Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants
Afbeelding van Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des VerstantsToon afbeelding van titelpagina van Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (14.75 MB)

XML (2.78 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

vertaling
non-fictie/naslagwerken (alg.)
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants

(1971)–Dirck Pietersz. Pers–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Animo piacevole. 't Gemoed dat minlijck is.



illustratie

Een Dolphijn daer een kindeken op rijd. 't Is waer dat Pierius, door het aensien van Pausanias, den Dolphijn voor 't gemoed dat minlijck is, stelt. Overmits in de Stad Porselene in Ionien, een Dolphijn was, geheeten Simon: en dat nae de naeme van een Ionghsken, 't welck het placht te voeren en te brengen van d'een oever aen d'ander, want hy was door dese Ionge genomen uyt de handen van de Visschers, hem genesende van een Wonde, die de Visschers hem gegeven hadden: evenwel soo passen wy dieselve tot een minnelijck gemoed, overmits de Dolphijn den Menschen seer aengenaem, minlijck en goedigh is, niet ten opsicht van eenige weldaeden die hy heeft of sal ontfangen, maer uyt sijn eygene natuyre. Dies oock Plutarchus sich verwondert over de beleeftheyt van dit Dier, Dewijlse niet door opvoedinge als de Honden en Paerden, noch door andere noodsaeckelijckheyt als de Oliphanten, Panters en Leeuwen, van de menschen zijn vry gemaeckt, maer zijn door een ingebooren genegentheyt beminders van het Menschelijcke geslachte. Alsoo datse van self dese goeddadigheyt doen sonder datse eenige weldaed hebben genooten, dat dit waer is, getuygen verscheyden Schrijvers, als mede Pausanias en andere, dat zy niet zijn gelockt, 't zy door 't werpen van kruymkes brood, gelijck men by boerterie den Visschen wel doet, noch door eenigh ander voetsel, want den Dolphijn heeft de gantsche Zee tot sijn voldoen om sijn kost te soecken, en hy heeft Menschen gedragen, niet door danckbaerheyt, maer uyt een huyslijcke goedaerdigheyt: gelijck hy veele persoonen, sonder onderscheyd, gedaen heeft, wesende van natuyren meewaerigh en goedaerdigh. Solinus verhaelt dat aen de Africaensche oever, ontrent Hippo een Dolphijn sich metter hand liet grijpen, en dickwijls op sijn rugge liet sitten, wien het begeerde: onder andere, de Oud Burgemeester Flavianus uyt Africa raeckte hem self aen, en smeerde hem met welrieckende salven, maer door veranderinge van den reuck wierde hy seer duyseligh, soo dat hy boven waeter bleef, als half dood zijnde, en onthielt sich eenige Maenden van dien gewoonlijcken ommegang. En daer uyt wierde beslooten, dat hy sich niet door gebreck van spijse, maer alleen door de vriendelijcke ommegangh van die van Hippo liet handelen. Noch verhaelen Solinus en Plinius wijder, dat ten tijde van den Keyser Augustus in 't Rijck van Campanien een Ionghsken eenen Dolphijn aesde met stuxkens brood, en wierde soo vrypostigh met hem, dat hy dien selven sonder schroom uyt sijn hand liet eeten, en sittende op sijn rugge, bracht hem de Dolphijn naer 't Lac van Lucrinus, en niet alleene dat, maer bracht hem oock van Baia naer Pozzuolo, en 't selve dede hy soo veel Iaeren, dat het een wonder gerekent wierde: maer de Iongelingh stervende, stierf oock de Dolphijn, uyt grooter rouw (om dat hy den Iongen in soo lange niet hadde gesien) voor yders oogen. 't Selve wort bevestight door de brieven van Fabianus en Mecaenas. Egesiderius

[pagina 156]
[p. 156]

schrijft, dat een Ionge geheeten Hermia, oock door de Zee met een Dolphijn vaerende, door een onversien onweer, verdroncken zijnde, hem de Dolphijn evenwel te Lande brachte, en oordelende dat hy de oorsaecke van des Ionghlinghs dood was, soo wilde hy daer nae niet weder in Zee, maer wilde tot een straffe oock sterven, en gaf op strand sijnen geest, dan soo haest de Dolphijn het Land raeckt, soo sterft hy. Voorwaer een teycken van een vriendlijck, beleeft, en meewaerigh gemoed.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken