Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Moeders oudste (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van Moeders oudste
Afbeelding van Moeders oudsteToon afbeelding van titelpagina van Moeders oudste

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.23 MB)

Scans (12.31 MB)

ebook (3.43 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Illustrator

Freddie Langeler



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Moeders oudste

(1929)–Willy Pétillon–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 94]
[p. 94]

XIII.

De overgangs-examen van de kweekschool hadden in April plaats, in verband met het aanvangen van den nieuwen cursus in Mei. Frans ging over met vrij goede cijfers, behalve een onvoldoende voor rekenen. Veel veranderingen hadden er bij het overgaan naar de tweede klasse niet plaats, behalve dat ze voor teekenen een anderen leeraar kregen, die in geen enkel ander vak les gaf.

Het was een man van middelbaren leeftijd met een grooten haviksneus en een paar scherpe grijze oogen, waaraan niets ontging. De heele klas was het er na eenige weken over eens, dat hij prettig les gaf, alleen Frans voegde er vrij moedeloos aan toe, dat het toch boter aan de galg gesmeerd was, want dat ze nooit in haar leven iets van teekenen zou terecht brengen. Het rantsoen teekentalent dat in haar familie verdeeld was, stond geheel op rekening van haar jongste zusje, voegde ze er bij.

Soms hinderde het haar geducht, dat aan haar, die niet vermocht het eenvoudigste pleister na te teekenen, eenige uren per week besteed werden - verknoeid, noemde ze het zelf - terwijl Jettie maar geduldig door ploeterde zonder eenige hulp of leiding, want op school was zij de andere kinderen ver vooruit en de juffrouw liet haar maar wat voor zich zelf werken, zonder in staat te zijn haar verder te helpen.

Een enkele maal gebeurde het wel eens, dat Jettie den moed verloor en somber zei, dat ze toch nooit behoorlijk teekenen zou leeren, als ze geen les mocht hebben. Dan zuchtte moeder en Frans sloeg onstuimig de armen om haar heen en troostte haar met een:

- Ik heb je toch beloofd, dat ik je helpen zal. Heb maar geduld, lieveling, tot....

Ja, tot wanneer? En wat? En hoe?

Frans wist het niet en piekerde er over in oogenblikken, dat ze niet haar gedachten bij haar werk noodig had. En ze piekerde er vooral over gedurende de teekenles. Op een warmen middag in het einde van Juni had ze het er bijzonder over te kwaad. Er moest een gestyleerde vaas geteekend worden en daar bracht ze niets van terecht. Al honderdmaal had ze met haar veer de dikke zwarte houtskoollijnen uitgeveegd, zoodat het papier er

[pagina 95]
[p. 95]

een viezige, grauwe tint van kreeg. Het leek haar niets. Ze keek eens naar Mies, die naast haar zat en ijverig voortwerkte. Mies had haar houtskoolschets al af en was bezig aan het overteekenen met krijt; het vlotte en ze was blijkbaar niet gestemd voor een praatje of een pretje. Frans zuchtte en schoof haar teekenboek weg.

- Hoe is 't Frans? vroeg de leeraar (hij was de eenige, die haar bij de afkorting noemde). Is de schets af?

Hij kwam naderbij en zag dat ze nog niets op papier had staan.

- Kind, kind, je zult zoo achterkomen, knorde hij. Komaan, probeer 't nog eens. Hier, ik zal je een beetje helpen. Kijk zoo...

Hij zette haar een paar lijnen voor en schoof bemoedigend papier en teekenpen weer naar haar toe, maar Frans barstte uit:

- 't Is toch ellendig als iemand, die geen schaduw van aanleg, laat staan van talent heeft, gedwongen wordt om idiote teekeningen te maken, terwijl anderen hun halve leven zouden geven voor een les, die ze niet kunnen krijgen.

Met een woedend gezicht trok ze haar gerei naar zich toe en begon onbeheerscht, dikke lijnen te zetten. Mies, verschrikt over die plotselinge heftigheid, keek op. Maar de leeraar zei rustig:

- Frans, je moet die teekening maar eens om vier uur komen maken. Je vindt me in de vierde klasse. Ik wacht je daar.

- Ook goed, bromde Frans, maar dan doe ik ook niks meer. Ze nam ostentatief een geschiedenisboek en begon haar les voor het volgende uur door te zien. De leeraar nam geen notitie meer van haar.

- Wat jammer, zei Mies om vier uur. We hadden zoo gezellig een eindje kunnen gaan fietsen. Clara komt pas om zes uur thuis en Anneke is bij jullie, we hadden prachtig den tijd gehad.

Francis haalde onwillig de schouders op.

- 't Zou toch te warm geweest zijn. Er komt onweer.

- Dat geloof ik ook, stemde Mies veelbeteekenend toe, 't broeit. Een echte donderbui. Ik zal maar niet op je wachten. Thuis zie ik je wel, als ik Anneke kom halen.

- Dàg, bromde Frans en ging met haar teekengerei naar de vierde klasse.

[pagina 96]
[p. 96]

't Lokaal was leeg en verlaten. Het rook er warm en stoffig. Lusteloos liet Frans zich in een bank vallen en wachtte.

Na enkele minuten kwam de leer aar binnen. Hij wenkte haar om in de eerste bank te komen zitten.

- Nee, laat die rommel maar liggen, zei hij, toen Frans naar haar teekenboek greep. Ik wou alleen maar eens met je praten.

Nu was er niets waaraan Frans zoo innig het land had als aan wat ze ‘een preek’ noemde. Een standje aanvaardde zij met het beste humeur, als ze wist het verdiend te hebben. Maar een preek, daar kon ze niet tegen. Ze zette dus haar meest norsche gezicht en zweeg.

- Hoe kwam je vanmiddag zoo uit je evenwicht? vroeg de leeraar vriendelijk.

Frans haalde de schouders op en bleef zwijgen.

- Je moet niet denken, dat ik boos was over je uitval, ging hij onverstoorbaar voort. Ik meende te begrijpen, dat er iets was, dat je hinderde en ik dacht, dat ik je misschien zou kunnen helpen. Ik stel eenig belang in je, Francis, omdat ik vermoed, dat er meer in je steekt, dan hier op school tot uiting kan komen.

Met een ruk wendde Frans zich om en keek hem met schitterende oogen aan.

- Zoudt u me werkelijk willen helpen? vroeg ze en ze voelde haar hart in de keel kloppen.

Hier was misschien de hulp voor Jettie, die deze zoo dringend behoefde.

- Als je me maar vertrouwen wilt, kindlief, en me zeggen, hoe ik iets voor je zou kunnen doen.

- 't Is eigenlijk niet voor mij, maar voor mijn zusje, bekende Francis haperend.

Het kostte haar zoo ontzettend veel haar vertrouwen te schenken aan een vreemde.

- Vertel me het geval dan eens, drong de leeraar.

En toen in eens vlogen de woorden holderdebolder uit haar mond en vertelde ze alles. Haar eigen verlangen en den bijzonderen aanleg van haar zusje, waar nooit iets van worden zou, omdat ze niet voortgeholpen kan worden; den tegenstand van haar voogd, alles vertelde ze.

- En teekent ze werkelijk zoo heel goed?

- 't Is werkelijk buitengewoon mijnheer. Echt, dat zeg ik

[pagina 97]
[p. 97]

niet, omdat we thuis trotsch op haar zijn, maar omdat je 't zien kunt; bij haar op school zeggen ze het ook.

- Er is trouwens heel gemakkelijk achter te komen. Breng eens een paar teekeningen van haar mee, dat ik er over oordeelen kan. Als 't werkelijk iets bijzonders is, zal ik haar helpen. Maar van te voren beloof ik niets hoor, bedenk dat wel.

- Oh, meneer!

Frans had hem wel om den hals willen vallen. Ze keek hem met stralende oogen aan. Maar hij herhaalde op een toon, die streng moest klinken:

- Denk er aan hoor. Ik beloof niets vóór ik gezien heb.

- Ja, meneer.

- En breng me die teekeningen even aan mijn huis, vanavond nog, dan zal ik Vrijdag vertellen wat ik er van denk. Je weet mijn adres?

- Ja meneer, ik geloof wel. Theresiastraat 22 meen ik.

- Juist. Dat is dus afgesproken. Ga nu maar.

In een vaart stoof Frans de trap op. Ze gunde zich nauwelijks tijd haar boeken op de fiets te binden en ze trapte zoo hard mogelijk naar huis. Nu voelde ze er niets meer van dat het warm was.

- Waar is Jettie? Waar is Jettie? riep ze, nog bij de voordeur.

- Hier, was is er?

- Luister gauw, Jettekind. Mijnheer De Weert wil je teekeningen zien, je weet wel, onze teekenleeraar op school, en hij heeft gezegd, dat hij je vooruit wil helpen als ze goed zijn.

Jettie maakte een luchtsprong en stond toen stil.

- Er is er geen een bij, die de moeite waard is.

Nonsens, zei Frans, terwijl ze haar voor zich uit de kamer in duwde. We zullen ze samen uitzoeken, maar vertel eerst eens aan moeder welk buitenkansje jou ten deel valt.

't Kind klemde zich aan Frans vast.

- Zeg jij 't maar, Frans. Ik kan het niet gelooven, ik ben bang, zei ze kleintjes, bijna klagend. Zulke dingen gebeuren alleen maar in boeken, nooit in de werkelijkheid.

- De werkelijkheid is soms beter dan alle boeken, malle meid. Kom mee.

Ook moeder was minder opgetogen dan Frans had verwacht.

[pagina 98]
[p. 98]

Ook zij kon 't niet zoo grif gelooven, dat zoo'n uitkomst zich voor haar jongste dochtertje zou voordoen.

- Maak je maar niet blij met een doode musch, Jetteke. Ik zou 't maar eens eerst afwachten. Menschen beloven dikwijls zooveel en doen zoo weinig.

- Toe moeder, word nou niet zoo zwaartillend. Wij kunnen toch ook wel eens een meevallertje hebben. Kom nu mee, Jettie, dan gaan we dadelijk de teekeningen uitzoeken.

't Was goed dat Frans haar zusje hielp, want Jettie was door dit onverwachte nieuws in een bui geraakt, dat ze niets meer goed vond en het allerliefste al haar teekeningen zou verscheurd hebben, maar er werden drie potlood- en twee waterverfteekeningen uitgezocht en een groote houtskoolschets. Tegen deze laatste keuze verzette Jettie zich, maar Frans wilde ze er met alle geweld bij doen. Na het eten zou ze zelf op de fiets de teekeningen gaan wegbrengen. 't Was meteen een prettig ritje.

- Maar zeg er niemand iets van! smeekte Jettie. 't Zou zoo erg naar zijn, als het op niets uitliep.

- Mag Mies 't ook niet weten? Ik had haar willen vragen om mee te gaan, maar 't is zoo gek als ze niet weet wat ik bij De Weert ga doen.

Na lang aarzelen stemde Jettie er in toe, dat het geheim aan Mies zou worden meegedeeld, maar dan mocht er verder ook in het geheel niet over gesproken worden.

Aldus geschiedde.

In de grootste spanning wachtten de beide zusjes den Vrijdag af, Jettie kon dien morgen aan het ontbijt in het geheel niet en aan de koffietafel nauwelijks eten.

Met kloppend hart wachtte Francis het begin van de teekenles af. Mijnheer De Weert zeide niets en gedurende de heele les deed hij, alsof er tusschen hem en Francis nooit over iets anders gesproken was dan over een teekening, die niet deugde. Frans vreesde al, dat alles op niets zou uitloopen en dat moeder gelijk zou krijgen.

Maar bij het teruggeven van de theorieschriften, hield de leeraar het hare met de opmerking:

- Kom dat maar om vier uur halen.

- Jij schijnt 't bont te maken, merkte het meisje op, dat de teekenbank met haar deelde.

[pagina 99]
[p. 99]

Maar Francis, die geen lust had tot praten, haalde de schouders op en zweeg.

Om vier uur rende ze naar het lokaal van de vierde klasse. Mijnheer De Weert stond haar al op te wachten. Op de bank voor hem lagen Jettie's teekeningen.

- Ziezoo, zei hij opgewekt, nu kunnen we eens even rustig praten. Of heb je haast om naar huis te komen?

- Nee mijnheer.

- Mooi. Vertel me nu eens eerst of je zusje die teekeningen heel alleen zonder eenige hulp gemaakt heeft.

- Oh ja, mijnheer.

- En ook niet nageteekend van een voorbeeld?

- Nee mijnheer, zeker niet.

- Dan is het werkelijk iets zeer bijzonders, heel opmerkelijk.

- Dus u wilt haar helpen?

- Zeker wil ik haar helpen en dolgraag. Ze is nog jong, nietwaar?

- Elf jaar.

- Dan moeten we zoetjesaan te werk gaan. Twee maal in de week een uur les is, om te beginnen, meer dan voldoende en....

Met een gloeiende kleur viel Frans hem in de rede.

- Ik weet niet, of ik dat laatst duidelijk heb gezegd, meneer, maar.... maar dat is juist het groote bezwaar, dat moeder geen extra lessen voor haar kan betalen. Ik had gedacht, als ik zoo nu en dan eens teekeningen mocht meebrengen en u zei dan wat er fout aan was....

- Niemand praat over betalen, beste kind. Maar ik begrijp natuurlijk ook wel, dat je moeder het denkbeeld van verplichting te hebben, niet prettig zou vinden. Daarom had ik dit willen voorstellen: Ik heb een paar teeken- en schilderklassen, drie of vier meisjes elk, die les krijgen, niet omdat ze aanleg of talent hebben, maar omdat men nu eenmaal meent, dat dit bij een goede opvoeding behoort. Zij zijn allen veel ouder dan je zusje, maar ze kunnen minder. Nu zou ik willen, dat ze tweemaal in de week zoo'n klasje meemaakte als gangmaakster, begrijp je, als prikkel voor de anderen om ook wat meer haar best te doen.

Daardoor zal ik gelegenheid hebben haar voort te helpen en zij.... betaalt mij eigenlijk door te komen. Als dit voorstel je

[pagina 100]
[p. 100]

lijkt en als ze er zin in heeft, moet ze maar eens komen praten. Morgen na twee uur ben ik den heelen middag thuis.

Frans greep zijn hand.

- Mijnheer, ik weet werkelijk niet wat ik moet doen om u te bedanken.

Hij lachte.

- Door nu en dan een beetje les te nemen bij je zusje en te trachten eenig begrip te krijgen van symmetrie en perspectief. Nu, stuur je zusje maar bij me, hoor. Dag Frans.

Jettie stond bij de schooldeur te wachten.

- En?

Haar groote donkere oogen leken nog grooter dan anders.

- Hij doet 't, zei Frans snel. Tweemaal in de week kan je les krijgen en hij heeft het in zoo'n vorm voorgesteld, dat zelfs moeder geen bezwaar zal maken het aan te nemen.

Frans had dit goed ingezien.

Waar in zoo kieschen vorm een hulp werd aangeboden, die voor haar kind van zoo groot belang zou kunnen zijn, voelde moeder dat het een misplaatste trots zou zijn om te weigeren.

Toen ze 's avonds nog even met haar moeder praatte, zei Frans:

- Zie je nou wel, dat er ook wel eens menschen zijn, die doen wat ze beloven en meer?

Samen gingen ze nog even naar Jettie kijken. Het kind was wakker en lag met groote open oogen te kijken naar het maanlicht, dat een breede zilveren streep over den grond trok. Haar gezichtje droeg een uitdrukking van zoo volkomen tevredenheid, als haar moeder in geen maanden had gezien.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken