Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Moeders oudste (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van Moeders oudste
Afbeelding van Moeders oudsteToon afbeelding van titelpagina van Moeders oudste

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.23 MB)

Scans (12.31 MB)

ebook (3.43 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Illustrator

Freddie Langeler



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Moeders oudste

(1929)–Willy Pétillon–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XII.

Nu de vacantie voorbij en de scholen begonnen waren gingen de dagen rustig en zonder stoornis voorbij. Frans werkte flink, hield ook de lessen van haar moeder bij, waarvoor Mies ook veel belangstelling bleef toonen en mevrouw Hooghwinckel zorgde wel, dat het haar dochtertje niet aan de noodige lichamelijke en geestelijke ontspanning ontbrak. Ze ging fietsen en wandelen met Mies en als ze om vier uur een eindje rondliepen, namen ze dikwijls Anneke mee, die uitbundig genoot van alles wat zij buiten zag en jubelde, als de meisjes op een stil plekje, waar geen gevaar was, krijgertje met haar speelden.

Anneke kwam nu ook heel dikwijls op visite en speelde dan het liefst met Jettie, die begreep waar ze moest toegeven en die met oneindig geduld poppetjes en dieren voor haar teekende en haar bij de piano eenvoudige versjes leerde. Het was werkelijk merkwaardig welk een geheugen het kind had voor een melodie, die ze eenmaal gehoord had en hoe zuiver ze de wijsjes nazong, die haar werden voorgespeeld.

Zoo ging het najaar voorbij. November kwam met mist en regen en reeds enkele venijnig-koude dagen en bracht al de opwinding van het St.-Nicolaasfeest mee. Iedereen begon geheimen te hebben voor iedereen en Francis waardeerde de veilige afgezonderdheid van haar kamertje meer dan ooit. Ze kon daar zoo heerlijk al haar schatten verstoppen en ongehinderd alle St. Nicolaasverzen maken, die ze wilde.

En terwijl ze nog druk bezig waren met toebereidselen voor St. Nicolaas, verheugden ze zich al op de kerstvacantie.

[pagina 88]
[p. 88]

De eenige teleurstelling, welke Francis in deze dagen ondervond was een wanhopige brief van Ada, waarin ze schreef, dat ze niet mocht komen met Kerstmis, want dat ze logees kregen en dat moeder haar dan niet wilde laten uitgaan. Een paar dagen later volgde een weloverwogen koel-vriendelijk schrijven van tante aan moeder, waarin deze dankte voor de vriendelijke uitnoodiging, verontschuldigingen maakte, dat ze niet kon worden aangenomen en vaag sprak over ‘de Paaschvacantie misschien’.

Het speet Francis vooral om Ada, daar ze wist hoe die haar heele hart er op gesteld had om naar Den Haag te komen. Ze schreef haar een langen brief terug met de troost, dat uitstel geen afstel is.

Maar in de voorbereidingen voor het St.-Nicolaasfeest vergat ze al gauw haar teleurstelling en toen de groote avond kwam, waren ze allen één en al vroolijkheid en opgewondenheid.

De kinderen hadden allen een klein pakje voor Anneke gemaakt en Frans had natuurlijk ook Mies en Clara bedacht. Moeder had een voorraad borstplaat gemaakt. De moeilijkheid was geweest hoe die verschillende pakjes bezorgd moesten worden, want de kinderen vonden het niet leuk ze zoo heel vroeg te gaan brengen, terwijl ze geen lust hadden later op den avond hun eigen feest in den steek te laten om een tocht te ondernemen ‘naar het einde van het heidendom’, zooals Frans het uitdrukte.

Gelukkig was er op het laatste oogenblik een oplossing voor de moeilijkheid gevonden. Een kennis van Clara, die ter wille van Anneke voor St.-Nicolaas zou komen spelen (het kind geloofde er even vast aan als de kleine Wim) zou op den heenweg bij Frans de verschillende pakjes komen halen. Dan was alles voor Anneke ook veel ‘echter’, als ze haar geschenkjes uit de handen van den goeden Sint zelf kreeg.

Maar hoe groot was de verrassing van de kinderen toen er om zeven uur gebeld werd en de brave heilige in eigen persoon voor de deur bleef staan, vergezeld van Zwarte Piet.

- Ik kom even voor Wim spelen, fluisterde hij Frans toe, leg de pakjes voor de Accaciastraat maar op het gaskastje, dan neem ik die straks mee.

- Goeienavond St.-Nicolaas, zei Frans nu heel luid, zoodat Wim het in de kamer hooren kon. Komt U binnen.

[pagina 89]
[p. 89]

En met groote plechtigheid schreed de heilige de huiskamer binnen, gevolgd door zijn knechtje, die de dolste grimassen maakte.

Kleine Wim was diep onder den indruk, maar toch niet bang. Met zijn helder stemmetje antwoordde hij op alle vragen van den Sint en toen deze verlangde, dat hij een versje zou opzeggen, voldeed hij daaraan onmiddellijk, maar zijn stemmetje trilde toch wel een beetje.

De tweelingen hadden de grootste moeite zich goed te houden, toen ze ook een beurt kregen, maar Jettie speelde dood-ernstig de comedie mee, evenals moeder.

St. Nicolaas had verschillende pakjes in zijn zak (een geruit kussenovertrek) waarvan hij aan ieder uitdeelde en ten slotte strooide Piet, de knecht, de heele kamer vol pepernoten en suikererwten. Toen vertrok de Sint in alle plechtigheid, want hij moest nog veel meer kindertjes bezoeken.

- Komt U ook bij Anneke? waagde Wim met een bedeesd stemmetje te vragen.

- Bij Anneke Wie? En waar woont die Anneke? vroeg Sint Nicolaas, die prachtig in zijn rol bleef en soms strenge blikken naar de tweelingen wierp, die aanhoudend zaten te proesten.

- Anneke van Vleuten en ze woont in de Accaciastraat, lichtte Wim in.

- Geef me het groote boek eens, Piet?

En plechtig sloeg Sint Nicolaas een groot boek open en wees met de vingers langs de bladzijden. Brutaal keek Frans over zijn schouder; ze zag dat het een Fransch tooneelstuk was, in rood satijn gebonden. Maar St. Nicolaas hield ernstig den vinger onder aan een der bladzijden en zei:

- Hier heb ik het; Anneke, ja juist, en ze woont in de Accaciastraat. Ja zeker, daar ga ik heen, en wel het eerste van allen. Die Anneke is een heel zoet kind, heb ik gehoord.

- En zal u haar héél veel geven?

- Ik zal haar héél veel geven, beloofde Sint Nicolaas, die nu afscheid moest nemen en aanstalten maakte om heen te gaan. En ik zal tegen Piet zeggen, dat hij bij het naar huis gaan nog even langs komt en nog iets door den schoorsteen gooit. Je bent een lieve jongen.

Wim kreeg een hand en moest een kusje geven en de Sint

[pagina 90]
[p. 90]

vertrok plechtig, uitgeleide gedaan door Frans, die hem in het kleine vestibuletje vlug hielp alle pakjes van het gaskastje in den grooten zak te stoppen. Ze keek hem even na, zooals hij, gevolgd door Piet, door de stille straat schreed, deftig en bezadigd, zooals het een heilige betaamt. Toen keek ze naar boven, waar de sterren helder straalden aan den donkeren hemel. Het vroor flink.

Wim werd nu naar bed gebracht om te droomen van St. Nicolaas en voor de anderen ving de pret nu pas aan. Er waren veel pakjes met allerlei nonsens en toespelingen op kleine hebbelijkheden en aanwensels. En de cadeautjes waren duchtig ingepakt en verstopt.

Zoo kreeg Frans, die een hevige afkeer had van groene zeep, een armband-horlogetje verpakt in een groote pot van dat nare goed. Jo, bekend om haar ongeduld, moest een taschje te voorschijn halen uit een doos, die met reepen gompapier was dichtgeplakt, Annie kreeg, omdat ze eens over rooken had gepraat, een sigaret, bijna zoo groot als ze zelf, met zeegras als tabak en binnenin een melkbeker.

Voor Jettie, die altijd zeurde om een poes, kwam er een groote zwart-fluweelen kat, in wier ingewanden een doosje pastel was verborgen en moeder kreeg tot taak om uit een berg hopeloos kapotte kousen een zilveren vingerhoed te visschen. Er waren natuurlijk nog veel meer cadeautjes en er was nog heel veel meer pret, er waren verzen bij ieder pakje en er werd voortdurend gejubeld door alle kinderen, want niemand verstond het als moeder de wenschen te raden en er tot het uiterste aan tegemoet te komen.

Een paar maal werd er ook gebeld voor een pakje, dat dan voor de deur lag. Degene, die het had neergelegd, was natuurlijk, nooit ergens te zien. Jettie kreeg iets van de juffrouw op school en van een paar kinderen uit haar klasse en Justine Bergsma, die Frans niet vergat, al zag ze haar zelden meer, zond haar een doos zakdoeken, een kistje borstplaat en een paar chocoladeletters. Voor moeder kwam er een banketletter. Er was geen enkele aanwijzing bij en terwijl ze nog zaten te raden van wie die kon zijn, werd er opnieuw gebeld.

Frans, die voor dezen avond de rol van portier op zich had genomen, ging naar de deur.

[pagina 91]
[p. 91]

- Dat hondje hoort zeker hier, juffrouw, zei een opgeschoten jongen, die voor de deur stond en zonder verdere uitlegging te geven liep hij door.

Frans keek hem verbluft na. Wat meende die jongen? Was het een Sinterklaasgrapje? Wat voor hondje hoorde waar?

Juist wilde ze de deur weer sluiten, toen ze een zacht gekreun hoorde. Ze keek naar beneden, maar zag niets. Toch wist ze zeker, dat ze iets gehoord had. Ze knipte het electrische licht in het kleine vestibuletje aan en keek nog eens opmerkzaam. Ja, nu zag ze het, een klein zwart snoetje met een paar donkere oogen en weer hoorde ze het klagelijk gekreun. Frans bukte neer bij het kleine hoopje ellende, dat daar tegen den drempel lag. Het was een klein jong dier, dat rilde van kou en verlatenheid.

- Stumper, zei ze zacht, stumper, belde hij voor jou? Kom maar hier, je kunt toch niet buiten blijven.

Ze nam het kleine dier in haar armen en sloot de deur. In de gang kwam Jo haar tegemoet om te zien wat haar zusje toch zoo lang bij de voordeur uitvoerde.

- Wat was er Frans? Wat heb je daar?

- De aardigste verrassing van den geheelen avond, antwoordde Frans half lachend en ging met het hondje de kamer binnen.

- Kijk eens wat ik gevonden heb! riep ze, het rillende en kreunende diertje onder het licht houdend.

- Hoe kom je daaraan?

- Waar komt dat vandaan?

- Het lag voor de deur in elkaar gekropen en een jongen dacht, dat het hier thuis hoorde en belde voor hem. Hij liep door, voordat ik iets zeggen kon.

- Voel eens hoe die stakker rilt, zei Annie medelijdend. Geef hem eens hier Frans, dan zal ik hem bij de kachel wat warmen.

- Zou hij hier in de straat thuis hooren en zich in de deur hebben vergist? vroeg mevrouw.

- Nee, dat zeker niet, riep Annie beslist. Ik ken alle honden uit de straat en hem heb ik nog nooit gezien.

- Hoe zou hij juist bij ons voor de deur gekomen zijn? vroeg Jettie.

[pagina 92]
[p. 92]

- 'k Weet het niet. Geloopen tot hij doodmoe was en toen maar ergens neergevallen, denk ik. We mogen hem toch houden, moeder?

- Die stumper kan toch niet in den nacht op straat gezet worden.

Moeder keek wat bedenkelijk.

- We zouden hem morgen naar het asyl kunnen brengen.

- Dan maken ze hem dóód, als de eigenaar niet komt, riep Jettie. Nee moesje, dat kan niet. Toe, mogen we hem houden?

- Kinderen, een jonge hond in een klein huis geeft zoo'n last, aarzelde moeder.

- We zullen eerlijk zelf op hem passen en voor hem zorgen, moeder. Heusch je zult geen last van hem hebben. We zullen hem uitlaten en met hem wandelen en eten geven en zindelijk maken, als hij dat niet is en oppassen, dat hij geen kwaad doet. Toe maar moeder, vind het nou maar goed.

Het hondje, dat op Annie's schoot bij de warme kachel wat bijkwam, stak zijn kopje omhoog en jankte zacht.

- Zie je, hij vraagt ook of we hem houden willen. Mag hij, moeder?

Mevrouw Hooghwinckel aarzelde nog even, maar ze was niet bestand tegen den smeekenden blik van den kleinen zwerveling. Ze streek hem eens over den kop en zei:

- Toe dan maar, houdt hem dan maar. Alleen, ik stel drie voorwaarden.

- Wat dan moeder?

- In de eerste plaats, dat we hem bij de politie aangeven. Het is mogelijk dat het diertje een baas heeft, die verdriet heeft over zijn verlies.

- Dat geloof ik niet, riep Jo ijverig. Kijk eens hoe mager de stakker is! Als hij werkelijk een goeden baas had, zou hij er wel beter uitzien. Wie weet hoe lang hij al gezworven heeft.

- Ik geef toe, dat het niet waarschijnlijk is, maar het is toch mogelijk, kindje. Mijn tweede voorwaarde is, dat er dadelijk wordt vastgesteld wie zijn meesteres zal zijn, als hij hier blijft, want ik weet hoe het gaat, anders schuift de een voortdurend de lasten op een ander, en de derde voorwaarde is, dat je zoo gauw mogelijk met hem naar den dierenarts gaat om te laten onderzoeken of het een gezond diertje is zonder uitslag of

[pagina 93]
[p. 93]

andere narigheden. De kosten van de doktersvisite moeten jullie zelf dragen. Als je graag een hond wilt hebben, moet je er wat voor over hebben ook.

- Maar je wilt ons toch wel voorschieten, hè moeder? Want we zijn zoo platzak als iets.

- De vader van Beppie Molenaar is dierenarts, merkte Jettie op. Ik zal vragen wat het kost, als we er heen gaan.

- Maar van wie zal hij nu zijn? vroeg Annie.

- Hij is eigenlijk van Frans, want zij heeft hem gevonden. Maar ik zou je vreeselijk lief vinden, Frans, als je hem ons wilde afstaan, aan Annie en mij.

En Jo keek haar zusje smeekend aan.

- Best hoor, stemde Frans grif toe. Ik zou toch heusch niet veel tijd hebben voor het kleine gedierte en ik geloof, dat hij bij jullie in betere handen is. Ik draag hem aan jullie over.

Terwijl er beraadslaagd werd over het lot van den kleinen vondeling, was deze bezig met groote bedrijvigheid een bakje melk leeg te slurpen, dat moeder voor hem had gereed gezet.

Het was een klein zwart dier, met kort haar en een rattenstaartje. Lange ooren als die van een taks hingen aan weerszijden van zijn kop en in zijn klein zwart snoetje stonden een paar vriendelijke oogen.

- Hoe zullen we hem noemen? vroeg Jo, terwijl ze hem over den mageren rug streek.

Onmiddellijk werd er achtereenvolgens een dozijn namen voorgesteld en afgekeurd. Moeder raadde aan het kleine beest niet met een al te pompeuzen naam te belasten, omdat je niet wist wat er uit hem groeien zou en het meer dan dwaas zou zijn een rasloos straathondje te laten rondloopen met een naam als: King, Prince, Kazan, Iwan, Dandy of iets dergelijks.

- Ik weet het, riep Francis, terwijl ze een van de lange ooren van het diertje tusschen haar vingers oprolde.

- We zullen hem ter eere van dezen St. Nicolaasavond Zwart Piet noemen en bij afkorting Piet.

Daarmee waren allen het eens en zoo werd Piet opgenomen in den familiekring en onder bijzondere leiding van Jo en Annie gesteld, die voor zijn opvoeding zouden zorg dragen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken