Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1 (1727)

Informatie terzijde

Titelpagina van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
Afbeelding van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.63 MB)

XML (2.16 MB)

tekstbestand






Vertaler

Abraham Moubach



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/sociologie
vertaling: Frans / Nederlands


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1

(1727)–Bernard Picart–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 82]
[p. 82]

II. Hooftstuk.
Van de Vervolgingen die de Jooden sedert de laatste Verwoesting van Jeruzalem, onder den Keizer Vespasiaan geleeden hebben.

Ga naar margenoot+ DE Godtsdiensten moeten in staatsomkeeringen byna altoos de onderdrukking onderhevig zyn. Men moet meer moeds hebben dan men denken zou om op goed vertrouwen een verachten Godtsdienst te belyden, die de menschelyke driften hebben buiten oeffening gestelt. De verwoesting van Jeruzalem door de Babiloniers, bragt aan 't Jodendom een byna onherstelbaaren slag toe; want schoon vervolgens veele eerlyke en welmeenende Jooden uit de Babilonische Gevangenis wederom quamen, waren 'er echter veele onder van een verdorven aart, die volvoerden 't geen de boosheit hunner Voorvaderen had in trein gebragt, en hunne misdaaden met deezen vermengden die de Koning van Babilon in Judea had overgelaaten; zynde dit een natuurlyk gevolg uit het t'zamenmengsel van verscheiden volkeren. De gemeene man beeld zich in dat deeze aloude gevangenen alle van een heilig gedrag waren, en dat hunne eenigste bezigheit was, nacht en dag ter eere en ter heerlykheit Godts te zingen: maar men bedriegt zich.

Ga naar margenoot+ De zuiverheit der Zede en van den Geestelyken Dienst werd allenks sedert de wederkomst uit de Gevankenisse uitgewischt: maar de hartnekkigheit der Jooden wierd voor de plechtigheden en Tempelzeden te krachtiger aangedaan. Laat ons waagen alhier onze gedagten voor te stellen. By gebrek van wonderdaaden en Profetiën, werd men niet gehinhindert voor Godtsdienst aan te neemen, dan 't geen niet als enkelyk de schorsche of iet diergelyks was; de Jooden gaven zich blindelings aan beuzelachtige Overleveringen hunner Geleerden over, die op de overblyfzelen der Profeten en op al het uitterlyke van de Wet bouden, 't geen hun noodig scheen om met luister een zwaare en moeielyke inzetting te onderhouden, als de wonderwerken geen meer hulp toebragten. Vervolgens was het aanzien van 't Jodendom t'eenemaal verandert, en de Jooden namen het momaanzicht van huichelary aan. Hoe verdrietig de plechtigheden en de menschelyke opgelegde oeffeningen scheenen, waren ze veel lichter dan de verbeetering van 's menschen hart.

In 't midden van deeze ongeregeltheit isGa naar margenoot+ 't, dat het Heidendom triomfeerde over de verzwakking en afneeming van 't Jodendom onder de ontzachelyke macht der Romeinen. Het scheen dat deeze ongeregeltheitGa naar voetnoot(a) zich over de Joodsche Kerk uitstrekte, naar maate dat de tydt haarer verwoestinge genaakte. Deeze zelfde ongeregeltheit heeft voornamentlyk de Landaart tot muitery gebragt, die de verwoesting van den Staat na zich sleepte. De Romeinsche Vorsten, onder wiens heerschappy de Jooden genoodzaakt waren te leeven, handelden dit volk strengelyk; niet min hadden ze na den ondergang van hunne Hoofdtstadt uit te staan. Domitiaan belastte hen met Schattingen, die hy hun met zodanig eene hevigheit deed afperssen, dat men hun die als Jooden verdacht warenGa naar voetnoot(b) naakt ontkleedde, om te ervaaren of ze besneeden waren. Hy begreep hen in de Vervolging, onder de Christenen, die hy hun lyden deed. Hunne Opstant onder Keizer Hadriaan haalde hen nieuwe ongelukken over den hals: en indien men JuvenaalGa naar voetnoot(c) gelooven mag, wierden ze toen daar toe gebragt dat ze zich tot Goeder geluk-en Waarzeggen overgaven: maar men moet zich echter niet verbeelden dat de geheele Landaart zich met deeze verachtelyke bezigheden beholp. Behalven dat, was Juvenaal de Jooden niet zeer gunstig; want men heeft reden te gelooven, dat het een gering en slecht volk was, die zich met dit ambacht bemoeiden. Hoe het zyn mag, de elende hen geemelyk gemaakt hebbende, wierpen ze zich onder 't geleide vanGa naar voetnoot* Barcochebas op, die zich voor de Messias uitgaf, 't geen hem nochtans qualyk bequam; want Keizer Hadriaan liet een zeer groot getal deezer Muitelingen ombrengen. Hy liet hen als beesten verkoopen, en verboodt hun zich in Judea te onthouden.

Wy zullen ons een weinig bezig houdenGa naar margenoot+ met den Lezer een denkbeeldt voor te stellen, alhoewel een weinig uitgebreid, van al de uitgestaane elende des Joodschen Volks, sedert de geboorte van 's Waereldts Heilandt in een gevolg van eeuwen achteeren.

[pagina 83]
[p. 83]

De Rabbynen zeggen dat Keizer Antoninus de Godvruchtige het Jodendom niet ongeneegen was. Severus en zyne Troonvolgers waren mede den Jooden goedgunstig. Ten minsten blykt het niet dat ze door deeze Heidensche Keizers quaalyk gehandelt zyn. Maar de Christenen, meesters van 't Roomsche Ryk geworden, hadden zoo veel achting voor dien Landaart niet, die als een gezwooren vyandt van Jesus Christus,Ga naar margenoot+ door hen werd aangezien. Men erinnerde zich dat ze hem gekruist hadden, en men geloofde de verongelykingen den Messias aangedaan, te moeten wreken. Konstantyn maakte een aanvang door genoeg verzachte Wetten: maar Constantius ontzag hen minder, willende dat men den Joodt met de doodt straffen zou die een Christen vrouw trouwde. De Keizer Theodosius liet den Jooden de oeffening van hunnen Godtsdienst vry. Deeze toegenegenheit scheen voor Ambrosius zoo gevaarlyk, dat hy alle Christelyke poogingen aanwendde om de voor hem geduchte ongevallen voor te komen. Het Feest 't welk de Jooden ter gedachtenisse der verlossing vierden, door de Koninginne Hester hen verworven, werd in den aanvang van de vyfde eeuw afgeschaft: naardien de Christenen zich inbeeldden dat men onder het afbeeldsel van Haman, Jesus Christus bespotte; en de Geestelyken bekrachtigden deeze afschaffing. Men schepte behaagen de Vyanden van den Godtsdienst onder te brengen, wanneer slechts de Leeraars daar toe verlof gaven, en men verbeeeldde zich toen, dat het een Christelyk werk was. Laat ons tot de tyden van Justiniaan overgaan. Deeze Vorst verboodt hun het Paasch-Lam te eeten. Ook deed hy hun in Afrika hunnen Godtsdienst staaken. De genegenheit van den Vorst voegt zich naar zyne oogmerken van gezag,Ga naar voetnoot(a) wanneer hy aan hunne bekeering arbeiden wil. Vervolgens wierden de Jooden wel of qualyk gehandelt na den aart der Troonvolgers van Justiniaan; maar Heraclius verklaarde zich t'eenemaal hunnen vyandt, vervolgde hen by alle gelegenheden en bezigde gewelt, hen te verplichten het Christendom te omhelzen.Ga naar voetnoot(b) Hy liet hen zelfs in de Staten der nabuurige Vorsten vervolgen; want op zyn aanzoek deed 'er de Koning van Spanje veele van ombrengen, onder voorwendsel van een Geestelyk oogmerk, behelzende, dat het beter was het lichaam te verderven, met dien opzichteGa naar margenoot+ van de ziel te behouden. Eenige Koningen der Westgotthen handelden hun niet beter in Spanje. Chilperik en Dagobert Koningen van Vrankryk maakten mede veele beweegingen om de Jooden te bekeeren, laatende eenige doopen: te weeten, men dompelde hen in 't water om 'er uitwendige Christenen van te maaken; want de tekenen en plegtigheden die men bezigde om hen den Godtsdienst in te lyven, werkten geene indrukselen in 't hart. De Historie geeft ons te kennen hoe Leo Isauricus mede yverde om de Jooden te bekeeren, en begeerde dat ze Christenen wierden.

In 't Westen was de regering van Karel den Grooten, en vervolgens Lodewyk den Zachtmoedigen den Jooden gunstig genoeg: maar dit behaagde den beruchten Agobard Bisschop van Lion niet. Hoe verstandig en zachtmoedig hy ook was, trachte hy zynen Vorst tegen hun door genoeg scherpe aanschryvensGa naar voetnoot(c) op te hitsen: nochtans werden ze noch onder de regeering van Karel den Kaalen gedoogt, alhowel men om hen hatelyk by 't volk te maaken, beschuldigde nu en dan de Vyanden van den StaatGa naar voetnoot(d) te begunstigen.

Het Mahometanendom dulde hen in denGa naar margenoot+ eersten beginne, en deeze Godtsdienst, die zich sedert zyne geboorte door 't geluk van Wapenen en de verdeeltheit der Christenen ongemeen had uitgebreidt, scheen voor 't Jodendom niet ongenegen te zyn: echter waren de CalifenGa naar voetnoot† en andere Mahometaansche Vorsten den Jooden niet altoos even

[pagina 84]
[p. 84]

goetgunstig. Cader vervolgde hen zeer hevig, om hunne goederen, die veel waren, magtig te worden, en deeze vervolging duurde eenige jaaren. Omtrent dien tydt was 't mede, dat Calif Hakim, die in Egipte regeerde, en zich tot hoofdt van den Godtsdienst der DruzenGa naar voetnoot* opworp, hen, die beleden Jooden te zyn, insgelyks qualyk handelde.

Ga naar margenoot+ De yver van eenige Jooden, die de Mahometanen van 't Koningryk Grenade zochten te bekeeren, haalde hen een hevige vervolging, omtrent het midden van de elfde eeuw, over den hals. De Kruisvaart by de Christenen van Spanje ten einde van de zelfde eeuw verkondigt, zou gaerne die van deezen Godtsdienst waren, geweldaadig hebben aangetast, indien de Koning van Castilië het aanporren van den yverigen Nicolaas van Valence had willen gehoor geeven: maar de drift der Kruisvaarders haaldeGa naar margenoot+ in Duitslandt volkomen haar hart op: zy deeden 'er eenige duizenden deezer rampzaligen te Keulen, Worms, Trier, Spiers, en Mentz sneuvelen. Vyftig jaaren na deeze onderneeming, trok een Heremiet Rodolf genoemt tegen hun de Alarmklok, waanende dat de liefdeplicht vereischte dat men de Vyanden van 't Christendom uitrooide. Deeze man was buiten twyffel met een bezending belast, tegenstrydig met die van Jesus Christus, die de Vrede op de aarde had gebragt, en zyne Apostelen bestiert, toen ze de Samaritanen door 't vuur van den Hemel wilden doen sterven. De vervolgingen deezer KruisvaartenGa naar voetnoot† wierden dan algemeen en verbreidden zich door gansch Europe.

Ga naar margenoot+ Wy meenen te hebben aangemerkt, dat de vervolgingen die de Mahometanen den Jooden aandeeden, zoo algemeen niet zyn geweest, noch zoo hevig dan deeze die zy onder de Christenen leeden. Schach Abas, die in Persië op 't einde van de zestiende eeuw regeerde, vervolgde hen om hun te noodzaaken Mahometaans te worden, en in de zeventiende, hervatte een hoog Amptenaar van Persië de vervolging tegen hun: maar men bevind niet dat het vuur van de vervolging van 't Oosten geduurig door den Heiligen yver der DerviesGa naar voetnoot‡ vernieuwt is geworden. Een der hevigste vervolgingen die de Jooden in 't Oosten bezuuren moesten, heeft 'er een groot gedeelte van ter bekeering gebragt. De beruchte MaimonidesGa naar voetnoot(a) wilde zyn Geloofsgenoten vertroosten, hun eene verlossing (nergens te vinden) voorzeggende. Alhoewel deeze Voorzegging, alzoo min grondt had dan die der Starrewichelaaren, en niet strekte dan om de lichtgelovigheit des Volks te stevigen, zulks het scheen dat men ter deezer gelegenheit de Geestdryvery van den Rabbyn moest verschoonen, die door deeze belofte den afval der Jooden trachtte voor te komen. Op 't einde van de dertiende eeuw wierden ze noch in 't Oosten vervolgt,Ga naar voetnoot(b) en de Kruisvaarders handelden hun allerwegen mede zeer qualyk.Ga naar voetnoot(c) Raimond van Pennafort meedoogender zynde, wil dat men in Spanje arbeide om hen door overtuiging te winnen.

Men handelde hen onder de regeeringGa naar margenoot+ van Ferdinand den Catholyken zeer wreed. Deeze Vorst bande hen in 't jaar 1492. t'eenemaal uit zyne Staaten, en gaf hun niet dan vier maanden tydt tot hun vertrek. De tydt werd vervolgens noch een maandt op aanzoek van een yverige GeestelykeGa naar voetnoot(d) verkort. Acht hondert duizend Jooden vertrokken met onnoemelyke schatten uit Spanje, en van dit groot getal van vluchtelingen, sneuvelde, veele door schipbreuk, honger, elende en ook door een hart onthaal der geenen by wien zy hunne lyfberging zochten. De Historie heeft ons de gedachtenis deezer harde handeling nagelaaten: maar de Genuezen lieten deeze gelegenheitGa naar margenoot+ om hunnen yver voor 't Christendom te toonen, zich niet ontglippen. Men arbeide om den honger deezer elendige vluchtelingen te stillen, en de ziel door de

[pagina 85]
[p. 85]

ongemeene noodruft des lichaams te winnen. De gelegenheit was ongemeen voordeelig. De Genuezen gingen de Jooden met het Kruis in de eene handt en het broodt in de andere te gemoet. Men gaf hun broodt die het Kruis hulde beweezen. Dit noemde men een meesterstuk de bekeering dus uit te werken; vermits 's menschen ziele de lichaams benodigtheden zoo zeer onderworpen is, zulks het gemeenlyk zeer zwaar valt, wanneerze lyd, dit te wederstaan: maar wanneer de ziel weder tot haar verhaal komt, is dit lyden over.

Ga naar margenoot+ Wy dienden niet te vergeeten de beruchte t'zamenrokking der Veehoeders in de veertiende eeuw. Deeze uitzinnige Bende die tot haar Hoofdt een Priester en een Monnik had, beging in VrankrykGa naar voetnoot(a) onder de regering van Philips den Langen groote wanorde, vermoordende de Jooden overal op een onbarmhartige wyze. Die Buitenspoorelingen handelden hun niet beter in Spanje: maar eindelyk werden de Vorsten genoodzaakt aan de uitrooying deezer verwoestende Veehoeders te arbeiden, die overal rampspoet met zich voerden, overzulks ook de Pest deel in hun belang nam, om dit gebroedzel te verdelgen. Jammerlyk stond het den Jooden door de Pest geschapen. Men beschuldigde hen de wateren vergiftigt te hebben: maar toen men hun onschuldig vond, wierden ze echter gedoemt zich te bekeeren, of te worden verbrand. Duizenden van Jooden die weigerden Christenen te worden, doemde men ten vuure.

Ga naar margenoot+ De Geesselaars muntten mede omtrent in 't midden van de veertiende eeuw in Duitslandt uit. Dit volk meende meedoogender en Godvruchtiger dan andere Christenen van hunnen tydt te zyn; wilde den last wel op zich neemen, van zich naakt, met koorden van scherpe yzere pennen verzien, te geesselen, om de zielen in 't Vagevuur te verquikken en de zonden der menschen uit te wisschen. Voor dat ze deeze geesseling begonnen, lazen ze opentlyk hunnen last, vervat in een Brief die Godt (zoo zy voorgaven) aan hun geschreeven had, en hen door een Engel gegeeven was, met uitdrukkelyk bevel Boete te doen, zodanig als gezegt is. Zy breidden hunnen last tegen de Jooden uit, en geloofden hen te moeten ombrengen en verbranden, om hunne boeteoeffening te verdienelyker voor Godt te maaken.

Ga naar margenoot+ In Italië hadden de Jooden tot hun vyandt Paus Jan de XXIII. die hen strengelyk vervolgde, en die, als Stedehouder van Jesus Christus, Heere der zielen en Oppervorst der Staten, gelaste dat men hen tot hetGa naar margenoot+ Christen geloof bekeeren zoude. Hy schreef naar Spanje, zulks men tot de bekeering der Jooden arbeiden mogt, en men bekeerde een groot getal. Wie weigerde op den weg der waarheit te wandelen, werd verbrand of genoodzaakt te vluchten. Twee Pausen, als Pius den V. en Sixtus den V. verdreeven hun uit den Kerkelyken staat, uitgezondert Rome en eenige andere Steden. Een der redenen die men bybragt om hen te Rome te gedoogen, was, datmen hoopte, dat ze zich door den omgang met de Christenen bekeeren zouden, en dat ze door het dikmaals zien van den Paus veel handelbaarder worden zouden. Deeze reden is hecht, sterk, en van gewigt: maar waarom willigt de algemeene Vader der Christenen deeze gunst niet mede aan de Ketters in?

Wy moeten bekennen, dat de Jooden somtyds hunne schaade inhaalden, 't zy doorGa naar margenoot+ hun woekeren of door andere ongeregeltheden alzoo strafwaardig. Deeze ongeregeltheden wierden in Vrankryk ten tyde van Philips den Schoonen besnoeit, onder wiens regeering zy zoo talryk en machtig waren, dat de Joodsche Schryvers voorgeeven, dat 'er uit Vrankryk een grooter getal hunner broederen in ballingschap verdreeven wierden, dan 'er uit Egipte ten tyde van Moses trokken. Deeze ballingschap en 't verlies hunner goederen waren niet alleen de rampspoeden die hun over quamen: maar men doemde hen ook ten vuure

Laat ons zien of men hen gunstiger in Engelandt dan in andere Christen StatenGa naar margenoot+ handelde Henrik de III. wilde zonder geweldpleeging tot hunne bekeering arbeiden: maar vervolgens deed de behoeftigheit van deezen Koning het oog op de Jooden werpen. 's Konings eerste Amptenaar eischte van hun een groote somme geldts, en op hunne weigering, beschuldigde men hen van moordery, om een gewettigt recht op hunne goederen te vinden, waar van zy genoodzaakt wierden, om vrede te erlangen, een derdendeel te missen Men belaste hun dikmaals onder deeze regeering met schattingen, tot men ze eindelyk op 't eindigen van de dertiende eeuw t'eenemaal uit het ryk bande. De Historie van Engelandt toont met welk eene hevigheit men van tydt tot tydt den Jooden te Lincoln en in andere Steden van dit Koningryk plaagde.

Eindelyk was het noodlot en den staat der Jooden, telkens de drift der opgerokkendeGa naar margenoot+ volkeren door de Geestelykheit aangezet, onderworpen, of ook wel het staat-

[pagina 86]
[p. 86]

kundig oogmerk der Christen Vorsten onderhevig: maar de Reformatie van Luther en Calvyn heeft hun gunstiger geweest, vermits zy zich zeer voordeelig in verscheiden Protestantsche Staten hebben ter neer gezet. Hollandt, alwaar zy niet weinig kracht den koophandel byzetten, openende, om zoo te zeggen, haaren boezem voor alle Sekten der waereldt, hier is 't dat ze noch edelmoediger dan by andere Protestanten worden ontfangen, want de Jooden te Amsterdam, byna de schoonste wyken deezer beruchte Stadt bewoonen.

't Zal nu genoeg zyn 't geen wy hier van de vervolgingen gezegt hebben, die de Jooden door de Christenen hebben moeten bezuuren, om daardoor de doodt van den Messias te wreeken. Deeze vervolgingen waren somtyds op verfoeielyke misdaaden gegrondt, waarmeede de quaadaartigheit van zekere volkeren den Jooden belastte, en wiens onbesuisden yver hen met alle bedenkelyke wreedheit strafte, die ooit de Geestdryvery der Huichelaren wist uit te voeren.

margenoot+
Verdorven aart der looden na de Babilonische Gevangenis, en waar uit ontstaan.
margenoot+
Hoe zy zich aan beuzelachtige Over leveringen overgeeven,
margenoot+
en door hun ongeregelt gedrag veele onheilen over den hals haalen.
voetnoot(a)
Zie Josephus.
voetnoot(b)
Suet. in Domitian. C. 12.
voetnoot(c)
Sat. 6.
voetnoot*
[Zie onze aantekening over deezen Verleider; Abbadie Triomferende Godtsdienst I. Deel. pag. 38.]
margenoot+
Hunne elende onder 't juk der Romeinen aangemerkt,
margenoot+
en wat de Jooden vervolgens onder de Christenen te lyden hadden.
voetnoot(a)
Men vertelt van een Woestynier, Simon van Emese genoemt, hoehy een Joodsche Glasblazer bekeerde. Hy een glas willende maaken, gebeurde het zoo telkens als hy blies, dat hy, daar hy een glas meende te blaven, kruissen maakte. De Woestynier hem genegen zynde, zeide dat hem het glasblazen nooit gelukken zou, indien hy niet vooraf het teken van 't kruis maakte. De Glasblazer dit geloovende, bekeerde zich tot het Christendom.
voetnoot(b)
Zie Basnage Hist. des Juifs.
margenoot+
Door de Westgotthen moeten ze veele verdrukkingen uitstaan.
voetnoot(c)
Idem.
voetnoot(d)
Wy geeven 'er niet dan een voorbeeldt van. In den beginne van de dertiende eeuw, beroofde den Aartsbisschop van Toledo de Jooden in zyn Aartsbisdom, en voerde dat in 't openbaar uit. Hy beschuldigde de Jooden, dat ze de Stadt aan de Mooren hadden willen leveren. Dit viel voor in den tydt, toen de Kruisvaarders zich naby Toledo vergaderden om het Heilig Landt te herwinnen, en geloofden ter eeren van Jesus Christus den geenen te moeten uitrooyen, die hem eertyds de kruisdoodt hadden doen lyden. Duizenden van Spaansche Jooden deedenze sneeven, en hen als zoo veele slachtoffers, zoo zy meenden aangenaam voor Godt, opofferen, om zynen zegen te erlangen. Ter andere zyde, Godtvruchtige Jooden eigenden deeze ongelukken toe aan de behandelingen, ongevoegelyk in de manier van hunne Tesfilius te maaken. Zie de Misnah. To. 1. p. 9.
margenoot+
Hunne vervolging onder de Maho metanen aangemerkt.
voetnoot†
[Zie wat wy in onze aantekening van de Califen gezegt hebben. Abbadie Triomferende Godtsdienst. II. Deel. pag. 775.]
voetnoot*
[De Druzen, een volk van Palestina, op en omtrent den Berg Libanon woonende, en 't welk zich in grotten en hoolen onthoudt. Hun Godtsdienst is met dien der Mahomentanen en Christenen verschillende. Eenige zyn van gedachten dat de Druzen uit een Franschen Landaart een afkomstig zyn; dat hunne voorouders onder het getal der geenen waren die Godefroi de Bouiljon in zyne Kruisvaart verzelden, in 't jaar 1099. het Beloofde Landt innamen, en dat ze na de verovering van Jeruzalem in 't jaar 1187. naar het gebergte zouden geweeken zyn. Ricaut l'Empire d' Otteman.]
margenoot+
Toeleg om de Jooden en Spanje door een Kruisvaart te vervolgen;
margenoot+
Welke vervolging in Duitslandt wreedelyk word uitgevoert.
voetnoot†
[Zie Abbadie Triomferende Godtsdienst. II. Deel. pag. 647. tot 665. en onze aantekening over dit onderwerp.
margenoot+
Insgelyks in Persiƫ.
voetnoot‡
[Eenige Mahometaansche Geestelyken zyn 'er, Dervis genoemt, betekenende dit woordt armen, of van de waereldt afgezonderde. Insgelyks worden ze Mevelaviten wegens hunnen Patroon Mevelava geheeten. Deeze Dervis schynen tot de zedigheit, lydzaamheit en weldaadigheit geneegen. Zy gaan altoos blootvoets. de borst ontbloot zynde, brandende eenige zich met een gloeiend yzer, om te lydzamer te zyn. Ricaut ibid. Thevenot.]
voetnoot(a)
Hy leefde in Egypte in de 12de eeuw.
voetnoot(b)
Raimond van Pennafort was in 't jaar 1255 een Generaal der Domikanen. De Legende zegt, dat hy op zyn mantel naar Barcelona overvoer, vluchtende voor de ongeregeltheden van 't Arragonsche Hof.
voetnoot(c)
Vooral in 't Chorozan.
margenoot+
Hoe de Jooden onder de Regering van Ferdinand in Spanje vervolgt wierden,
voetnoot(d)
Turreeremata genoemt.
margenoot+
en wat hen onder de Genueezen is ontmoet.
margenoot+
Hoe de uitzinnige Veehoeders in Vrankryk tegens hun gewoed hebben.
voetnoot(a)
Men meent dat ze hunne wanorde in Spanje begonnen, en dat die aldaar haar begin nam.
margenoot+
En de Geesselaars in Duitslandt hun hebben vervolgt.
margenoot+
Geweldige vervolgingen door
margenoot+
de Pausen tegens hun in 't werk gestelt.
margenoot+
Uit Vrankryk gebannen of ter Vuure gedoemt.
margenoot+
Wat zy in Engelandt hebben moeten uitstaan.
margenoot+
Onder de Reformatie hen zachter gehandelt, en vryheit vergunt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken