Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De jeeste van Walewein en het schaakbord (2 delen) (1957)

Informatie terzijde

Titelpagina van De jeeste van Walewein en het schaakbord (2 delen)
Afbeelding van De jeeste van Walewein en het schaakbord (2 delen)Toon afbeelding van titelpagina van De jeeste van Walewein en het schaakbord (2 delen)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.09 MB)

Scans (26.34 MB)

XML (1.48 MB)

tekstbestand






Editeur

G.A. van Es



Genre

poëzie

Subgenre

epos
ridderroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De jeeste van Walewein en het schaakbord (2 delen)

(1957)– Penninc, Pieter Vostaert–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 339]
[p. 339]

Inleiding

I. Verantwoording van de uitgave.

Het mag terecht verbazing wekken, dat een Middelnederlands dichtwerk van zo voortreffelijke kwaliteit als de jeeste van Walewein en het schaakbord zo lang op een nieuwe uitgave heeft moeten wachten. Het is zeer waarschijnlijk dat dit epos een originele compositie is van een Vlaamse of Brabantse dichter, die weliswaar van elders bekende stoffen en motieven heeft gebruikt, maar toch niet een voorhanden Franse roman heeft vertaald of bewerkt. Alle litteratuurhistorici zijn verrast geweest door de fraaie bouw, de driedelige queste naar schaakbord, wonderzwaard en schone jonkvrouw, opgevoerd tot haar climax, terugkerend tot haar uitgangspunt en omspannend velerlei avonturen op heen- en terugweg die in dit verband hun epische functie vervullen. Welk een vorm-beheersing, ook in epische ontwikkeling der afzonderlijke taferelen en de schildering van personen en milieus! Boeiend door de verteltrant, door de plastische uitbeelding, verlevendigd door de natuurlijke vorm der dialogen. En dit fraai gestileerde verhaal staat ook ideëel op een hoog peil: niet het grillig avontuur, noch de ongetemperde vechtjasserij wordt verheerlijkt, maar het zedelijk ideaal van het hoofse ridderschap. Ongetwijfeld is deze jeeste van Walewein in onze litteratuur het beste voorbeeld van de Brits-Keltische ridderroman, vóór dat de religieuze symbolisering via het Graalmotief dit genre van zijn eigenlijk karakter beroofde. Huydecoper had in de 18e eeuw nog slechts belangstelling voor dit verhaal uit oogpunt van taalkundige geschiedenis. De litteraire belangstelling ontwaakte eerst in de eerste helft der 19e eeuw, bij Van den Bergh en Meyer. Jonckbloet

[pagina 340]
[p. 340]

gaf de eerste tekstuitgave, een voor die tijd uitstekend werkstuk, met een belangwekkende inleiding, die getuigde van Jonckbloets ruime belezenheid, scherpzinnige speurzin en fijne litteraire smaak. Sindsdien zijn de eisen voor een wetenschappelijke tekstbehandeling gewijzigd. Tegenwoordig aanvaardt men niet meer de normalisering van ‘de casus-uitgangen der zwakke en sterke verbuiging naar de eisen der grammatica’ zoals Jonckbloet die toepaste. Penon tekende daartegen al verzet aan, maar gaf slechts enkele fragmenten, en ook die niet rechtstreeks naar het handschrift.

Ook Overdieps bloemlezing, hoewel ‘naar het Handschrift uitgegeven’ is op vele punten onbevredigend en onbetrouwbaar. Uit zijn intense belangstelling voor dit epos, waarvan zijn stilistische analyses getuigen, kwam het verlangen voort een nieuwe volledige uitgave te verzorgen. Hij heeft dat plan niet meer kunnen uitvoeren. Ik heb het van hem overgenomen. Maar zo eenvoudig als Van Mierlo het doet voorkomen in de Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden I, (2e dr.) 174, als zou ik slechts uit zijn nalatenschap een klaarliggende uitgave tevoorschijn behoeven te brengen, lag de zaak niet.

Overdieps afschrift van de delen, die hij niet in zijn bloemlezing had opgenomen, bevredigden mij om verschillende redenen van technische aard niet. Ik was gedwongen een geheel nieuw afschrift te vervaardigen, aan de hand van foto's van het Leidse handschrift. Van de fragmenten te Gent had Overdiep nog geen afschrift genomen. Voor één der inleidende hoofdstukken heb ik gebruik kunnen maken van zijn gepubliceerde analyses en van zijn gegevens uit een doctoraalscriptie, die ik heb omgewerkt en uitgebreid (Zie hfst. II). Door dit alles is de uitgave veel later klaargekomen, dan ik aanvankelijk gehoopt had.

Op verzoek van de redactie van deze serie tekstuitgaven heb ik afgezien van mijn voornemen in mijn inleiding ook een hoofdstuk over de bronnen en de thematologische kwesties op te nemen. Daarmee bleef de weg vrij voor een nieuwe studie van mej. Draak over deze onderwerpen, in het verlengde van

[pagina 341]
[p. 341]

haar dissertatie over de Walewein. Ik beperkte mij dus tot de beschrijving van de handschriften, de verzorging van de tekst, de samenstelling van kritische commentaar en verklarende woordenlijst, en tot enkele stijlanalyses en de kwestie der datering. In zekere zin, vooral ten opzichte van de datering, is die beperking betreurenswaardig, omdat juist die kwestie samenhangt met de verhouding tot mogelijke bronnen. Ik heb mij in hfst. III daarom gehouden aan reeds bestaande publikaties.

Bij de bewerking van deze omvangrijke uitgave werd ik in vele opzichten geholpen door mijn wetenschappelijk assistent, de heer K. Iwema. Veel dank ben ik ook verschuldigd aan het Bestuur van de Mij. van Nederlandse Letterkunde te Leiden, dat mij toestemming verleende tot de uitgave van hs. L., aan de heer Lieftinck voor zijn hulpvaardigheid en adviezen bij het raadplegen van het handschrift, en aan de heer R.F. Apers, bibliothecaris aan de Universiteitsbibliotheek te Gent, die de kostbare fragmenten G. niet alleen voor mij liet fotograferen, maar daarna ook bereidwillig een tijdlang deponeerde in de bibliotheek van Groningen, zodat ik ze rustig persoonlijk kon bestuderen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken