Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants (1971)

Informatie terzijde

Titelpagina van Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants
Afbeelding van Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des VerstantsToon afbeelding van titelpagina van Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (14.75 MB)

XML (2.78 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

vertaling
non-fictie/naslagwerken (alg.)
non-fictie/kunstgeschiedenis


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Cesare Ripa's Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants

(1971)–Dirck Pietersz. Pers–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Scienza. Wetenschap.

Een oude Vrouwe in 't blaeu gekleet en met goud geboort, met vleugels op 't hoofd, houdende in de rechter hand een Spiegel, en in de slincker een kloot met een driehoeck, boven haer sal een strale schieten of een glans die uyten Hemel komt.

Wetenschap is een bequaemheyt van 't spieglende verstant, dat daer kent en overweeght, de Godlijcke, Natuyrlijcke, en noodwendige dingen, door haere waerachtige oorsaken en beginselen. Plato stelter een seer korte bepaelinge van, seggende, de Wetenschap is een gevoelen, dat door de waerachtige reeden bestaet. Of het is nae desselfs gevoelen, een waerachtige heerbaene en mogentheyt totte gelucksaligheyt; 't welck hare driederleye benaemingen uytwijsen, nae dat de Oude Griecken die stellen, te weeten Eudomonia Eutichia en Euphrasia. D'eerste bediet de kennisse van 't goed, de

[pagina 612]
[p. 612]

tweede de verkrijginge desselven, de derde het gebruyck, 't welck geheel hanght aen de Wetenschap: welcke Wetenschap, voor soo veele die ten goede streckt, is, in een sekere maniere, allerleye slagh van deughde: daerom seyt dieselve Philosooph, dat de Wetenschap van 't Godlijcke goed, de volkomene Wijsheyt geheeten wort.

De Wetenschap van goed en quaed, ten opsicht van den Mensche, wort kloeckheyt geheeten: de Wetenschap, om het goed en quaed uyt te deelen, aen die 't verdient hebben, is gerechtigheyt; om het goed te doen, en voor 't quaed te schricken, is dapperheyt. En de matigheyt is een kennisse, om datselve goed en quaed, te omhelsen of te vlieden. Door 't middel dan van de voorsichtigheyt, soo geraecktmen tot een rechte meeninge, diewelke niet anders is, als een Wetenschap, en een oprechte wegh totte gelucksaligheit. De Godlijcke Philosooph seyt, De voorsichtigheyt is een seeckere deughd, die tot een rechte meeninge behoort. Gelijcker nu driederleye slagh van gelucksaligheden gevonden worden, als geseyt is, soo is 't oock nootwendigh, datter mede drie soorten van Wetenschap moeten wesen, gelijck dieselve Plato seyt: Daer zijn, seght hy, driederleye aert van Wetenschappen, de eerste bestaet in de kennisse, als de Rekenkonst en Wiskonst. De tweede in het gebieden, als in de bouwkonst. De derde in het werck selve, als in 't timmeren, smeeden en andere werckluyden. Soo is 't dan van noode, dat de Mensche, aleer hy kan seggen Wetenschap te hebben, dat hy oock hebbe een goede geschicktheyt in 't verstand, en dat hy 't wel besitte. En daerom seyt hy in zijn Alcibiades, dat is de beste raeminge van die 't weet, dat hy, 't geene hy weet, oock wel kan vertoonen en bewijsen.

Wy hebben als nu, nae de leere van Plato vertoont, wat wy in dese beeldnisse alleen gevolght hebben, naerlaetende de Peripatetische onderscheidingen, van die daer willen, alsoo daer driederleye slagh van gelucksaligheden zijn, datter alsoo oock drie soorten van Wetenschap souden wesen.

Om dan dese beeldenisse te verklaeren, segh ick, datse Oud behoort te zijn, want Ovidius seyt, door veele dingen te weeten, maeckt het Ouder swaer. En 't eerste daer van, seyt Plautus niet sonder reeden, dat d'Ouder is een confiture van Weetenschap. En Plato seyt in 't I b. de Scientia, dat het waerschijnlijk is, dat de Oude wijser zijn, door de groote slovernie en tijd-verslijtinge, die zy in de studie en geleertheyt hebben toegebracht. In den Ouden is wijsheyt en kloekheyt door veele Iaeren, seyt Iob I cap. en Plato in zijn I boeck Litigiosus genaemt, gebiet ons, datmen om Deughd en Wijsheyt te verkrijgen, van noode heeft, niet alleen ongemack, schade, verdriet en slavernie te lijden, maer oock soo men ons, om beter te worden, mishandelde, wy mostent verdraegen, jae al soumen ons villen en braeden, jae geheel om 't leven brengen: Hier uyt blijckt, hoe veel de oprechtigheyt van 't gemoed is te achten, en hoe lofwaerdigh de oude dappere Christen Martelaers zijn geweest, waer op dese heylige spreuke wel past, Wie zijn leven in dese Werlt bemint, die sal 't verliesen, maer wie 't hier verliest, sal 't selve in 't eeuwige leven weder verkrijgen.

Het blauwe kleet bediet de Wetenschap van de natuyrlijcke dingen, en de gulden boorden daer aen, bedieden Wijsheyt van de Godlijcke dingen. En hierom voert onse voorseyde Philosooph, in 't boeck van de Schoonheyt, Socrates in, die God op deser wijse bad: O vriend Pan, en ghy andere Goden, geeft bid ick u, dat ick inwendigh magh schoon werden, en dat het geene my van buyten magh overkomen, my van binnen magh behagen. Dat ick de wijse magh alleene rijck achten. Verleent my oock maer soo veele gouds, als een gemactight Man behoeft en noodigh is. Siet dan wat voor goed Socrates begeert. Wat goed? De Wijsheyt, te weeten de kennisse van Godlijcke dingen, die God alleene kan geven: en dat hy een reyn gemoet mocht verkrijgen, te weeten, dat gemaetight, suyver en oprecht zy. Om wat sake bad Socrates? dat hy der Wijsheyt mocht waerdigh geacht werden. Maer wie is waerdigh der Wijsheyt? Die is dan der Wijsheyt waerdigh, dieder vaerdigh en bereyt is, zijn licht te ontfangen door 't middel van de onthoudentheyt, maetigheyt en door de deught of kracht van een gemoed, dat gesuyvert, schoon en helder is, en dat een treck en verlangen heeft om dese Wijsheyt te verkrijgen, als een schatkiste van alle rijkdommen: En hierom versochte Socrates dit blinckende goud van de Godlijcke Wijsheyt, dat met de geseide voorwaerden was voorbereyt. En hy versocht dat oock niet al te hovaerdelijck noch al te verslagen. Maer weinig wetenschap daer van te hebben, past op een on-

[pagina 613]
[p. 613]

gematight Man. De volmaeckte en oneindelijcke kennisse, wort alleen in God gevonden: Maer een groote en breede kennisse verkrijght oock een gematight Man. En dit overweeghde M. Ficinus oock, over den inhoud van 't bovengeseyde Boeck, wat het gelouterde goud zy, dat hy begeert, dat hy sal koopen, gelijck S. Ioan. in 't III c. 18 vers. van zijne Openbaeringe seyt.

Met vleugels wort zy gemaelt, want daer is geen Wetenschap, alwaer sich het verstand niet verheft, totte beschouwinge der dingen, gelijck oock Lucretius seyt. De Spiegel vertoont, 't geene de Philosophen seggen, scientia fit abstrahendo, de Wetenschap komt van 't aftrecken, want de sinnen in 't vatten van de voorvallende dingen, die brengen aen 't verstand de kennisse van de wesentlijcke Ideen ofte eerste voorbeeldingen, gelijckmen in een spiegel de toegevallige gedaente siet van 't geene daer in uyterlijck wert vertoont, en alsoo wort haer wesen oock aengemerckt.

De kloot vertoont, dat de Wetenschap geen tegenstrijdigheit heeft van meeningen, wesende hier de Wetenschap seecker, en nae Plato seyt, heeft de Werrelt geen tegenstrijdigheyt van de beweginge.

De drie-hoeck bewijst, dat gelijck de drie sijden alleen een beeldnisse maecken, alsoo maecken oock de drie termini of setpaelen, in de propositie of voorstellinge, het bewijs en de Wetenschap.

De straele of de Hemelsche glants bediet, dat of de Mensche schoon soo veele moeyte doet, als hy wil of kan, soo sal hy doch de Wijsheyt, sonder de Godlijcke hulpe, niet verkrijgen. En daerom seyt Plato, dat de Wijsheyt niet soo seer door Menschlijke vlijt plagh verkregen, als van God in de gereynighde gemoederen, ingestort te worden. Want de ziele met het lichaem vereenight, is soo bequaem niet, om die dingen te overpeinsen, die geheel en al van 't lichaem zijn afgescheyden, even gelijck een Vleermuys die vol duysternisse is, soude swerven om den helderen glants van de Godlijcke dingen, gelijck Ficinus in zijne bewijsreeden seyt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken