Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1

XIX. Hoofdtstuk.
Van het Gebruik hoedanig de Jooden de Nieuwbekeerden onsfangen.

⁺ Wy zullen niet uitvoerig over de verscheiden orde der Nieuwbekeerden handelen, en ook niets melden van hun gedrag in de aloude Joodsche Kerk; want dit zoude onnoodig zyn alles uit te schryven, 't geen de Geleerden naaukeurig over dit Artykel hebben gezegt. De Heer Basnage^(b) heeft dit alles kortelyk in 't 6 en 7^de Hoofdtstuk van 't 6^de Boek zyner Joodsche Historiën voorgedraagen.

Wat de Plechtigheit aangaat, zie heir, hoe men om den Nieuwbekeerde te ontfangen, zich gedroeg. Nadat hy zyn voorneemen had verklaart,^(c) moest hy belyden den Joodschen Godtsdienst te omhelzen, en alle Kekgewoontens waar te neemen zich onderwerpen.^(d) Drie persoonen onderweezen hem in de Wet, ondertastten hem naaukeurig, en ontfingen hem door de Besnydenis, Doop en Offerhande.^(e)

+ Met welk eene Plechtigheit de Jooden hunne Nieuwbekeerden in den Joodschen Godtsdienst inlyven.

(b) Zie mede Hist. des Juifs &c. door Prideaux 2 deel. 5 Boek. 't Geen hy over dit onderwerp zegt, zal den Lezer in zyne oplettenheit konnen voldoen.

(c) Zie Basnage, Hist. des Juifs. L. 6. Ch. 7.

(d) By de Jooden waren twee soorten van Nieuwbekeerden. Deeze die men Proselyti portae of inwoonende Proselyten noemde, waren maar alleen verplicht de afgodery te verzaaken en de natuurlyke Godtsdienst waar te neemen, zodanig die in de VII. geboden Noachs vervat stonden: maar die men Proselyti justitiae noemde, moesten zich de Mozaische Wet onderwerpen, en deeze wierden aangenomen en door de Besnydenis, Doop en Offerhanden, en wierden deelgenooten van de voorrechten der geboornen Jooden. Zie Prideaux Hist. des Juifs Part. 2. L. 5.

(e) [Zie breeder myn aanmerking over de Proselyten; Abbadie Triomferende Godtsdienst &c. I deel. Pag. 379.]

[p. 137]

Als dan oeffende men de Besnydenis aan den Nieuwbekeerden, by aldien hy niet onder eenige volkeren gebooren was, die dit gebruik waarnamen, gelyk de Ethiopers, Colchers, Idumeên, enz. Als dan genoegde men zich eenige bloedsdruppelen te doen laaten van het vereischte deel om de Besnydenis te ondergaan, en men noemde dit bloedt het Bloedt des Verbonds. Drie getuigen woonden deeze Plechtigheit by, om ze te meerder kracht by te zetten. De wonde geneezen zynde, doopte men den Proselyt. Hoe het ook, met den oorsprong en de oudheit deezer oeffening zy, zeker is 't dat men den Nieuwbekeerden de uitwissing van zyn voorleden gedrag verkondigde en de noodzaaklykheit van een beter leven in het toekomende aanbeval. De drie getuigen lieten zich mede by den Doop als by de Besnydenis vinden: maar wanneer men een vrouw doopte, moesten de getuigen te rug treeden, keerende den rug naar deeze die uit het water quam. Het water moest alle de lichaamsdeelen bevochtigen, zonder dat zou de Doop niet voldongen zyn geweest. Een offerhande besloot de inleiding van den Nieuwbekeerden in 't Jodendom: waar na hy voor een Joodt verklaart en gehouden wierd. Hy verzaakte zyne tydelyke belangen, en veranderde zelfs van naam. Dus was hy een nieuw mensch, en een nieuw schepsel.

Deeze Plechtigheit word nu zelden geoeffent.⁺ De Mogentheden gedoogen den Joonden niet door de bekeering de engepaalen van 't Jodendom over te stappen, en men kan zelfs tot hunnen lof zeggen, dat ze zich wachten 's menschen gewisse te ontrusten en de twyffelmoedigheit die gemeenlyk de twistredeneeringen verzellen. Een gerust leven en een dagelyksche bezigheit in den koophandel, zyn nu de eenigste onderwerpen hunner staatzucht.

+ 't Welk nu weinig meer in gebruik is.