Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1 (1727)

Informatie terzijde

Titelpagina van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
Afbeelding van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.63 MB)

XML (2.16 MB)

tekstbestand






Vertaler

Abraham Moubach



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/sociologie
vertaling: Frans / Nederlands


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1

(1727)–Bernard Picart–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 147]
[p. 147]

XXVII. Hoofdtstuk.
Van eenige Gebruikelykheden der Jooden in hun Leven, waar aan de Godtsdienst eenig Deel heeft.

Wy zullen deeze gebruikelykheden niet dan van ter zyden aanhaalen die alleen van den Godtsdienst afhangen, om de Waereldlyke met de Kerkelyke zaaken niet te vermengen. Het Jodendom verbindt het een met het ander veel naauwer dan andere Godtsdiensten doen. Men kan deeze aankleeving toeëigenen aan de sucht die de Jooden voor hunne Overlevering hebben, die veele verschillende zaaken gelykzaam geheiligt heeft, en aan de hoedanigheit die zy den Volke toevoegen, van Godt onder alle andere Volkeren uitverkooren. Hierom is 't dat zy zich verplicht vinden, door byzondere gebruikelykheden hen van hun te onderscheiden, waaraan zy betrekkelykheden met en aan den Godtsdienst hebben gehecht.

Ga naar margenoot+ Men mag geen eenen dag laaten voorbygaan, zonder in het Boek der Wet te leezen. Hunne bezigheden mogen niet ondernomen worden zonder te vooren Godt om zynen Zegen gebeden te hebben, en dat hy alle quaade gedachten van hun afwende. Genoeg is 't bekent met welk een zorg de Jooden aangedaan zyn van niets te eeten 't geen de Wet hun onrein heeft verklaart. Eenige Godtsdienstige Jooden betrekken hunne schroomachtigheit noch veel verder. Zy gelooven, dat men om zich niet te bezoedelen met het geen men eet, gewoonelyk eenmaal 's daags zyn gevoeg moet doen. De wassching der handen is mede een zaak van de uiterste aangelegenheit.Ga naar voetnoot(a) Een zeker Rabbyn heeft verklaart dat 'er geen onderscheid tusschen 't brood eeten, zonder handen te hebben gewasschen, is, met deeze misdaadt, van zich met het boeleeren eener vrouwe te bezoedelen.

De Hoogduitsche JoodenGa naar voetnoot(b) zetten zout en broodt op de tafel. Het broodt zoo 't wezen kan, moet onopgesneeden zyn; zy geeven 'er een snee in, die echter niet doorgaat, waarna zy het met beide de handen op de tafel leggen, en zegenen: en de genoden zeggen Amen. Zy wryven hun broodt met zout, en eetende, neemenze de stilzwygenheit van een Kathuizer Monnik in acht. Zy deelen het gezegent Broodt den geenen uit, die met hun aan de tafel zyn. Indien 'er wyn word ingeschonken, zegent men die gelyk het broodt, neemende de zelve in de rechter handt, en opheffende spreekt men 'er den Zegen over. Indien men zich van een anderen drank dient, heiligt men die mede op de zelfde wyze, tenzy het geen enkel water zy. De Meester van den huize eindigt deeze plechtigheit met opzegging van den 23sten Psalm. Waarna de maaltydt zynen rechten aanvang neemt.

Het zout verbeeldt dan de aloude Offerhanden. Om dit Geestelyk toe te passen; het vleesch is smaakeloos zonder zout, en om het te bewyzen, brengt men een Schriftuurplaats van Job 6. vers 6. by. Zie hoe het Waereltlyke door 't Geestelyke word onderschraagt. De Plechtigheit die vereischt dat men het broodt snyd zonder dat de snee doorgaat, word insgelyks onderschraagt door een text van Psalm 10. vers 3. De Vader des huisgezins neemt het broodt in zyne handen ter gedachtenisseGa naar voetnoot(c) van de tien geboden der Granen; want ieder vinger moet een gebodt verbeelden.

Aan de tafel word de zedigheit aanbevolen:Ga naar margenoot+ de maatigheit en soberheit bebben 'er geen minder plaats.Ga naar voetnoot(d) Het broodt moet zorgvuldig in een zuivere plaats bewaart worden. Men moet weinig praats aan tafel maaken en niet dan verstandig spreeken, naardien, volgens het oordeel der Rabbynen, de Profeet Elias en de Bewaar-Engel van ieder gast alle de maaltyden bywoonen. Zy verhuizen en maaken plaats voor de quaade Engelen, wanneer men niet dan van ongerymde dingen rept. 't Is niet alleen onbehoorlyk vleeschbeenderen en vischgraaten op den vloer te werpen; maar dit moet voornamentlyk wegens beduchtheit van geen onzichtbaare Wezens te quetzen, geschieden. Een zelfde mes mag niet gebruikt worden om vleesch te snyden en 't geen met melk is toebereid. Alles wat eetbaar is en 't geen men aanraakt, waarop zyne zinnelykheit, hoe het ook zyn mag, genegen zy, moet gezegent worden. De tafel opneemende laat men altoos iet voor den armen over:

[pagina 148]
[p. 148]

maar men moet de messen wegneemen, voor dat men Godt danken wil, vermits 'er geschreeven staat: dat men geen yzer op den Altaar leggen zal. De Tafel nu is het Afbeeldzel van het Autaar, wanneer men die heiligt, of Godt dankbaar is. Vervolgens moet men alsdan de handen wasschen.

Het glas met wyn heeft gedient om de maaltydt te openen; zoo word ook vereischt dat men daarmede besluite; want eer men dankt, schenkt men een glas vol zuivere wyn in, neemt het in de rechter handt en spreekt 'er den zegen over.

Ga naar margenoot+ Des avonds moet men met aandacht zyne gebeden doen, en zich te vooren met zyne vyanden vereenigen. Ten minsten moet men allen vlyt tot deeze vereeniging aanwenden. In 't ontkleeden om naar bedt te gaan, moet men de schoen van de linker voor die van den rechter voet uittrekken, zorgvuldig de welvoegzaamheit waarneemende, en niet spreeken, dan nadat men in 't bedt een uitstortend gebedt heeft gedaan. Indien men niet slaapen kan, moet men geduurig zich met heilige en Godtvruchtige gedachten bezich houden. De getrouwde luiden slaapende beiden op een bedt,Ga naar voetnoot(a) verzuimen niet hunne harten tot Godt op te heffen, als zy hem om deugdzaame kinderen smeeken. Het hoofden-end van 't bedt moet, zoo 't wezen kan, naar 't Zuiden zyn gestrekt, en 't voeten-endt naar 't Noorden: maar nooit naar 't Oosten en naar 't Westen. Want men moet deeze strekking van plaats verkiezen wegens de achting voor den Tempel en de Stadt Jeruzalem.

Ga naar margenoot+ Ten opzicht van de stoffe waarmede zich de Jooden kleeden, is dit aan te merken: Zy mogen geene kleederen van wolle en garen ondereen vermengt, draagen; ook is aan de vrouwen verboden zich in mannen gewaadt te steeken, gelyk mede den mannen geene vrouwe kleederen mogen draagen. Ook moet een Joodt zich wachten voor iet 't geen hem vrouwelyk maakt, als voor kleinodiën, welriekend smeerzel of pommade, blanketzel, pleystertjes of moesjes enz. Dit alles moet hy de vrouwen overlaaten.

Wat der Jooden baardt aangaat, zy houden hier over een wettelyk gebruik, voornamentlyk de Hoogduitsche Jooden, want zy draagen van 't eene oor langs de wederzyds kaaken tot aan 't andere een soort van hairkring toelopende naar de kin van waar de afhangende baardt als een hairbos tot op den borst afhangt.

De Jooden mogen, wat hunne keukengereedschappenGa naar margenoot+ aangaat, zich niet van die geenen bedienen, die ten gebruik der Christenen of andere ongelovigen hebben gedient, tenzy zy die dusdanig zuiveren; men kooktze in water, werpt 'er een heet yzer in, indien de gereedschappen uit koper of tin bestaan, om die aldus te reinigen van 't quaad gebruik 't welk de Christenen van deeze vaten zouden konnen gemaakt hebben. Deeze die gebruikt worden voor melk en waarin zodanig een mengzel word toebereid, worden door een merkteken, van die tot vleesch dienen, onderscheiden. De messen om vleesch mede te snyden worden onderscheiden van die men tot visch en eenig mengzels van melk gemaakt, gebruikt. De Hoogduitsche Jooden zuiveren hunne messen door 't vuur of kookend water, wanneer ze van geen wettelyk gebruik zyn geweest.

Wat de tafel gereedschappen aangaat, in veele vitteryen bestaande, zullenwe ongerept overstappen, en hoe schroomachtig zy zyn op dat alles in byzondere kassen wel bewaart worde, en in byzonder water afgewasschen 't geen tot melk en vleesch heeft gedient; hoedanig zy bezorgt zyn geen vleesch en melk by malkander of onder een vermengt te kooken; hunne keur in eieren, kaas, boter enz: Dit zyn alle byzondere waarneemingen die de Jooden naaukeurig moeten in acht neemen, waarmede de Hoogduitsche wel het allermeest veel op hebben.

Wanneer men deeg kneed om 'er broodtGa naar margenoot+ van te bakken, neemt men 'er een stuk van en werpt het in 't vuur; zynde dit gedeelte een recht 't welk den Hoogenpriester eertyds uit krachte van Moses bevel toequam,Ga naar voetnoot(b). Word dit in het deeg niet waargenomen, moet het echter, wanneer het tot broodt gebakken is, geschieden, en zoo zy hun broodt by Christen Bakkers laaten bakken, merken zy 't met een byzonder teken, of laaten 't in hunne tegenwoordigheit gaarbakken. Wy zouden mede iet aangaande de wyn en andere dranken der Jooden aan te merken hebben; maar wy zullen den Lezer liever naar Buxtorf wyzenGa naar voetnoot(c) die dit gebruik omstandig verhandelt heeft. 't Zal alleen genoeg zyn te zeggen dat de Jooden met hunnen drank zorgvuldig omgaan,Ga naar voetnoot(d) want alles 't geen leven heeft, en in eenig vogt sterft kan den geenen bezoedelen die 'er van drinkt, indien hy 't komt in te zwelgen, of zelf indien hy alleenlyk gewaar word dat 'er iets 't geen dood is in den drank

[pagina 149]
[p. 149]

zy: maar is hy 'er onkundig van, is dit quaadt tegen zynen wil, en hy niet schuldig.

Ga naar margenoot+ In 't algemeen zyn nu de Wetten van den drank in verval geraakt, veroorzaakt door de gemeenschap die de Jooden met de Christenen hebben. Zy neemen nochtans de onderscheiding van reine en onreine dieren in acht. De Hoogduitsche JoodenGa naar voetnoot(a) hebben een Gewoonte-Boek of Formulier voor hunne Vleeschhouwers, en indien 't gebeuren mogt dat 'er zich iet opdeed waarin zich den Vleeschhouwer verlegen vond, moet hy met den Rabbyn raadpleegen. Al de weetenschap van den Slachter hangt van dit Gewoonte-Boek af. Hy moet met alle naerstigheit oplettende zyn, eenigen tydt de slachting der beesten helpen verrichten, om het keelen wel te leeren, en de gebreken van de zelven te kennen: waarna hy vervolgens word aangestelt om het Ampt van Slachter waar te neemen, en de Rabbyn stelt hem in dit vermogen te werk. Deeze omstandigheden zyn hoognoodig in een Godtsdienst alwaar 't geen de Vleeschhal aangaat tot een zaak van gewisse word overgebragt, en van bekommernissen die de opmerking van een Rabbyn werks genoeg verschaffen. De manier van het dooden der beesten is by hun van 't volgende gebruik: zy binden de vier voeten der dieren te zamen, en snydenze vervolgens de keel af. Eerlang daarna onderzoekenze of het slachtmes niet stomp geworden is, of het lemmer verboogen is. Beide deeze toevallen zouden de uitvoering van de snee hebben konnen verhinderen of het Beest verschrikken. De vloeibaarheit van 't bloedt door de schrik weerhouden, zoude in 't hart konnen stremmen, en het Beest daar door onrein worden. Vervolgens opent men het beest om 't ingewant te bezien, men snyd het hart open, men onderzoekt of 'er geen gebrek in de tedere deelen gevonden word, als by voorbeeldt, een gezwel, eenige hardigheit, een aanwas, of indien 'er geen gestolt bloedt te vinden zy enz. Men strooit zant over het bloedt, aarde of iet anders, volgens het bevel van Leviticus 17. vers 13. Men snyd met alle mogelyke zorgvuldigheit van het geslachte en bebloede beest de zenuwen, aderen en slagaderen weg. Wat het smeer aangaat, men snyd het mede weg, en men kan 'er zich van bedienen, nadat 'er het bloedt door middel van zout en water is uitgedrukt. De achter voeten of dyen zyn den Jooden verboden, uit kracht van de worstelinge JacobsGa naar voetnoot(b) met den Engel: maar zoo men BuxtofGa naar voetnoot(c) geloven mag, is het verbodt nu door de Jooden van Italiaanschen afkomst te leur gestelt.

De Landbouwery heeft haare byzondere waarneemingen. Wy zullen 'er op 't geen Leon de Modena hier van gezegt heeft, niets byvoegen.

De eerstgeboornen der reine dieren behooren aan Godt: maar vermits men nu niet in staat is, van ze hem te offeren, is 't gedoogt die te slachten en te eeten, om de moeiten te spaaren van die lang te bewaaren, indien men 'er geen gebrek aan weet te vinden.

margenoot+
Hoe de Jooden eenige byzondere gebruikelykheden in hunne dagelyksche bezigheden moeten in acht neemen.
voetnoot(a)
Buxtorf uit den Talmud
voetnoot(b)
Idem ibid. C. 12.
voetnoot(c)
Buxtorf ex Talmud.
margenoot+
Hun gedrag wanneer zy eeten.
voetnoot(d)
Indien men de Talmud gelooven mag, heeft een Engel de goedheit zich te vernederen, om dienst te doen van 't broodt te bewaaren. Zie Buxtorf. C. 12.
margenoot+
Hun dagelyksche gewoonte om te bidden.
voetnoot(a)
Buxtorf Syn. Jud. C. 13.
margenoot+
Hoedanig zy verplicht zyn zich te kleeden.
margenoot+
Het gebruik hunner keuken en tafel. Gereedschappen.
margenoot+
Wat de Jooden over hun broodt en den drank in acht te neemen hebben.
voetnoot(b)
Numeri 15. vers 20. en 21.
voetnoot(c)
Buxt. Syn. Jud. C. 35.
voetnoot(d)
Men weet deeze uitspraak uit den mondt van een Rabbyn.
margenoot+
Hoe het beesten slachten naaukeurig onder hen moet worden waargenomen.
voetnoot(a)
Buxt. Syn. Jud. C: 36.
voetnoot(b)
Genesis 32.
voetnoot(c)
Synag. Jud. C. 36.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken