Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het recht ontkleed (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het recht ontkleed
Afbeelding van Het recht ontkleedToon afbeelding van titelpagina van Het recht ontkleed

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.06 MB)

Scans (7.36 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het recht ontkleed

(1966)–François Pauwels–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 33]
[p. 33]

IV

Guido werd student. Er bestaat nog een foto van, waarop hij staat afgebeeld als bestuurslid van zijn dispuut. Voor de wit-gedekte tafel, waarop een geheimzinnige beker, een kom en twee brandende kaarsen, zaten op de grond een aantal pas toegetreden leden van het dispuut. Ze waren in rokkostuum en op het nauwelijks aangegroeide haar van hun kaalgeschoren koppen prijkte de studentenbaret.

Achter de tafel echter stonden de voorzitter en zijn medebestuursleden, allen gehuld in zwarte toga's. Het maakte de indruk van een veemgericht. Ze keken dreigend of zeer ernstig. In het midden Guido Severus. Zijn blik was zwaar van een verheven plichtsbesef, geheel de magistraat die het niet helpen kan dat hij zo straks een doodvonnis zal moeten uitspreken.

Hij was niet bemind bij zijn collega's, maar wel gezien om zijn scherpzinnige, gelijk echter wat zalvende wijze van debatteren. Drinken deed hij matig. Hij scheen altijd op een gelegenheid te wachten om zijn superioriteit te demonstreren. De ‘groenen’ waren banger voor hem dan voor de schreeuwende oproerkraaiers die een stuk in hun kraag hadden. Bepaald beroemd werd ie door z'n ontgroenings-

[pagina 34]
[p. 34]

moppen die altijd iets hadden van een kille wraakoefening.

Eén ervan werd de aanleiding tot een blauw oog, dat z'n machtspositie tijdelijk in gevaar bracht.

Het betrof de zoon van een welgestelde begrafenisondernemer. ‘Hij dient als lijk in onze herinnering voort te leven’, verklaarde Guido. Ziehier hoe hij dat aanlegde.

Het slachtoffer, een nietig ventje, werd op een bepaald uur bij de barbier in de St. Janstraat ontboden, waar hij zorgvuldig werd geblinddoekt en weggevoerd. De tocht ging via talrijke straatjes en stegen naar een steiger, waar hij voorzichtig in een boot werd neergelaten. Onder het zingen van droevige litanieën, geaccompagneerd door het regelmatige plenzen van de riemen in het kabbelende water, bereikte hij een verre oever. Daar wachtte de gevangene een doodkist die hij wel niet zag vanwege de blinddoek, maar die hem duidelijk werd gemaakt door de onheilspellende mededeling dat zijn begrafenis aanstonds zou plaatsvinden. De kist was zodanig geconstrueerd dat men haar kon optillen door middel van een lange door hoofd- en voeteneinde gestoken stok. Zo torsten zijn gezamenlijke pijnigers hem zwijgend maar vastberaden naar zijn laatste rustplaats.

Dat vooruitzicht verontrustte hem evenmin als de gevoelloze klantjes van zijn vader. Wel vond hij het een griezelige komedie, omdat hij zich in het

[pagina 35]
[p. 35]

geheel niet kon oriënteren, maar hij begreep dat niet zijn leven maar wel zijn ontgroening het einde naderde. Het zou nu, evenals bij een werkelijke begrafenis, zonder bloedvergieten zijn afgelopen wanneer niet een der dragers, waarschijnlijk als gevolg van een te grote hoeveelheid ‘groene pommerans’, de stok van zijn wankele schouder liet slippen, met het gevolg dat de kist tegen de grond botste en ook de kale schedel van het lijk.

De opstanding voltrok zich in een stormachtig tempo.

Nog duizelig door zijn onverwachte smak niet in maar op de aarde, rukte de herrezene zijn blinddoek af, greep de stok waaraan zijn stoffelijk omhulsel was getransporteerd en sloeg daarmee als een razende op de deloyale concurrenten van zijn geachte vader in, waarbij één spottend oog van Guido deerlijk werd gekwetst.

Dat was jammer, want Guido werd hierdoor genoodzaakt wekenlang met een verband rond te lopen, hetgeen zijn gezag bij de collega's niet verhoogde, terwijl de populariteit van het levende lijkje sterk toenam.

 

In die dagen stierf zijn moeder. Onverwacht en niemand wist waaraan. Volgens de huisdokter deugde haar bloed niet. Bij haar leven was ze gewoon alles te doen zoals het behoorde, maar het leek meer door en voor haar echtgenoot dan dat het uit een

[pagina 36]
[p. 36]

persoonlijk initiatief voortkwam. Door haar plotseling overlijden trad ze dus eigenlijk voor het eerst op de voorgrond. De stoel onder de schemerlamp met uitzicht op het speelgoedtreintje bleef opeens leeg en vroeg de aandacht. De vader reageerde door de lamp niet meer aan te draaien en zat in de achterkamer. Een vrijwillige werkloze. Al had z'n vrouw van het treintje nauwelijks enige moeite genomen, hij wist tenminste dat er één potentiële toeschouwster was. Nu leek zijn bezigheid bij de wisseltjes en tunneltjes op iemand die een sigaar in het donker rookt. Vandaar dat hij er de brui aan gaf. Volgens Guido: tijdelijk. Bij wijze van rouw of inkeer las hij reisverhalen en gluurde af en toe met een schuine blik naar de verlaten en duistere voorkamer.

Guido was eerst onthutst en daarna werkelijk bedroefd. Niet zozeer omdat hij haar miste, want ze was eigenlijk altijd vrijwel onopgemerkt door het huis gegaan en als student die actief aan het verenigingsleven deelneemt, heb je het tè druk om langdurig te treuren, maar omdat hem nu pas duidelijk werd hoe omvangrijk en efficiënt haar zorgen voor het huisgezin in werkelijkheid waren geweest. Dit inzicht bracht een te late maar schokkende erkenning van haar onmisbare deugden teweeg. Zoals je bij het betrekken van een nieuwe woning soms met spijt aan het comfort en de gezelligheid der vroegere terugdenkt. De dood zelf aanvaardde hij

[pagina 37]
[p. 37]

met de kille vroeg-wijsheid ener in hoofdzaak rationele jeugd. Het noodlot, het stupide noodlot, had hem, in tegenstelling tot zijn meer gelukkige kameraden, onverdiend getroffen. Aanvankelijk vluchtte hij in de beslotenheid van zijn studeerkamer, want de aanwezigheid van zijn vader prikkelde hem. Die klaagde maar over de stank en onsmakelijkheid van het kokseten.

Bij de begrafenis had oom Felix hem te logeren gevraagd. ‘Tenminste als je je vader onder deze omstandigheden alleen kunt laten...’

Bij zijn medestudenten viel de verbittering van hem af. Daar kon hij zich laten gelden. Men waardeerde steeds meer zijn slagvaardigheid en een zekere trots die hem in hun ogen adelde. Er was zelfs sprake van dat hij in de senaat zou worden gekozen. Uit dien hoofde achtte hij zich verplicht zo vaak mogelijk op de sociëteit te dineren, waar het eten goed was en niet duur.

Toen kwam hij 's nachts veel later thuis dan vroeger. Z'n vader maakte hierover geen aanmerking. Die was weer tot zijn speelgoed teruggekeerd. Z'n studie raakte door zijn veranderde leefwijze niet op de achtergrond. Hoewel nog wat slaperig, verscheen hij stipt op tijd op college. Zijn eerzucht gedoogde niet dat hij voor een examen zakte. Ook zijn professoren waren met hem ingenomen. Een jongen die het ongetwijfeld ver zou brengen!...

Toch was er een probleem in zijn leven, waarover

[pagina 38]
[p. 38]

hij tegen z'n kameraden niet dorst te reppen. Het seksuele. Ondanks hun schuine grappen en hun onverhulde uitlatingen wanneer het over de verhouding tussen man en vrouw ging. Je moest de kans grijpen wanneer die zich aanbood, alleen ervoor waken dat je je niet verslingerde aan een mokkeltje, waardoor je toekomst in gevaar kwam. Trouwen, nu ja, dat was een kwestie van later en dan alleen met een meisje van behoorlijke familie met liefst nog een stevig vermogentje. Hij moest natuurlijk niet de brave Hendrik uithangen! Je had 'm nu eenmaal niet gekregen om met piesen te verslijten!... Guido ging op dat soort gesprekken niet in.

Toch was zijn geest er immer mee bezig. Bij het zien van een knappe meid werd hij er zich terdege van bewust een man te zijn. Hij viel in de smaak. Een grote, flink gebouwde kerel, wiens innemende glimlach - in wonderlijke tegenstelling tot zijn ernstige, wat strakke kop - bij allen een gunstige indruk wekte.

Innerlijk werkte zijn schaamte als een rem. Ook de vrees ziek te worden.

Hij kende maar al te goed de jongens die tegen de lamp waren gelopen en daarna achter een glas kwast prijkten in plaats van bier, tot spot en vermaak van de rest.

Dan maar liever surrogaat, in welke vorm ook!...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken