maakten.

De welwillende notaris wist zich onmisbaar te maken. Na enige jaren bedisselde hij alles voor haar. Zelfs de drogist wist hij te vervangen, waardoor ze de indruk kreeg dat hij haar als een dierbaar familielid beschouwde.

Geregeld bezocht hij haar in het grote huis te Wassenaar. Daar zaten ze thee te drinken op het ruime terras met het uitzicht op de oude bomen en de bebloemde borders. Hij bewees haar de attenties die een zoon aan zijn moeder besteedt en ten slotte noemde ze hem bij zijn voornaam.

Toen ze ziek werd en in een ziekenhuis moest worden

[pagina 28]
[p. 28]

opgenomen, ging er geen dag voorbij zonder dat hij haar bezocht en bloemen en fruit voor haar meebracht. Het wonderlijke feit deed zich voor dat hun jarenlange zakelijke verbondenheid ook bij hem een gevoel voor de cliënte deed ontstaan, dat niet uitsluitend te danken was aan de prompte en royale wijze waarop ze al zijn gepeperde declaraties betaalde.

Hij voelde zich een beetje geadeld door zijn vertrouwelijke omgang met het freuletje, waarvan hij de bedelaars en soortgelijke parasieten in de familie op een afstand wist te houden.

Toen ze eindelijk overleed en hij aan de groeve stond, was hij werkelijk ontroerd, een ontroering die nog groter werd toen hij enige tijd later door een collega werd opgebeld met de mededeling dat freule Roestraeten hem tot universeel erfgenaam en executeur over haar nalatenschap had benoemd. Zo verhuisde hij in gezelschap van de onafscheidelijke ‘juffrouw Jo’ naar een gerieflijk huis in een der moderne villawijken, waarin ook zijn schilderijencollectie en die van het porselein en oud aardewerk meer tot hun recht kwamen.

Nu zat hij op zijn eigen terras en zag met welgevallen toe hoe de tuinman z'n grasmachine over het gazon voortduwde en de paden bijharkte. Armoede wekt hebzucht, maar rijkdom maakt menigmaal edelmoedig. Hij kreeg behoefte zijn weelde aan anderen te tonen. Op ‘juffrouw Jo’ maakte de nieuwe

[pagina 29]
[p. 29]

omgeving maar weinig indruk. Ze keek zelfs wat nors, omdat er veel meer te doen viel.

Toen hij er over repte meer vrouwelijke hulp aan te nemen werd ze bits. ‘An mijn lijf geen polonaise! - Hoogstens een werkster en anders...’ De notaris begreep wel wat dat ‘anders’ betekende en sprak er verder niet over.

Nu begon hij zich werkelijk eenzaam te gevoelen. Trouwen?... Die remedie leek hem erger dan de kwaal.

Hij zocht meer contact met zijn broer Theo en zijn aanbod eens te komen logeren, werd door deze gretig aanvaard.

Het experiment viel tegen. De kadasterman sprak niet veel en scheen onder de scheiding van z'n treintjes gebukt te gaan, terwijl z'n vrouw met afgunstige ogen rondkeek en voor ‘juffrouw Jo’ niet voldoende eerbied kon opbrengen. De enige die in zijn smaak viel, was de kleine Guido. Hij zat in de eerste klas van het gymnasium en tussen vader en oom werd diepzinnig gediscussieerd of hij dokter of advocaat moest worden. Theo voelde meer voor het eerste, maar de notaris raadde met klem de rechtenstudie. En dan het notariaat! Als kandidaat was er altijd plaats voor Guido op zijn kantoor. In de toekomst misschien als associé!... De jongen zelf had geen enkele voorkeur. Hij was intelligent en leerde gemakkelijk, maar voor dokter leek hij z'n oom wat te indolent. Het verdiende de voorkeur hem maar

[pagina 30]
[p. 30]

eerst op de meesterstitel los te laten. Dan kon ie nog altijd iedere richting uit!

‘Maar de kosten van vestiging...’ opperde Theo. Z'n broer begon geheimzinnig te lachen, echter zonder enige positieve toezegging te doen. Die glimlach was voldoende voor Theo om zich zelf en zijn vrouw op de achtergrond te houden, maar de band tussen oom en neef zoveel mogelijk te verstevigen.

Zo werd het een gewoonte dat Guido'tje geregeld bij oom Felix kwam logeren.

Hij had er zijn eigen kamertje met uitzicht op de tuin. De jongen was helemaal niet romantisch aangelegd, maar hij vond het een verademing niet altijd geconfronteerd te worden met het vervelende treinemplacement en z'n beide zwijgzame ouders. De goed onderhouden tuin wekte bij hem generlei natuurliefde, maar verhoogde z'n gevoel van eigenwaarde. Wanneer hij wilde kon hij er z'n toevlucht nemen en in een luie stoel gezeten zich bezighouden met z'n lievelingslectuur: het detectiveverhaal. Ook daarin vond hij iets terug van wat hij het meest begeerde: het uitoefenen van een zekere macht over je medemensen.

Betekende het geen macht wanneer de meesteerspeurder door zijn scherpzinnigheid en doorzettingsvermogen de geheimzinnige moord tot oplossing wist te brengen en de misdadiger achter slot en grendel?... Hij vertelde het niemand, zelfs niet aan ‘juffrouw Jo’ die hem vertroetelde, maar later wil-

[pagina 31]
[p. 31]

de hij bij de politie. Daar kon je de macht laten gelden die hij heimelijk ambieerde. In een vechtpartijtje met zijn schoolmakkers had ie zich nooit gemengd. Hij nam liever de vlucht dan het risico van een bloedneus, maar was ie eenmaal inspecteur van politie, later misschien zelfs commissaris, dan kon hij zich laten gelden en anderen bevelen, die zijn orders hadden op te volgen...

Tot de feestdagen behoorde zijn bezoek aan het circus, waarop ook oom Felix verzot was. Deze voornamelijk omdat hij, de notabel, in het oog viel en minzame groetjes kon uitdelen aan de naburige logés waarin zich kennissen van rang en stand bevonden.

Guido stelde hoofdzakelijk belang in de zweepknallende onverschrokkenheid van de dierentemmers en de levensgevaarlijke toeren van de in de nok van het gebouw aan hun trapezes zwevende acrobaten.

Voor de dames daaronder had hij een speciale bewondering. Van de opwindende componenten dezer bewondering gaf hij zich nog geen rekenschap. Het ging er niet alleen om dat ze haar manlijke collega's in stoutmoedigheid evenaarden, maar haar uitzonderlijke kledij, de nauwsluitende maillots en hun sierlijke en uitdagende bewegingen, wekten een blos in zijn wangen, waarvoor hij zich een beetje schaamde.

Toch had oom Felix het in de gaten. Na afloop vroeg hij met een ietwat spottend lachje:

[pagina 32]
[p. 32]

‘Wat vond je nu wel het mooiste van de avond?...’ Nog in de gloed van zijn vervoering flapte Guido er uit: ‘Die dame met het blauwe broekje!...’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken