Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants
Afbeelding van Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des VerstantsToon afbeelding van titelpagina van Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (14.75 MB)

XML (2.78 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

vertaling
non-fictie/naslagwerken (alg.)
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants

(1971)–Dirck Pietersz. Pers–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Fugacita delle grandezze & della gloria Mondana. Vluchtigheyt van de grootsheyt en eere des Werrelts.

Een Vrouwe, die gevleugelt en met groen gekleet is, doch licht, uyt den geelen, wesende cierlijck geborduyrt met peerlen en andere kostelijcke steenen, hebbende op 't hoofd een goude kroone, houdende met groote bevalligheyt, in de rechter hand een ontsteecken en flickrende Vier-pijle, met de spreucke Egrediens ut fulgur, uytbarstende als een blixem, mette slincker hand een ruycker van Roosen, omgekeert, waer van een deel bleek en verwelckt ter aerden vallen.

Zy wort gevleugelt vertoont, om de Vluchtigheyt van 't ontwerp van dit beeld, af te maelen.

Licht groen wortse gekleet, om te betoonen, datmen geene hoope sal stellen in de sterflijcke goederen, want dese komen seer haest te gebreecken, en insonderheyt als de Mensch sich bedrogen vindt, om tot zijn voornemen te komen, soo roept hy uyt: O hoope! o verlangen! dat altijd bedrieghlijck is. En Petrarcha seght in zijn triomph van de Dood: O ellendige, die u hoope in sterflijcke dingen stelt. En Silius Italicus singht:

 
Wy sien op 's Werrelts goed, 't gedacht is op ter loop,
 
Wy bouwen onsen grond, op al te lossen hoop.
[pagina 558]
[p. 558]

De verscheydenheyt van de eedele steenen op 't kleed, en de goude kroone, bedieden de hoogheyt en grootsheyt, waer mede sich de Werreltsche eere op pronckt: en d'ontsteken en flonckerende Vier-pijle, met het opschrift, geeft te kennen, dat onse grootsheyt en Werreltsche eere, een Vierpijle gelijck is, die soo haest niet is aengesteken, of zy vlamt, stijght op en vergaet. Waer over ons by dese gelijcknisse wort vertoont, dat de Mensche niet trotsigh noch opgeblasen sal zijn, schoon dat hy rijcker, of in hooger eere en staet, magh gestelt zijn boven andere: En men doet by de verkiesinge van eenen oppersten Paus, voor zijne oogen, in S. Pieter, een Spiesse, die met werck of vlas bewoelt is, aensteecken, waer by uytgeroepen wort, Heylige Vader! aldus vergaet oock de eere deses Werrelts. Hier by dunckt my niet qualijck te passen, 't gene Petrarcha seght:

 
Ons leven vlieght en moet vergaen,
 
Geen uyre blijftet langer staen.

Van de Roose, als geseyt is, vertelt Pierius, dat die altijd, by de Oude, voor een beeld van de Menschelijcke broosheyt is genomen, en voor een teycken van het vluchtigh goed, en van de kortheit onses levens: Want in dieselve dagh alsse voortkoomt en bloeyt, haer bevalligheyt toonende, wordtse verwelckt, verslenst, en sterft, gelijck Iob in 't XIV seyt, zy gaet op als een bloeme, en valt af. Wy konden hier van veele dingen verhaelen, ten waere de kortheyt betracht wierde, als hebbende alreede daer van overvloedigh in dese Iconologia gesproken, insonderheyt in de uytbeeldinge van 't korte leven. En tot dien einde dunckt my niet onbequaem, dese veerskens hier by te voegen:

 
O Mensch u hoop is los en licht,
 
Ghy schemert door een valsch gesicht,
 
Om dat ghy stapelt schat en goed,
 
Dat op der aerde blijven moet:
 
De tijd die vluchtigh rent en schiet,
 
Brenght u en al u goed te niet,
 
Vermits ghy dwaes en onbedacht,
 
Op tijd, op eer, noch leven acht.
 
Doch soo ghy janckt nae eer en staet,
 
Nae roem, die door geen dood vergaet,
 
Nae 't leven dat geen weedom erft,
 
Omhelst de Deughd, die nimmer sterft.
 
Want Deughd den Mensch ter eeren leyt,
 
En voert hem tot d'onsterflijckheyt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken