Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het recht ontkleed (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het recht ontkleed
Afbeelding van Het recht ontkleedToon afbeelding van titelpagina van Het recht ontkleed

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.06 MB)

Scans (7.36 MB)

XML (0.23 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het recht ontkleed

(1966)–François Pauwels–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 69]
[p. 69]

IX

De oude Keerijzer - hij naderde de tachtig, - strekte zijn skeletachtige vingers uit naar de behaaglijk brandende kachel, waarin zijn pleegdochter, een omstreeks vijftigjarige vrouw, juist een schep kolen deponeerde. Even was er de rosse gloed van vlammen tegen het witgekalkte plafond. Daarna leunde hij voorzichtig achterover tegen de hoge rug van zijn gemakkelijke stoel. Toch was deze beweging al voldoende om zijn amechtige borstkas in opstand te brengen. Het begon met een diep onheilspellend gereutel, maar hij moest zich aan de armleuningen vastklemmen om de opkomende hoestbui te weerstaan. Als bij een versleten harmonika trachtte hij de lucht in zijn hijgende borstkas naar binnen te werken, maar dat gelukte slechts langzaam en na een uitputtende strijd. Toen de pleegdochter kwam aandragen met een lepel van het bekende stroopje, was hij te vermoeid om direct te kunnen slikken. Ze stond bezijden zijn stoel en wachtte op een rustpauze om de medicijn tussen zijn tandeloze kaken te gieten. Heel voorzichtig, want het was herhaaldelijk voorgekomen dat het geweld van de opstotende hoestbui haar de drank uit handen sloeg.

Troostende of opbeurende woorden zei ze niet.

[pagina 70]
[p. 70]

Daarvoor herhaalden de astmatische aanvallen zich te dikwijls. Het was maar wachten of de oude man erin bleef, of zijn benauwdheid voor de zoveelste maal overleefde. De dorpsdokter, meer openhartig dan bekwaam, had het hem al herhaaldelijk verkondigd: ‘Niets aan te doen, verval van krachten’, maar hij stond er toch van te kijken dat z'n patiënt, hoewel struikelend en worstelend, iedere aanval steeds opnieuw overleefde, omdat z'n sterke hart hem niet in de steek liet. ‘De Keerijzers worden allemaal boven de tachtig, wat ze ook krijgen’, lachte hij flauwtjes, wanneer hij tot rust gekomen in z'n gemakkelijke stoel weer op adem kwam.

Dan lachte Mies, z'n pleegdochter, hem bemoedigend toe en begreep er niets van dat opa, ondanks het verbod van de dokter, behoedzaam, met trillende vingers z'n pijp stopte en net deed of er niets gebeurd was. Alleen het piepen bleef. Een nimmer aflatende herinnering aan het ‘verval van krachten’. De enige die door het beangstigende schouwspel in een stille radeloosheid verviel, was Tonia. Ze had het goed bij de Keerijzers en was werkzaam in de drogisterij, waar ze als hulp van Mies optrad. Toch voelde ze zich als een gevangene. Wanneer ze met de klanten bezig was, had ze afleiding, maar eenmaal terug in de kleine huiskamer met de hoestende oude man in zijn leunstoel en Mies aan tafel met haar onophoudelijk tikkende breinaalden, werd het haar soms te machtig.

[pagina 71]
[p. 71]

In het eerste jaar na haar komst, als gevolg van de door de rechter opgelegde gezinsvoogdij, kwam ze in opstand. Aanvankelijk beraamde ze te ontvluchten, de rechter op te gaan zoeken en hem om genade te smeken. Mies had haar gekalmeerd en een zenuwdrankje toegediend, waardoor ze veel sliep en wat vergeetachtig werd. Toen ze zich op den duur aan het milieu had aangepast, zat ze, zwijgend als de anderen, aan tafel, in het licht van de ouderwetse petroleumlamp en las in een boek uit de christelijke leenbibliotheek. Het was nogal tamme lectuur, waarin de deugd werd beloond en de ondeugd gestraft, maar soms ook betrof het een liefdesgeschiedenis. Dan was ze blij dat haar overdadige, donkere krullen weerszij haar gloeiende wangen bedekten. Lag ze daarna in haar bed op de zolder waar ook het wasgoed te drogen hing, dan griende ze in haar zakdoek, deels om het aandoenlijk boek, maar ook en vooral uit machteloze haat, om het onrecht dat haar was aangedaan. Ze zag weer de genadeloze rechter met z'n Judaslach en z'n gebulder die haar bij haar moeder door de politie had doen weghalen en ondergebracht bij de Keerijzers in het vervelende dorp. Mies was niet dom. Die had met haar gesproken. ‘Tegen het gezag kun je je niet verzetten. Hier leer je een vak en we mogen je graag!’ Dat was wel zo, maar wie kon haar moeder vervangen?

Op een zondagmorgen dat Mies naar de kerk was en opa in zijn tuintje scharrelde, had ze haar ontmoet.

[pagina 72]
[p. 72]

Ze liep voorbij het raam en gluurde naar binnen. Tonia was naar buiten gerend en had zich aan haar vastgeklampt.

‘Neem me mee!... Ik word hier gek!...’

Ze waren samen de landweg afgewandeld en in het bos gekomen. Het leek Tonia of alles in bloei stond. Ze gingen op een heuveltje zitten en haar moeder stopte haar van alles toe. Het meest was ze in haar schik met een halsketting van rode kralen. ‘Zou ik hem mogen dragen?...’ informeerde ze.

‘Wat gaat dat die dooie dienders aan!... Je helpt toch in de winkel!... Dan zeg je maar dat een klant je die gegeven heeft!...’

‘Mogen ze dan niet weten dat je hier geweest bent?’ ‘Beter van niet!... Als de beul...’ Tonia wist onmiddellijk wie ze bedoelde, ‘het te weten komt, laat ie je naar een gesticht brengen en dan ben je nog slechter uit...’

Ze zwegen beiden en luisterden naar het gezang van de vogels wat haar moeder blijkbaar op d'r zenuwen werkte want ze begon te huilen.

‘En hoe maakt ome Henk het?...’ vroeg Tonia, bezorgd.

Haar moeder keek haar diep in de ogen.

‘Mannen zijn beesten!... Het is de laatste tijd weer erg. Als ik de centen niet verstop, brengt ie ze direct naar de kroeg. Dan heeft ie later berouw, maar wat schiet je ermee op?... Ik verdien er wat bij, anders...’

[pagina 73]
[p. 73]

‘Ga je uit werken?...’

Ze ontweek een direct antwoord.

‘Heb ik gedaan, maar je verdient haast niks en je wordt als een slavin behandeld...’

Tonia voelde dat ze wat verzweeg. Toch had ze niet de moed te vragen welke die bijverdiensten waren. Ze stopte een grassprietje in haar mond en begon er op te kauwen.

Toen keken ze elkaar aan en schoten in een lach. Tonia begreep dat er iets niet in orde was, maar van haar altijd nog knappe moeder ging zo'n zonnige daadkracht uit dat het haar verder eigenlijk niet kon schelen.

Opeens werd ze ernstig.

‘Eén ding moet je goed onthouden, Tonia, geen man is te vertrouwen! Als je jong bent, zoals jij, beloven ze je de hemel op aarde, maar zijn ze eenmaal met je getrouwd, dan gaat de lol er af en zoeken ze hun heil in de kroeg of bij andere grietjes!...’

Tonia hield er niet van als haar moeder aan het zedepreken sloeg. Dan raakte ze haar innerlijke steun kwijt. Hoe de vork ook in de steel zat, ze zou het liefst met haar de vlucht nemen.

Alles om haar heen, de zomerdag met z'n ruisende bladeren en daarboven de stralendblauwe hemel, alles sprak van levenslust en vrijheid. Zou ze het toch wagen er van door te gaan?...

Alsof haar moeder haar gedachten had gelezen, waarschuwde ze: ‘Heb geduld, kind!... De tijd gaat

[pagina 74]
[p. 74]

snel!... Ben je eenmaal meerderjarig, dan kunnen ze je niets meer maken! Dan kun je de beul in z'n smoel uitlachen. Als het zover is...’

‘Zullen ze me verwijten dat ik een voogdijkind was,’ vulde Tonia aan.

‘Geen sprake van!... Met jouw knappe toet staat de wereld voor je open!... Maar kijk goed uit: laat je niet gek maken door een arme sloeber!... Als ie geen poen heeft: de laan uit!...’

‘En u zelf dan!...’ lachte Tonia, ‘u bent veel knapper dan ik..., waarom heeft u het dan zo slecht getroffen?...’

‘Juist omdat ik niet naar die poen gekeken heb! Als ik nou sjans heb, rammel ik met het centenbakkie, net als de orgeldraaier!...’

Tonia stond op. Ze rekte zich uit en schudde haar krullen naar achter. Waarom zat ze bij Keerijzer te kniezen?... Moeder had gelijk. Ze zou beter uit haar doppen kijken dan die!...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken