Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1 (1727)

Informatie terzijde

Titelpagina van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
Afbeelding van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.63 MB)

XML (2.16 MB)

tekstbestand






Vertaler

Abraham Moubach



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/sociologie
vertaling: Frans / Nederlands


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1

(1727)–Bernard Picart–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

I. Hoofdtstuk.
De Verstrooying der Jooden nagespeurt.

Ga naar margenoot+ GEen Christen Leeraar is 'er die niet bekennen moet dat de verstrooying der Jooden, sedert de verwoesting van den Tempel en de Stadt Jeruzalem onder de regeering van Vespasiaan, zodanige byzondere merktekenen heeft, dat het onmogelyk is van 'er de handt Godts niet in te erkennen. Deeze verstrooying is een vruchtbaar veldt van wonderwerken, zeldzaamheden en aanmerklykheden geworden. Christen en Joodt oogsten 'er te gelyk. Een ieder vind 'er wonderheden, doch van eene onderscheiden manier. Het behulp van leeroeffening heeft van tydt tot tydt den Christen Leeraars middelen verschaft van in den geest hunner toehoorderen het denkbeeldt van der Jooden verwerping op te wekken. De smaadheden waar mede men dit volk overal onderdrukt; de verachting waarin het leeft; de vernietiging der wezentlyke plechtigheden in hunnen Godtsdienst; al de Kerkvoogdy van hunne Kerke overhoop geworpen; hunne Geslachten en Namaagschappen vermengt, en de Offerhanden afgeschaft; Dit zyn alle zaaken waarop men deeze beklaaglyke verwerping grondt. De Jooden in tegendeel trekken uit deeze ongelegentheden een onderwerp van glori, en troosten zich altoos, datGa naar voetnoot(b) hun Volk het harte der Waereldts Volkeren is. Het Hart is het edelste in 's menschen Lichaam: nochtans heeft het de ongesteltheden des lichaams te lyden; het hart is 't die de driften verteeren en ongenoegtens quellen: maar het kan zich naar de verzweering niet voegen, door dien het, om zoo te zeggen, een oorspronkelyke zuiverheit heeft, en dat het ten einde toe de kracht behoed, zich van de bedorven vochten te ontdoen die de andere deelen bederven. De fyne en tedere stoffe waar uit het hart bestaat, trekt verscheiden ongemakken naar zich, die het vervolgens door kracht van zyn gesteltheit van zich weert. De Jooden zeggen mede volgens den Profeet

[pagina 80]
[p. 80]

Amos, ‘dat Godt niemandt onder alle de volkeren der aard kent dan hen, en dat hy overzulks hunne ongerechtigheit straft. Maar deeze ongerechtigheden zyn voorbygaande, nademaal Godt niet gedoogt dat ze het hart verteeren, gelyk ze eertyds de Cananeên enz: verteerden. De Jonden lyden door de ongebondenheit hunner Gebuurvolkeren, gelyk het hart de ongesteltheden van lever, milt, maag enz: lydt. Genoeg is 't hier door te doen zien dat zy van hunne verneedering een zeer verschillend denkbeeldt met dat van de Christenen hebben.

Ga naar margenoot+ Onzeker is 't met de Historie van de verstrooying der tien Stammen Israëls die Salmanazar naar Medië wegvoerde: maar hoe het ook zy, zeker is 't dat de Jooden sedert deeze verstrooying, in veele Landen bekent geworden zyn. Wy gelooven nochtans datze niet wel bekent geworden zyn, dan na de verwoesting van 't Koningryk Juda.Ga naar voetnoot(a) Josephus doet hen met een onnoemelyk getal te voorschyn komen, sedert de tyden van den Koning Assuerus. Een zekerenGa naar voetnoot(b) Eldad heeft een Historie van de verstrooying geschreeven, en tracht 'er de luister van door zoo veel verdichtzelen op te beuren, dat ze voor de Verdichtzelkunde der aaloude Grieken niet behoeven te wyken. Benjamin van Tudele versiert niet min het onderwerp, en doet een beschryving van eene groote uitgestrektheit van 't Landt, door zyn Volk in volstrekte macht bezeten: maar 't geen niet dan aan hem bekent is geweest. Peritzol, een ander berucht Schryver onder de Jooden, plaatst hen in plaatsen alwaar men ze tot noch toe niet heeft konnen vinden. By voorbeeldt, hy stelt een gemeenschap van RecabitenGa naar voetnoot* in de Woestyne van Cabor. Hy laat zyne Landsgenoten in de Woestynen van Arabië regeeren. Hy laat de Jooden de boorden van den Ganges en de Grenzen van Bengale, de Philipinen enz: bewoonen. Eindelyk plaatst hy hun omtrent een zekere Rivier Sambatius of SabbaticusGa naar voetnoot†, in de gebuurschap der Staaten van Paap Jan, en dit Ryk der Jooden word 'er volgens deezen Schryver zodanig geplaatst, dat men 't voor de grenzen van Thibet zoude mogen aanzien. Indien het waar was dat 'er in deeze Gewesten een Regeerstaat der Jooden was, zou men met reden gelooven mogen, dat zy het overschot der tien Geslachten waren. Willem de Rubruquis, in den Jaare 1246. in Tartarië reizende, bericht dat men twee dagreizens boven Derbent, naar Groot Tartarië strekkende,Ga naar voetnoot(c) een groot getal Jooden, in een Stadt Samaron genoemt, vind. Hy spreekt van een streek landts omtrent de Kaspische Zee, alwaar men zeide dat de Jooden als ingesloten leefden. CarpinGa naar voetnoot(d), die in den zelven tydt reisde, spreekt mede van zekere Joodsche Tartaren, die hy Brutaches of Bastarken noemt. Andere vertellen ons vanGa naar voetnoot(e) Nephtaliten en Daniten in Groot Tartarië woonende, en van zekere Saduceên op de Grenzen van Thibet.

 

Ook gelooft men dat de Jooden van de tien stammen in 't Koningryk Cachemire een der Wingewesten van den Mogol zyn verstrooit geweest: maar alhoewel deeze gedachten van eenige bewyzen worden onderschraagt, gelyk men in de berichtgeeving van BernierGa naar voetnoot(f) zien kan, echter kan men niet besluiten dat 'er de Jooden een volstrekte regeering hebben gehad. Men vind mede in een Provincie van China, JoodenGa naar voetnoot(g) die een gedeelte der gewyde Boeken, Kerkzeden van hunnen Godtsdienst, en veele Overleveringen bewaart en onderhouden hebben: maar het schynt dat ze onder hunnen Godtsdienst veele zaaken vermengt hebben, van de Chineezen ontleent; als onder anderen de eerbewyzing die zy aan ConfutiusGa naar voetnoot‡

[pagina 81]
[p. 81]

doen.Ga naar voetnoot(a) Wy zullen ons over de opperheerschappy der Jooden in eenige gewesten van Etiopië niet uitbreiden. Zoo men de berichten van dit landt gelooven mag, is 'er dit volk zeer talryk; en dit is 't geen men in de Historie van Etiopië door Ludolf beschreeven zien kan.

Men waant mede de Jooden in America te vinden; maar de redenen die men voor bewys bybrengt zyn zwakGa naar voetnoot(b) genoeg; Nochtans zyn niet alleen de Jooden, maar zelfs de Christenen in dit gevoelen. Men kan zien 't geen 'er den Heer BasnageGa naar voetnoot(c) van heeft gezegt. Waar is 't dat een hedendaagsche Reiziger bericht,Ga naar voetnoot(d) dat de Indianen van de Peruaansche Kust omtrent Plata veel Joodsche manieren hebben, gelyk ook de Calchaquen die tusschen Peru en Tucuman woonen; dat ze een soort van besnydenisse hebben en geen varkens vleesch eeten. Anderen hebben gelooft blyken van 't Jodendom in den Godtsdienst en de Gewoontens van Japon te vinden. Indien men op gissingen bouwen mag; waarom gelooft men niet dat de Christenen, en voornamentlyk de Roomsgezinden, een gedeelte van hunnen Godtsdienst en Kerkgebruiken den Amerikanen hebben mede gedeelt? In 't vervolg van dit Werk zullenwe zien, hoe mogelyk het zyn zoude, staande te houden, indien men op gissingen bouwen wil; dat de Mexikanen en Peruanen veele dingen van 't Christendom ontleent hebben. 't Is wel waar dat alle deeze eidele gissingen enkelyk op eenige overeenkomst van de Gewoontens gegrondt, niet zoude konnen bewyzen, dat de Volkeren gansch afgelegen van Asië, hun Oorsprong van de Jooden zouden hebben. Lichter is 't echter te bewyzen, dat de gevangen Jooden gehaat, veracht en van hunne grensvolkeren mishandelt zynde, middel gevonden hebben zich in Tartarië enz: te verspreiden, en 'er vervolgens een genoeg machtige staat hebben opgerecht, om deeze gebuurvolkeren te wederstaan. Maar alle deeze verdichte inbeeldingen en opsnyeryenGa naar voetnoot(e) moet men dit volk ten goeden houden, die eertydsGa naar voetnoot(f) geloofden beheerschers aller volkeren te moeten zyn, en die, in wonderwerken en voorzeggingen opgevoed, geloofden dat de Natuur nooit handelen noch beschikken mogt, dan voor hun. Wy zullen ons niet verder over de verstrooying der Jooden uitbreiden; maar den Lezer tot de Historie van den Heere BasnageGa naar voetnoot(g) wyzen.

margenoot+
Verscheiden gevoelens wat de verstrooying der Jooden aangaat, ingezien,
voetnoot(b)
Zie Buxtorf. Lib. Cosri. Israelitae inter populos sunt instar cordis ad reliqua membra.
margenoot+
En hoe onzeker de Schryvers hier in zyn, aangeweezen.
voetnoot(a)
Ant. Jud. L. 11. C. 5.
voetnoot(b)
Zie Basnage Hist. des Jufs. l. 7.
voetnoot*
[De Recabiten is een Joodsche Sekte dus genoemt, om dat de Leerlingen van Jonadab zoone van Rechab waren. Zy woonden in Tenten, en onder de regeering van Jojakim Koning van Juda voor 't Heir van Nebukadnezar beducht, weeken ze naar Jeruzalem, alwaar zy afgezondert leefden. Moreri.]
voetnoot†
[Over de waare plaats van de Rivier Sabbaticus, die nergens te vinden is, als veeleer een herssen verdichtzel der Rabbynen zynde, om voor hunne zoo lang verlooren broederen der tien Stammen Israëls een verblyf aan der zelver boorden te vinden, is onder de Rabbynen niet weinig geschil; want Moses de Gironna, een groot Rabbanist, beweert, dat de Sabbaticus de Rivier Gozan is, waar van in 't Boek der Koningen gesproken word: maar, anderen verzekeren daar en tegen, dat Gozan de Ganges zy, en dat de Sabbaticus ter andere zyde tusschen de Bergen van Chobor stroomt, alwaar de Jooden, zoo hy meent, zekerlyk te vinden zyn. Deeze verschillende meeningen geeven de onzekerheit der overlevering genoeg te kennen, en bewyzen teffens dat die alleen niet dan uit het brein der Joodsche Geleerden ontsprooten zy, te meer, naardien deeze Rivier allen Reizigers t'eenemaal onbekent is. Zie hier van breeder onze Aanmerking in Abbadie. Triomferende Godtsdienst. l. Deel. Pag. 400.
voetnoot(c)
Pag. 272, 273. Parysche druk 1634.
voetnoot(d)
Ibid. pag. 377.
voetnoot(e)
Vid. Schikkard. in Persic.
voetnoot(f)
In zyne Reizen 2 deel. pag. 316. 1709 gedrukt.
voetnoot(g)
Zie de Brief van P. Gozani in de VII verzameling des Lettr. Edif. de quelques Missionaires.
voetnoot‡
[De beruchte Chineesche Philosoof Confutius, is meer dan twee duizend Jaaren in China zeer geacht geweest; want niemandt tot Mandaryn verheven word, dan die als Dokter in zyne geleerde Schriften aangenomen is. In alle Chineesche Steden vind men een gebouw hem ter eeren opgerecht, en wanneer iemandt der Amptenaren van den Tabbert dezelve doorreist, treed hy uit zyne Palanquyn en gaat eenige treeden te voet, om hem ter gedachtenisse te eeren. In de voorgevels deezer gebouwen aan Confutius toegewyt, ziet men in groote vergulde letteren diergelyke eertytels: aan den grooten Leermeester; aan den uitmuntenden; aan den wyzen Koning der Letteren, enz. Maar in alle deeze lofspraaken gebruiken de Chineezen nooit het woordt Yun, 't welk een naam hunner Afgoden is; waar door zy willen te kennen geeven, dat deeze Philozoof de Afgodery gedoemt heeft. P. Coupplet, Confutius Cinorum.]
voetnoot(a)
Zie Basnage, Hist. des Juifs. L. 9. C 38. waar in een naauwkeurig verhaal van den tegenwoordigen staat der Jooden, uit een Italiaansch Schryver getrokken, te vinden is. Voor 't overige heeft men reden te gelooven, dat de Jooden uit Asië niet trokken dan lang na de verwoesting van Israëls Koningryk. Daar op vestigden zy zich in Medië, Chaldea, Armenië, enz. Zy trokken vervolgens in Europe door Georgië, de Zwarte Zee, en Moscovië. Zy verspreidden zich in Tartarye, omtrent de Noorder deelen der Indiën, en zelfs naar de kust van China. De omkeering van 't Koningryk Juda deed niet dan een einde te maaken van 't geen het andere een aanvang nam. Zy vestigden zich dus onder de vreemde volkeren, bewaarden 'er hunne Godtsdiensten, en Gewoontens, die zy dikmaals vervalschten, en zelfs verlooren, naar maate dat ze van hun beginzel afweeken. Deeze veranderingen waren voor de eerste Jooden zeer gevoelig; maar men moet zich niet verbeelden dat het onmooglyk was, eindelyk de ongelukken van 't troostelooze Sion te vergeeten. Niet dan een klein getal van Godtvruchtige vluchtelingen was 'er die geloften gedaan hadden hun waarde Jeruzalem nooit te vergeeten.
voetnoot(b)
Men zegt dat de Amerikanen door Maanen hunnen tydt berekenen; dat zy hunnen Afgoden de eerstelingen der vruchten offeren; dat het meerendeel der Amerikaansche volkeren, voornamentlyk de Mexikanen en Peruanen, kennisse van den zondtvloet hebben gehad; dat die van Mexico een groot Jubelfeest vieren; dat de meeste Amerikaansche volkeren de Besnydenis in gebruik hebben, enz. maar dit voldoet niet om te bewyzen, dat de Amerikanen oorspronkelyke Jooden zyn. De menschen hebben zich in veele uitwerkselen ingewikkelt, zonder ooit hunne denkbeelden gemeen te maaken. De manier van by Maanen te rekenen is zoo eenvoudig en natuurlyk, dat het niet te verwonderen is, dat de volkeren, die geen anderen telregel dan deeze hadden, die verkooren hebben, om den loop der tyden te bepaalen. De Besnydenis, de gedachtenis die de Amerikanen van den Zondvloet, enz. bewaart hebben, bewyzen te meer datze van de Egiptenaren, of van de Colchische volkeren, of van de Assyriers af komstig zyn, dan van de Jooden.
voetnoot(c)
Hist. des Juifs L. 7. C. 4.
voetnoot(d)
Coreal Voiag. aux Indes Occid. To. I. p. 291. in 't jaar 1722. gedrukt.
voetnoot(e)
Het bewys vind men 'er van in de Historie van den Koning van Cozar. Zie Basnage Hist. des Juifs. L. 9. C. 1. en Buxtor. Lib. Cosri.
voetnoot(f)
De Jooden beelden zich altoos in, niet tegenstaande hun zwak vermogen, dat ze alleen het waardig volk Godts zyn, en dit blykt genoegzaam door der hedendaagsche Rabbynen Werken. Moeielyk is 't, ja zelf onmogelyk de hoogmoedt te voorkomen, die zoo een hoogdravende oorsprong zich laat voorstaan, als deeze van den Joodschen Godtsdienst is.
voetnoot(g)
Deeze Historie behelst veele uitneemende zaaken, die de Schryver raakende de aloude en hedendaagsche Instellingen der Jooden, by een verzamelt heeft.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken