Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Moeders oudste (1929)

Informatie terzijde

Titelpagina van Moeders oudste
Afbeelding van Moeders oudsteToon afbeelding van titelpagina van Moeders oudste

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.23 MB)

Scans (12.31 MB)

ebook (3.43 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Illustrator

Freddie Langeler



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Moeders oudste

(1929)–Willy Pétillon–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XXV.

Na de groote vacantie stapte Frans met een zekere opgewektheid naar de leerschool. De achterband van haar fiets was lek en daardoor was ze verplicht geweest met de tram te komen. Maar van de naaste halte van lijn 3 was het toch nog een tien minuten loopen.

Meer dan ooit haatte ze de school, die tegen haar wil zooveel van haar tijd verslond, haatte ze het leelijke, kale, vervelooze gebouw, dat haar dagelijks drie uren gevangen hield. Dien morgen, terwijl ze zich aankleedde, had ze in den spiegel tegen haar eigen gezicht grimassen gemaakt bij de gedachte aan het weerzien van de hatelijke juffrouw Verster met haar laatdunkend gezicht en haar hobbezakjapon en van de onderwijzers, die altijd grappig wilde zijn en haar in het voorbijgaan aan haar vlecht trokken, net als oom Scheffer aan zijn ‘schellekoord’.

Maar dat was voor de vacantie geweest. Frans lachte bijna hardop en met vlugge stappen liep ze langs het stille grachtje, aan het eind waarvan het schoolgebouw stond. Hoeveel malen was ze dit oude grachtje al niet langs gefietst en langs gewandeld! Wat had ze het, al naar haar stemming, niet bekoorlijk

[pagina 191]
[p. 191]

en schilderachtig of saai en vervelend en doodtriestig gevonden! Maar de meeste keeren had ze dezen weg nu af gelegd; de laatste groote vacantie was voorbij. Het was nu nog een kwestie van maanden en er zouden nog dingen genoeg gebeuren, die maakten, dat de tijd snel voorbij ging. Drie uren was ook de heele dag niet. Er bleef nog tijd over om weer in je humeur te raken.

Frans naderde de school. Het was nog vroeg: zóó lang voor het luiden der schoolbel was ze hier nog nooit geweest. Dat had ze expres gedaan. Er speelden enkele kinderen buiten. Snel liep Frans langs hen heen en ging door de kleine poort naar binnen. De lange gang liep ze door, waar het altijd donker was, ook als de zon scheen, 's Middags op het warmste uur van de zomerdagen was het heerlijk koel, maar nu vond Frans het er vochtigkil en ze rilde even. Ze voelde zich wat beklemd en niet zoo hoog-triomfantelijk als een oogenblik geleden. Een paar meisjes uit de hoogste klas liepen achter haar en ze hoorde hoe ze gichelde en elkaar toefluisterden:

- Juffrouw Frans heeft haar haar opgestoken.

Even gaf het haar een gevoel, alsof de heele school wist van het conflict en er van genoot.

Ze ging de eerste klas binnen. Er was nog niemand. In de diepe donkere kast, die tot garderobe diende, zette Frans haar hoed af en bleef toen natreuzelen, zich veilig voelend in de duisternis, die haar als schuilplaats was. Het kriebelde over haar rug en zij had datzelfde gevoel van weg willen loopen, dat haar als klein kind bekroop, als ze wist dat moeder bezoekers had.

Zooals ze daar verscholen stond in de ruime muurkast, hoorde ze hoe de klasse zich geleidelijk vulde met de babbelende, rumoerige kleuters. Er klonk geslof van voetjes over de planken vloer, de plof van een griffelkoker, die uit een kastje viel, gerommel van sponzendoozen, die over den grond rolden en altijd onder de voetenplanken tegen de poot der bank bleven liggen, alsof ze verstoppertje speelden. Juffrouw Verster zou nu ook wel gauw komen en....

Daar werd de kastdeur al wijd opengezwaaid en de korte, breede gedaante in haar eeuwige grijze japon vulde de heele opening.

- Zoo, ben je daar? begroette haar juffrouw Verster.

[pagina 192]
[p. 192]

- Ja juffrouw, antwoordde Frans, kwasi gedwee.

- Je bent vroeg vandaag, dat zijn we niet van je gewend. Ik hoop dat de vacantie je goed gedaan en handelbaarder gemaakt heeft.

Frans zweeg, maar in het veilig donker van de kast glimlachte ze.

- Je kunt wel vast beginnen met het kaften van de nieuwe boeken.

- Ja juffrouw, antwoordde Frans weer op denzelfden gelaten toon als zooeven en ze wendde zich om en trad uit de kast in het onmeedoogend-heldere licht van het schoollokaal.

De juffrouw gaf een gilletje van schrik en de leesboekjes, die ze had opgenomen om te laten kaften, gleden één voor één uit haar slappe handen op den grond. Een uitdrukking van afgrijzen kwam over haar vaal gezicht.

- Wát, bracht ze eindelijk uit met een soort snik, wát heb je gedaan?

- Wat ik gedaan heb? Niets juffrouw.

- Maar je haar! je haar!

- Mijn haar? O ja, natuurlijk, lachte Frans, dat was ik vergeten.

- Je hebt je haar afgeknipt!

- Drie weken geleden al, vóór de vacantie. Er lichtte nu in Frans' oogen een felle triomf.

- Maar kind, ben je stapel! Verbeeld je! Afgeknipt! Je lijkt wel een jongen, zóó! O, en wat zal mijnheer Van der Steen zeggen!

Hooghartig richtte Frans het korte-krullekopje op.

- Ik ben niet bang voor mijnheer Van der Steen en hij heeft niets te zeggen, tenminste niet over mijn haar, zei ze trotsch. Ik heb recht op mijn eigen persoonlijkheid.

Hè, wat klonk dat goed, zoo modern en onafhankelijk. Zij zou nu eens toonen, dat ze niet met een schoolkind te doen hadden! Frans voelde voldoening gloeien in haar wangen.

- Hoe kon je dat toch doen! zuchtte de onderwijzeres wanhopig.

- Oh, heel gemakkelijk, de kapper heeft het gedaan.

- Maar waarom? Waarom toch?

- Omdat je kort haar niet kunt opsteken en omdat ik niet

[pagina 193]
[p. 193]

met een knoedeltje tegen mijn achterhoofd wou loopen.

- Nu, je zult er heel wat over moeten hooren, dat kan ik je verzekeren, maar ik wasch mijn handen in onschuld.

- Allicht, bromde Frans spottend, terwijl ze de klas inliep met het stapeltje boeken, dat ze opgeraapt had, in haar armen.

Netjes, als goed gedrilde soldaatjes, zaten de kinderen in de banken reeds in het gelid, twee aan twee, de handjes op den rand van de bank gevouwen. De onderwijzeres, met korte driftige pasjes, haastte zich naar voren en liep nu door de looppaden tusschen de banken, gewapend met een liniaal, en tikte vinnig naar kleine garnalenvingertjes, die niet precies volgens het voorschrift langs den rand waren gevouwen. Een pijnlijk trekken van de lipjes, een booze blik, waren het gevolg.

Maar het werd een niet te onderdrukken opstand, op het oogenblik dat ze Frans gewaar werden. Ze rekten de tengere, magere halsjes, ze draaiden de hoofdjes, tot Francis vreesde dat ze een stijven nek zouden krijgen; ze fluisterden met elkaar, ze keken met groote verwonderde oogen en geheimzinnige blikken, de kopjes naar elkaar toegebogen.

Francis deed of ze niets merkte en liet het aan de onderwijzeres over om de orde te herstellen, die door haar verschijning zoo allertreurigst verbroken was.

Met harde woorden en bedreigingen van straf gelukte het de juffrouw hen weer tot wezenlooze, gedweeë popetjes om te tooveren, die kaarsrecht in de bank zaten. En om te toonen, hoe zij de kleuters in haar macht had, in een vertoon van gezag, dat Francis deed denken aan het gebaar, waarmede een hondendresseur zijne diertjes in den een of anderen onmogelijken, onnatuurlijken stand voorstelt aan het ‘geëerde publiek’, schreed ze naar de deur, die het lokaal van de volgende klas scheidde.

Zij wenkte twee onderwijzeressen, die daar samen stonden en was spoedig in druk gesprek. Tersluiks keek Francis om, ze zag aan de gedecideerde hoofdknikjes en rukjes in haar richting, dat er gesproken werd over haar en over haar ‘ongehoorde brutaliteit’. Het was, alsof ze de woorden verstond. Als zij het er op had toegelegd een sensatie te maken dan was haar dit volkomen gelukt.

Het feit scheen ook reeds tot de kinderen van die klas te zijn doorgedrongen, want Francis zag hen op de banken klimmen

[pagina 194]
[p. 194]

om door de glazen tusschenwand naar haar te kunnen kijken. Ook onder de kleintjes werd het weer rumoeriger. Ze verstond vrij hoorbaar gefluisterde opmerkingen.

- Zou de juffrouw ...?

Het laatste deel van den zin ging voor haar verloren en ze was overtuigd daaraan heel wat gemist te hebben.

- Nou is de juffrouw net een jongen.

- Juffrouw Frans is een jongen, juffrouw Frans is een jongen, neuriede er een.

Plotseling ging er, vlak voor haar, verontwaardigd een groezelig vingetje in de hoogte.

De onderwijzeres, nog steeds betoogend bij de deur, zag niets. Frans ontfermde zich over het kind.

- Wat is er, Marietje?

- Juffrouw, hij zegt een vloek, fluisterde het kind met een kleur als vuur, wijzend op den kleinen jongen in de bank naast haar.

- Wat zegt hij dan? informeerde Francis, meer nieuwsgierig dan paedagogisch.

- Juffrouw, hij zegt, dat u een jongen bent.

‘Juffrouw Frans’ schoot in een niet te bedwingen lachbui. Met de handen voor het gezicht leunde ze voorover, haar schouders schokkend van het lachen.

Met een strengen blik op haar kweekeling-zonder-decorum begaf de onderwijzeres zich naar haar plaats vóór de klasse en kondigde met zalvende stem aan:

- Kinderen, we zullen beginnen.

Frans ging op haar gewone plaats achter in de klas zitten en wachtte op de dingen die komen zouden. In een glimp had zij den hoofdonderwijzer de klasse er naast binnen zien komen. Hij zou dadelijk hier zijn.

Frans zag niet op; ze boog zich even dieper over de boeken, die ze zat te kaften. Maar van onder de lange donkere wimpers uit zag ze hoe het hoofd der school een paar driftige passen deed in haar richting. Zij zag ook het schouderophalen van de onderwijzeres, het hulpelooze gebaar van: wat moet je met zoo'n wezen aanvangen?

- Juffrouw Francis!

Francis schudde uitdagend haar korte haren en stond op.

[pagina 195]
[p. 195]

Aan den snijdenden klank van zijn stem hoorde ze, dat de hoofdonderwijzer woedend was.

Geen wonder, waar ze hem zóó had durven trotseeren!

Hij was op het punt zijn ijzige kalmte, waarmee hij haar altijd zoo uit de hoogte behandeld had, te verliezen. Hij zag haar aan alsof hij haar wilde verpletteren onder zijn toorn, waarvoor alle onderwijzeressen beefden, als die soms losbrak. Zij wist, dat hij zich gekwetst voelde, meer nog dan in zijn eigenliefde, in zijn prestige en zijn autoriteit.

Langzaam, met tergende bedaardheid, naderde zij den ‘pasja effendi Bey’, zooals zij hem steeds in stilte noemde. Haar houding was rustig en onbewogen, maar om haar mondhoeken trok en trilde het. Haar intuïtie zei haar, dat thans kwam de laatste ronde in den strijd, die nu bijna twee jaar geduurd had en ook met háár zelfbeheersching was het bijna gedaan.

Zij stond zedig voor hem, de oogen neergeslagen en de handen op den rug, als een ondeugend schoolkind.

- Ga naar mijn studeerkamer en wacht daar, gebood hij.

Francis schudde weer haar korte krullen, terwijl zij naar de deur ging en zonder omzien het lokaal verliet. De kinderen zagen haar met nieuwsgierige verbazing na.

Langzaam liep ze door de lange gang, langs de binnenplaats, waarop één raam van de studeerkamer uitzag en daar ze geen lust had heelemaal langs de straat te loopen en aan de voordeur te bellen, kroop ze eenvoudig door het openstaande venster naar binnen.

Lang behoefde ze niet te wachten. Na een paar minuten zag ze haar chef met groote stappen door de gang komen. Ze zette zich op een stoel in postuur om de donderbui, die haar boven het hoofd hing, over zich te laten gaan. Bang was ze niet. En in dit oogenblik, dat ze hier alleen zat in de wat duffe, kale, ongezellige kamer, was een gedachte door haar hoofd gevlogen, die daar nog bleef nalichten als een bliksemflits: de gedachte aan.... vrijheid.

De hoofdonderwijzer trad binnen en sloot met overbodige voorzichtigheid de deur achter zich toe. Met aandacht volgde Francis zijne bewegingen, tot ze ten slotte zijn blik ontmoette, den feilen, stekenden blik van zijn koude, grijze oogen, waarin de pupillen nu klein stonden als speldepunten.

[pagina 196]
[p. 196]

- Hoe dùrf je? beet hij haar toe, met saamgeknepen handen op haar toeloopend. Hij zag er uit, alsof hij lust voelde haar te slaan.

Francis zat rustig in haar stoel met de handen op de armleuning. De korte krullen, die oorzaak waren van zooveel opschudding, dansten over haar voorhoofd en in haar oogen tintelden spotlichtjes.

Plotseling beheerschte hij zich. Op den drogen, ongevoeligen toon, dien ze zoo goed kende, begon hij zijn strafpredikatie.

Frans luisterde nauwelijks. Ze werd slaperig van die droge, eentonige stem en in vage verwondering vroeg ze zich af, waar dat heen moest.

Maar plotseling werd ze helder wakker en haar belangstelling was levendig en ongeveinsd.

De woorden, die ze half verstond, klonken, als hielden ze een belofte van vrijheid in. Ze luisterde nu scherp toe.

.....dat het feitelijk mijn plicht is u van deze school te verwijderen. Daar ik er echter van overtuigd ben, dat een dergelijke schorsing, zelfs oneervol, geen straf voor u zou zijn, meen ik volkomen verantwoord te wezen, als ik in dit geval dezen maatregel niet toepas.

't Was mis. Verder kon het Francis niet veel schelen wat het verbolgen schoolhoofd nog te beweren had. Ze luisterde onverschillig en verstrooid, wachtend op het verlossend woord.

- U kunt gaan.

Ze stond op, boog even met een nuance van spot en verliet het vertrek. Nu moest ze wel door de voordeur gaan; ze kon toch moeilijk door het venster springen, waar de verwoede heer Van der Steen bij stond! Ze duwde het poortje open en liep weer door de lange donkere gang en kwam rustig de klas binnen.

- En? vroeg de onderwijzeres, gespannen.

- Wat en? repliceerde Frans.

- Wat zei meneer?

- Daarvan ben ik u toch geen rekenschap schuldig, merkte Frans hooghartig op.

- Wordt je weggestuurd?

- Nee, helaas niet.

En daarmee liet Frans de juffrouw staan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken