Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De kinderen van het Achtste Woud (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van De kinderen van het Achtste Woud
Afbeelding van De kinderen van het Achtste WoudToon afbeelding van titelpagina van De kinderen van het Achtste Woud

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.05 MB)

XML (0.43 MB)

tekstbestand






Illustrator

Peter van Straaten



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De kinderen van het Achtste Woud

(1977)–Els Pelgrom–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 72]
[p. 72]

In de nacht

Het was nacht. Noortje werd wakker door geluiden in de keuken. Eerst dacht ze dat het al morgen was, ook al was het in de kleine slaapkamer nog aardedonker. Tante Janna stond immers steeds om zes uur op, lang voordat de zon opkwam.

In de keuken werd het smeulende vuur van het fornuis opgepookt. Ze hoorde de pook over het rooster stoten en toen werd het deurtje van de vuurpot dichtgedaan. Daarna hoorde ze op de deel de pompzwengel met zijn piepend geluid op en neer gaan. Zusje en Gerrit waren nog diep in slaap. Uit het grote bed kwam geen enkel geluid, de baas was zeker ook al opgestaan. En toch voelde Noortje, al wist ze zelf niet waardoor, dat het nog nacht moest zijn en dat het nog lang geen tijd was om op te staan.

In het donker zocht ze haar kleren bij elkaar en begon die stilletjes aan te trekken. Het was bitter koud in het kamertje en het bed op de grond met de kleine slapende Gerrit tussen de dekens was een heerlijke warme plek. Maar nieuwsgierigheid is sterker dan het verlangen naar behaaglijkheid en Noortje was nu eenmaal nieuwsgierig. Het zou onverdraaglijk zijn in bed te liggen en naar de geluiden in huis te luisteren, zonder te weten wat daar gebeurde.

Een klein oliepitje stond op de keukentafel en na de diepe duisternis van de opkamer leek de keuken helder verlicht. De grote waterketel stond met zijn zak in het vuur van het fornuis en maakte een zingend geluid. Er was niemand te zien.

Vlug liep Noortje door de gang naar de deel. Bij de deur vonden haar voeten vanzelf haar eigen klompen. Achter de koeien scheen een licht, daar waren mensen bezig. Ze hoorde het gemompel van stemmen. De koeien keken naar haar, ze zag hun glanzende ogen in het zwakke licht. Een paar schudden met de kop, zodat de kettingen rammelden, en loeiden kort en diep alsof ze zeggen wilden: het is goed dat je gekomen bent, want hier gebeurt wat.

Toen Noortje voorbij het houten schot was gelopen, bleef ze

[pagina 73]
[p. 73]

staan. Daar zag ze tante Janna en Henk en de baas. Evert was er ook. In het midden van de rij lag een koe in het stro. Uit haar achterlijf staken twee poten en de kop van een kalfje. Het kalf was vast en zeker dood, de ogen waren dicht en het zat vol slijm en bloed.

Tante Janna hield de staart van de koe omhoog. De baas en Henk stonden voorover gebogen met één been over de grup. Ze hielden een pootje van het kalf vast en trokken er zachtjes aan. Evert stond achter hen en hield de lamp omhoog.

De koe lag daar heel stil, zonder een geluid te geven. Toen ging er een rilling door haar lijf, de huid op de bolle buik rimpelde en ze loeide een paar maal zachtjes.

‘Toe maar meisje, nog eventjes, dan is het gebeurd,’ zei de baas met zijn rustige stem. ‘Toe maar, daar gaat-ie weer.’

En opeens werd de opening in het achterlijf van de koe groter en met een schok kwam het kalf er bijna helemaal uit. Het achterlijfje kwam ook te voorschijn en Henk ving het diertje in zijn armen op en droeg het naar een berg stro achter de grup. Hij begon dadelijk het kalf met een dot stro droog te wrijven.

‘Het is een stierkalf,’ zei hij, ‘dat's jammer.’

De baas zei: ‘De rest komt nu ook zo. Vrouw, hou die staart nog even hoog.’

Noortje zag dat uit het lijf van de koe een lang wit vlies hing. Er ging weer een rilling door het dier en weer loeide ze zachtjes. Er gulpte een stroom bloed naar buiten en daarna kwam er iets, waarvan ze niet goed begreep wat het was: een dik zwart ding, het leek nog het meest op een groot roggebrood. Het ding viel met het vlies in de grup en daar bleef het liggen.

‘De moederkoek is er ook al,’ zei de baas. ‘Die zullen we aan Rachel geven.’ En hij richtte zich op om naar het kalfje te kijken.

Noortje kwam een stapje dichterbij. Ze kon haar ogen bijna niet geloven. Was dat werkelijk hetzelfde kalf, dat zojuist uit het lijf van de koe was gekomen en er toen zo vies en dood uitzag? Nu stond het recht overeind op zwaaiende pootjes. Het had een prachtige glanzende vacht met roodbruine en witte vlekken. En het keek met grote zwarte ogen knipperend in het licht. Zijn snuit was heel zacht, wit en roze en fluweelachtig.

[pagina 74]
[p. 74]

Het kalfje zag eruit alsof het een heel vrolijk dier was en alsof het blij was dat het op de wereld was gekomen.

‘Een mooi kalf. Een hele flinke,’ zei Henk. ‘Jammer dat het een stiertje is.’

‘Daar hebben wij niets over te zeggen, Henk. Ik ga koffie maken,’ zei tante Janna. Ze liep langs Noortje maar ze zei niets.

Noortje bleef kijken hoe Henk het kalfje optilde en het naar de andere kant van de deel droeg. Daar had hij al van tevoren naast de paardestal een hoekje met stro voor hem afgeschut. Evert stak zijn vingers in het bekje van het kalfje. Het begon dadelijk hard te zuigen. Noortje deed het ook; het was een heel gek gevoel.

 

Ze zaten hete koffie te slurpen in de keuken en over de geboorte van het kalf te praten. Noortje zat bij het raam en zei niets. Ze had een vreemd, opgewonden gevoel. Er was iets belangrijks gebeurd en toch was er alleen maar een kalf geboren.

De koffie was gloeiend heet. Ze deed, net als de mannen, telkens een beetje koffie op het schoteltje en slurpte er lekkere kleine slokjes van.

‘Hoe laat is het?’ vroeg de baas.

‘Haast twee uur.’

‘Dan kunnen we nog een paar uurtjes slapen. Evert, vooruit jong.’

‘Ja, pappa.’

Evert had niet veel zin om weer naar bed te gaan. Hij was klaar wakker en zou het liefst nog wat in de keuken blijven zitten. Hij zou toch niet meer kunnen slapen, dacht hij. Tante Janna gooide een briket in het fornuis. Zo zou het vuur blijven gloeien tot het tijd was om weer op te staan. Ze zette de zingende waterketel op de plaat naast de vuurpot.

‘Kom Evert, ga dan,’ zei ze.

En Evert moest wel, want nu stond Henk ook op, tikte aan zijn pet en zei: ‘T'rusten dan maar.’

Maar tante Janna en de baas hadden zeker ook niet veel zin om weer naar bed te gaan. Ze bleven nog bij de kachel zitten en spraken nu en dan een paar woorden over het kalf. Tegen

[pagina 75]
[p. 75]

Noortje zeiden ze niets; 't was alsof ze vergeten waren dat zij er ook nog was.

Toen hoorde Noortje een geluid. Er liep iemand buiten voor het huis. Wie kon dat zijn, zo midden in de nacht? Of vergiste zij zich? Ze draaide haar hoofd opzij, zodat haar oor dichter bij het vensterglas was. De luiken aan de buitenkant waren gesloten, dus zien kon ze niets.

De baas en tante Janna zaten zwijgend, met de ogen half-dicht. De grote mensen waren doodmoe en Noor was klaar wakker. Zij alleen hoorde buiten dat geluid. Er stond iemand voor de deur die probeerde heel zachtjes de klink op te lichten. Ze wist wel dat de stevige grendel aan de binnenkant van de deur was dichtgeschoven. Niemand kon naar binnen.

Everingen stond op. ‘Kom, we gaan een beetje slapen,’ zei hij. Noortje liep de keuken uit.

‘Waar ga jij heen?’ vroeg hij.

‘Naar de wc.’

‘Maak dan voort. Kom, vrouw,’ en hij slofte op zijn sokken de paar treden naar de opkamer op.

Op de tast vond Noor de lamp op de deel. Ze wist hoe ze hem moest aansteken. Hij stond achter de koeien in het boogvenstertje dat met zakken verduisterd was. Een doosje lucifers lag ernaast. Het was stil op de deel. Ze hoorde alleen het geluid van de malende kaken van de koeien, die nooit eens rust kenden en steeds maar lagen te herkauwen. Doodmoe werd je ervan, dacht ze, als je zo moest leven. En stilletjes in zichzelf moest ze lachen om haar vreemde gedachten. Stel je voor dat mensen ook herkauwden, dacht ze en ze bewoog haar kin heen en weer. Zou het ook lekker smaken?

Ze stond met de lamp in de gang. Nu moest ze de buitendeur openmaken en de vreemde, die daar was, het licht in de ogen schijnen om hem aan het schrikken te maken. En als het een dief was, of een Duitser, zou ze dadelijk de deur dichtsmijten en schreeuwen. Dan zouden de anderen haar te hulp komen.

Ze luisterde met haar hoofd tegen de deur gedrukt. Ze hoorde niets.

Heel langzaam schoof ze de grendel terug. Het maakte een zacht schuivend geluid. Zou die man daar buiten het horen? En

[pagina 76]
[p. 76]

wat zou hij doen? Nu was het zo ver. Ze tilde de lamp hoog op, zo hoog als ze dacht dat het hoofd van een volwassene moest zijn.

Snel deed ze de deur open. Het licht scheen de donkere nacht in. Ze had zeker de lamp niet goed gesloten toen ze hem aanstak, een klein zuchtje wind blies de vlam uit. Dat maakte niet veel uit, want er stond nog een halve maan aan de hemel en die gaf genoeg licht om alles te zien.

Ze zag de appelbomen en het hekje voor het huis en de witte plekken bevroren sneeuw op het gras. Ze zag ook de donkere rand van de meidoornhaag om de moestuin. En ze zag de hemel die heel donkerblauw was en waarin hier en daar een ster stond te flonkeren. Heel hoog hoorde ze een vliegtuig overvliegen.

 

En toen zag ze ook de man. Hij stond vlak naast haar tegen de muur gedrukt. Langzaam draaide hij zich naar haar toe en keek haar aan. Zijn gezicht was vreemd wit in het maanlicht. Hij had zwart krullend haar en droeg een donkere jas. En het vreemdste was dat hij zo klein was, niet eens veel groter dan zijzelf. Ze kon niet zien of hij oud was of jong. Er was niets aan hem dat haar angst aanjoeg. Op fluisterende toon vroeg hij: ‘Mevrouw Everingen, is zij nog op?’

‘Ja,’ fluisterde Noortje.

‘En de anderen?’

‘Die zijn weer naar bed. Er is een kalf geboren.’

‘Ga haar zeggen dat het zo ver is. Ik wacht hier.’ En na die woorden leunde de man weer tegen de muur, rustig en geduldig.

Tante Janna was nog niet naar bed, ze had op Noortje zitten wachten.

‘Er is een man buiten. Ik weet niet hoe hij heet, dat heb ik vergeten te vragen. Ik moest tegen u zeggen dat het zo ver is...’ Bij die woorden keek Noortje tante Janna vragend aan.

‘Och hé, dat nu ook nog!’ zei tante Janna, terwijl ze haastig opstond. ‘Nu heb jij hem gezien, kind. Het is meneer Meier.’

Ze ging naar de buitendeur en Noortje bleef dicht bij haar. Een ogenblik stond tante Janna met de vreemde man te fluisteren, Noortje verstond er maar een paar woorden van. ‘Elke

[pagina 77]
[p. 77]

drie minuten,’ hoorde ze zeggen, en: ‘als alles normaal is...’

Tante Janna duwde haar naar binnen en zei: ‘Trek je jas aan, vlug, en neem die lamp mee.’

Ze stopte snel een paar dingen in een tas. Noortje zag handdoeken en een stuk zeep. Het was het stukje zeep uit de soldatenransel, die ze in het bos gevonden hadden. Voorzichtig opende tante Janna de deur naar de slaapkamer en nam haar oude jas van de haak. Noortjes jas hing in de bijkeuken. Ze trok hem aan en rende op haar tenen de gang door om haar klompen te pakken. Die deed ze buiten pas aan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken