Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1 (1727)

Informatie terzijde

Titelpagina van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
Afbeelding van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.63 MB)

XML (2.16 MB)

tekstbestand






Vertaler

Abraham Moubach



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/sociologie
vertaling: Frans / Nederlands


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1

(1727)–Bernard Picart–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

IV. Hoofdtstuk.
De Grond-Leer der Quiëtisten onderzocht.

Ga naar margenoot+ Men zag de Sekte der Quiëtisten als ten uitterste schadelyk voor den Christelyken Godtsdienst aan. Hunne Geestdryvery strekte zich uit tot verachting van de Majesteit die den Godtsdienst verzelde, en de natuur den H. Geest eigen; als ook om de opheffing van't hart tot Godt, tot een werktuigelykGa naar voetnoot(e) Gestel te maaken. De Geestdryvery heeft zich in verscheiden eeuwenGa naar voetnoot(f) reeds vertoont. De Montanisten,

[pagina 226]
[p. 226]

als mede de Gnostiken,Ga naar voetnoot(a) enz. hielden 't ongetwyffelt met deeze Mystiquen. Men kan van de ongemeene Leere der QuiëtistenGa naar voetnoot(b) door hunne byzondere, eigenzinnige en buitenspoorige taalvoering oordeelen.

De Quiëtisten hebben voor beginzels,Ga naar voetnoot(c) dat wanneer men zich eenmaal aan Godt heeft overgegeeven, deeze daadt altoos bestaat; zonder dat het noodig zy die weder te herhaalen noch te vernieuwen. Al 't geen men te doen heeft, is, Godt niet te ontneemen 't geen wy hem gegeeven hebben, handlende tegen zyn Goddelyk welbehagen; byaldien dit niet geschied, duurt de wezentheit en de volharding van de overlaating Godts en van zyne overeenkomst met de wille Godts voor altoos. De geringe misslagen, die men, zonder dat men 'er om denkt, begaat, wisschen de wezentlykheit van de overeenkomst niet uit: zelfs breeken de afgetrokkenste bezigheden de daadt van de volhardende liefde niet af; enGa naar voetnoot(d) wanneer het gebeuren mogt dat men t'eenemaal niet meer aan Godt dacht, zoude het niet noodig zyn de gave van zich, die altoos heeft bestaan, weder te vernieuwen, (eveneens gelyk het Huwelyk tusschen man en vrouw volhard te bestaan, schoonze van den anderen gescheiden zyn, en geen briefwisseling in lange hebben gehad. Dit Huwelyk zeggen we bestaat echter, byaldien geen Overspel of eenige andere ongetrouwheit de scheiding niet veroorzaakt.) Men moet immers bekennen, dat dit beginzel van de gerustheit des gemoeds en de bespiegeling, (die, zoo zy zeggen, verzelt gaat met een volmaakte onderwerping Godts) de ongebondenheit der Zede kan invoeren. Waar uit noch de vernietiging der Geloofs handelingen volgt, in de Geloofs-Artykelen der Apostelen verklaart, en de verzoeken in het Gebedt onzes Heeren vervat enz. Dit alles baart weinig verplichting meer voor de Quiëtisten; nademaal 'er volgens het geen wy naar hunne meening gezegt hebben, geene beschouwing is dan in een eenige geduurige en algemeene handeling. 't Is een daadt van geloof, Jesus Christus gedachtig te zyn, en men gedenkt hem waarlyk, de Geloofs-Artykelen betrachtende, of wanneer men de Schriften der Euangelisten leest: maar dit alles doet volgens het oordeel der Quiëtisten geen nut. ‘Een ziel, zonder eenen tydt van twintig jaaren in geenerleiwyze op Jesus Christus te hebben gedacht, bevind dat 'er al de kracht van trapsgewyze word ingedrukt, schoon de ziel in haar oogmerk geen onderscheiden beooging van Jesus Christus heeft.’ Zodanig is de verhevenheit van deezen beschouwelyk staat. Niet ondienstig is 't te leezen hoe de Heer Bossuet deeze afschaffing van de Geloofs handelingen in zyne Instruction sur les états d'Oraison wederlegt.

Om het verhaal deezer fynigheden te achtervolgen,Ga naar margenoot+ waarmede zich den Quiëtist, om zoo te zeggen, tot boven de wolken

[pagina 227]
[p. 227]

verheft; hy gelooft zich verplicht te vinden, alle zyne begeerten af te leggen, nadat de ziel zich in het wezen van de Goddelykheit vermengt, gestort en vernietigt heeft. ‘Ga naar voetnoot(a) De ziel moet in haare begeerte gestorven zyn... willende als of zy niet wilde, begrypende als ofze niet begreep, denkende als of ze niet dacht, zonder zelfs genegenheit voor 't niet te hebben enz. 't welk een uitwerking van de bewustheit is, die zy van dien verachtelyken staat heeft. Zy gelooft zich in de onmogelykheit te zyn van iet te verdienen, en zy kent zich zelf onwaerdig de Deugdt te bezitten.’ Eenige Mystiquen voegen 'er deeze uitzondering by: byaldien Godt zelf deeze begeerte en dit verzoek niet ingeeft, en dat de Heilige Geest ons tot deeze beweegingen niet toepasselyk maakt, die om te begeeren door de Goddelyke wil worden aangezet. Indien men van Godt niets begeerde, dan 't geen Godt zelfs ingeeft en waar toe ons de Heilige Geest bequaaam maakt, zoo is 't wel waar dat men daar door oneindig veel onnutte gebeden besnoeit: maar onder dit voorwendzel zou men in een andere ongelegenheit vallen; want, men zou nalaaten iet van Godt te verzoeken, tot dat men een byzondere ingeeving ontfing, en daar uit zou dan volgen, dat men dikmaals in een volkomen werkeloosheit steeken bleef: of men vleide zich het recht te hebben aan de ingeeving van den Heiligen Geest, de ongeregelde beweegingen toe te eigenen, die het vleesch in de volmaakte bespiegelingGa naar voetnoot(b) kan veroorzaaken. Haare onderwerping, verlegenheit, of veeleer zoo men 't zoo noemen mag, en haare vernietiging in Godt, gaat zoo verre, dat men 'er van besluiten kan, eenGa naar voetnoot(c) t'eenemaal onverschillendheit in de Genade te zyn of 'er niet in te zyn, aangenaam voor Godt, of van hem gehaat, hem lief te hebben of niet. Dusdanig is den gesleepen zin die zy aan deeze beede van 't Gebedt onzes Heeren geeven: Vwen wille geschiede.

De Leer der Quiëtisten sluit alle overlegging uit, en die van MolinosGa naar voetnoot(d) is vormelyk. Volgens hun is de daadt van te overleggen als een gevolg van den onvolmaakten staat: maar maar men is veel onvolmaakter, wanneer men zich, om zoo te zeggen, van zynen wil ontslagen heeft, en dat men een werktuig word van een beweeging gestegen naar de begeerte van een Voorzienigheit, die de vryheit der menschelyke doeningen gernietigt, zonder dat men geenzins door zich iet bedryven kan. Indien men uit deeze beginzels de gevolgen trekt die men 'er natuurlykerwyze uit trekken kan, zal bevonden worden, dat het zodanig een denkbeeldt is als de Quiëtisten van Godt hebben.

Het volgt dan uit de gronden van 't Quiëtismus, dat de werkingen die zonder overleg geschieden, moeten ongemeen aangenaam voor Godt zyn, nademaal de ontdekte of verwardelyk ontdekte werkingen de volmaaktste zyn: maar hoe zou men zich door zodanige werkingen konnen verliezen en in Godt zich vernietigen, nademaal Godt de Opperste Reden is? kan men hem zonder overleg van werking behaagen? en indien in gevolg van de reden die Godt den mensch heeft ingegeeven, de deugdzaame werken worden voortgebragt, die door zich het tegendeel uitwerken en beter de oneindige Wysheit Godts volgen; kan men dan de Deugdt zonder overleg beminnen? Men kan in 't reeds aangehaalde WerkGa naar voetnoot(e) van den Heer Bossuet zien, hoe hy deeze gronden wederlegt, eveneens als 't geen de Mystiquen van 't gebrek der veelvuldigheit zeggen, te weeten, de dagelyksche vernieuwing der werken des geloofs, als van hoope, liefde enz. Zeker is 't dat deeze werkingen ondeugden in de Godtvruchtigheit zouden worden; want indien men zich van zynen wil moet ontslaan,

[pagina 228]
[p. 228]

houden de overleggingen der werken op, en geeven zelfs uitsluiting aan de verzoeken die men voor Godt om zyne genaden doen kan en doen moet.

De lydelyke GebedenGa naar voetnoot(a) der Mystiquen onder den naam van Quiëtisten bekent, verzoeken geene bemiddeling; (dit is het gestelde beginzel, en 't is byna onnoodig van het te herhaalen:) 't Is eenvoudiglyk een lydelyke bespiegeling. Zy kan zich altoos bereiden en verwydert de gedachten nooit; want de manier van Godt te zoeken is zoo gemakkelyk en natuurlyk, (laat 'er ons zoo ongewillig, en, volgens hunne meening, zoo onzichtbaar by voegen) dat de lucht die men schept, noch de geduurige ademhaling niet lichter is. Indien men in onze dwalende broederenGa naar voetnoot(b) een drift om eenvoudiglyk te geloven en te bidden vernam, zal men hen in stede van veel te twistredenen, zachtiglyk tot Godt overbrengen; dus drukt zich een Mystik uit door den Heer Bossuet aangehaalt, en bygevolg is hy onbequaam in zaake van geschil en in 't redeneeren om de Ketters te bekeeren.

Ga naar margenoot+ De zielGa naar voetnoot(c) waarlyk in haar Godt verlieft, vind zich eerlang in een ontsteeken vuur van verzoekingen. Zy gelooft nooit met meerder kracht, dan wanneerze in diervoegen verdrukt en gepynigt word. Haare twyffeling en vrees om te weeten of zy gelooft of niet gelooft, of ze haare toestemming bewilligt of geweigert heeft, zyn de teederste uitwerkzelen haarer liefde enz. Deeze liefde vereischt (volgens de meening der Quiëtisten) dat menGa naar voetnoot(d) zyn evennaasten verzaakt, tot dat Godt den gelovigen (Quiëtist) uït den staat (van gerustheit) trekt, waarin hy is. ‘Wy laaten hem deeze zorg aanbevolen, vervolgt Molinos, en in rust blyven, ontlast van alles, t'eenemaal zyne geneugten afstaande. Dat men daar omtrent niet leedig zy enz. ‘De Goddelyke liefde zuivert de ziel, wanneer Godt in haarGa naar voetnoot(e) een lydelyke voorbereiding werkt, stellende haar bloot voor 't vuur van wederwaardigheit en inwendige quelling enz. Men gevoelt alsdan een lydende schraalheit van duisterheden, benauwtheden, tegenstrydigheden, inwendige verlatingen enz. Het hart is alsdan zoo beklemt, en zoo vol van bitterheit, dat men 't niet tot Godt opbeuren kan, noch een eenige daadt van geloof, hoope of liefde uitvoeren. Nochtans is 't de liefde Godts die deeze onorde werkt: maar, volgens de Quiëtisten, geschied zulks niet dan om het hart van den Mystiquen te beeter bequaam te maaken. Molinos noemt deezen beschreeven staat, de eerste Geestelyke marteldoodt. De tweedeGa naar voetnoot(f) 't Geestelyke martelaarschap, nuttelyker en verdienstiger zynde, is niet dan voor den geenen die reeds tot de volmaaktheit en de verheven bespiegeling gevordert zyn. Dit bestaat in een vuur van Goddelyke liefde, waarin de ziel zich door de verliefde smerten ingewikkelt en verteert vind: dan quelt haar het afwezen van haaren minnaar; dan doet haar de zachte, doch gewigtigen last van de Goddelyke tegenwoordigheit bezwyken. Dit is 't geen men zuchten, lyden en van liefde sterven noemt. Hier uit ontstaat voor de ziel een te gelyk verborgen en Geestelyke bevruchtingGa naar voetnoot(g) van een inwendig heil, 't welk eindelyk uiterlyk in de ingestorte bespiegeling word voortgebragt. Dus is 't dat Molinos de staat noemt waarin Godt de ziel tot een volmaakte rust opbeurt, zander dat ze 'er de doordringende innerlykheit van zyn licht van gewaar word. Wy gelooven dat dit genoeg zy, om den Lezer een denkbeeldt van de Liefde GodtsGa naar voetnoot(h) volgens de gronden der Quiëtisten te geeven: maar wy zullen in de aanmerkingenGa naar voetnoot(i) zien, welk een overeenkomst dat 'er

[pagina 229]
[p. 229]

tusschen hunne gevoelens en die derGa naar voetnoot(a) Beguarden is.

Ga naar margenoot+ Wy moeten nu onze gedachten over den persoon van Molinos laaten gaan, en welk een byval zyne gevoelens kreegen. Deeze Priester, een Spanjaardt van geboorte en uit een aanzienlyk geslacht gesprooten, was van een straffe en zwaarmoedige gesteltheit. Men meent dat hy altoos met verachtingGa naar voetnoot(b) van de uitwendige oeffening der Kerke en des Volks Godtsdienstigheden sprak. In 't jaar 1675. gaf hy zynGa naar voetnoot(c) Guide spirituelle (Geestelyke Wegwyzer) met goedkeuring van vyf Godtgeleerden in 't licht. In dit Boek vind men wel eenige uitmuntende plaatsen, alhoewel het anders doorgaans met eenige opgetooide grillen en ongerymdheden is aangevult, en zeer vreemde denkbeelden vervat, gelyk uit de reeds aangeweezen plaatsen blykt. De Fransche Vertaling mogt wel naaukeuriger zyn geweest. De Goedkeuring der vyf Godtgeleerden doet ons gelooven dat zy dit boek niet geleezen, noch verstaan hebben, of dat zy 't al te losGa naar voetnoot(d) doorloopen hebben. Deeze Geestelyke Wegwyzer bragt den Schryver in groote achting, die door veele persoonenGa naar voetnoot(e) zeer uitmuntende in de Kerke, gestevigt wierd; onder welken zich eenige Fransen vonden die zich meenden van hem te bedienen om de Roomschgezinden weder met de Protestanten te vereenigen. Paus Innocentius de XI. liet genoegzaam blyken dat hy hem beschermde, en van toen af werd de Godts-

[pagina 230]
[p. 230]

dienstigheit der Molinosgezinden niet weinig vruchtbaar onder de Romeinen. Veele Godvruchtigen van wederzyds Sexe ontsloegen zich van de Rozekranssen en Paternosters; het stil gebedt nam de overhandt, en der Jezuïten Biechtelingen werden schaarscher dan naar gewoonte. Dit gaf, zegt men, de eerste oorzaak tot de opkomende onheilen voor Molinos. Men schreef tegen zyne nieuwe Kettery, en waarin P: Segneri wel het meest uitmuntte. Hy bestreedGa naar margenoot+ heviglyk de Voorstelling die opzicht op Godt en Jesus Christus had. HyGa naar voetnoot(a) gaf voor datze behelsde den gelovigen de Menschheit des Zaligmakers te doen verachten. De Inquisitie eindelyk stak zich in den handel deezer geschillen: maar Molinos trieomfeerde toen over zyne vyanden. Men leide het verder op zyn Ampt toe, en men vond nieuwe beschuldigingen uit; men onderzocht ook of Molinos van geen Joodsch of Moorsch geslacht was. Niet tegenstaande groeide het Quiëtismus zoo krachtig aan, dat de Heer Burnet in zyn Italiaanschen reistogt twintig duizend deezer Gezinte te Napels telde. Deeze Geestelyke voortplanting haalde Molinos weder nieuwe onlusten op den hals. Indien men de Schryver van den aangetoogen Brief gelooven mag, liep 'er al vry wat Staatkunde onder. Men gaf by den aller Christelyksten Koning voor, dat Molinos een Spanjaardt zynde, deeze van zyne Sekte in de belangen van zynen Koning zoude overbrengen, en dat derhalven al de Quiëtisten zouden gezwooren vyanden van Vrankryk worden. Zodanig, zegt men, was het voorwendzel waarvan men zich diende, om den yver van den Franschen Koning aan te moedigen, die den Kardinaal van Estrees zynen Afgezant te Rome belastte Molinos en zyne Leerlingen te vervolgen. Men begon hem te bestryden met een beschuldigingGa naar voetnoot(b) dat hy verboden briefwisseling, en strafschuldige verstandhoudingen onderhield. Men vertoonde vervolgens aan zyne Heiligheit, dat het den algemeenen Vader aller Christenen niet voegde, de Kettery in 't Vatikaan te voeden, terwyl den oudsten Zoon der Kerke tot haare vernietiging arbeidde. Eindelyk werd Molinos in 't jaar 1685. gevangen genomen, en eenigen tydt daar na wierp men mede veele Geestelyken en Waereldlyken in de gevangenis, die men tot de Bespiegeling en 't inwendig Gebedt geneegen zynde, verdacht hield. Zeker is 't, indien men noch langer deeze Sekte gedoogt had, zou men een kommerlyke verwarring in de Godtsdienstoeffening der Kerke bespeurt hebben: voornamentlyk zoo Paus Innocentius de XI. dieGa naar voetnoot(c) men voor den begunstiger van het Quiëtismus aanzag, zich opentlyk voor den Beschermer had durven verklaaren. Na deezen eersten vergeefschen aanslag, deed men een uitschryvingGa naar voetnoot(d) aan alle de Prelaten van Italië en de gansche Christenheit, om hen te berichten dat men ervaaren had, hoe op veele plaatsen van hunne Bisdommen genoodschappen van Quiëtisten zich onthielden, die verfoeielyke dwalingen leerden. Men maande deeze Prelaten aan, om aan de verstrooying deezer Vergaderingen te arbeiden, en bequaame Godtgeleerden te verkiezen, als ook te bewerken dat de gebaande weg naaukeurig volgde; maar alzoo de stem der Kerke niet vermogende genoeg was dit werk uit te voeren, indien ze niet door een burgerlyke strafoeffening gestevigt wierd, zoo belaste men deeze Prelaten de Quiëtisten voor den Waereldlyken Rechter te vervolgen. Het was toen tydt om 'er in te voorzien; want het innerlyke Gebedt had reeds de Rozekrans in kleinachting gebragt; en wat meer is, veel Godtvruchtigen kreegen een weerzin van de Beelden, alwaar ook by quam, dat eenige niet meer hunne gebeden telden. Eindelyk werd Molinos veroordeelt en ontsnapte het vuur niet dan door een opentlyke bekentenis, en mogelyk naar schyn, over zyne misslagen: maar hy werdGa naar voetnoot(e) in een gevankenis bewaart waar uit hy niet quam, dan naGa naar voetnoot(f) de doodt. Men zal in de AanmerkingGa naar voetnoot(g) een gedeelte van de plechtigheit zyner afzweering zien, zodanig wy

[pagina 231]
[p. 231]

dit uit een Brief getrokken hebben in de Verzameling der stukken het Quiëtismus raakende, vervat.

Aanmerklyk is 't dat de handelingen over de veroordeeling van Molinos en de Bul van Paus Innocentius den XI. hem beschuldigen van de Gelovigen in schandelykeGa naar voetnoot(a) eerloosheden te storten, zonder ons een eenige van de zelven te hebben ontdekt.



illustratie

margenoot+
De Geestdryvery der Quiëtisten en hun gevoelen ten toon gestelt.
voetnoot(e)
De eerste grondstelling der Quiëtisten, is, dat de ziel zich van de beschouwing moet ontslaan, en het gebruik van haaren wil aan een inwendige afgetrokkenheit hechten, als ook aan de bespiegeling die zy een verkreegen kennis noemen. Het lichaam, dient in een volmaakte stilte te zyn, terwyl de ziel deeze geestelyke gaven geniet.
voetnoot(f)
De eerste oorsprong der Mystiquen moet men in 't Hoogliedt Salomons zoeken. Dit belet niet dat men dit Boek voor Goddelyk erkennen zoude. Wy meenen alleen te begrypen, dat nu en dan de gewaande wedergeboornen zich met deeze Denkbeelden en Leenspreuken bedrogen hebben. Hier uit is 't dat zy de ondertrouw en 't Geestelyk Huwelyk van de ziel met Jesus Christus de kuische voltrekking van dit Huwelyk, en het Huwelyks Goedt van de gehuwde ziel uit het woordt hebben getrokken. Sedert de eerste eeuwen van 't Christendom vond men reeds deeze Denkbeelden en Mystique uitdrukzelen by de Oudvaders der Kerke, en mogelyk hadden ze die van Plato en andere Heidensche Philosofen ontleent. Bayle noemt in zyne Dictionnaire Critique op 't Artykel van Plotinus de Quiëtisten, Platonische Schriftberovers. ‘Het oogwit, zegt hy, waar na Plotyn zyne Denkbeelden schikte, was, zich met den grooten Godt te vereenigen. Hy bereikte het door een onuitdrukkelyke kracht; en dit was het vereenigende middel onzer Quiëtisten.’ De Sektarissen van Foe leeren in China een soort van Quiëtismus, en willen, dat die geen die de waare gelukzaligheit zoeken, zich zodanig in de betrachting en overdenking moeten overgeeven, dat ze het gebruik van hun verstant te leur stellen. Men kan over dit onderwerp de Aanmerkingen van Bayle op de Artykelen van Spinoza en Taulerus inzien. Arnold heeft veele Mystique Denkbeelden in zyn Boek de Historie van de Mystique Godtgeleertheit byeen verzamelt, om de Oudheit en uitneemendheit deezer Godtgeleertheit te bevestigen. Alhoewel hy zich veel moeite aandoet, alle eeuwen door te loopen, om den voortgang te toonen die zy tot aan onze tyden heeft gedaan; 't is nochtans zeker dat ze tot geen Gestel is gebragt dan sedert de Schriften van Joh. à Cruce: maar na hem heeft de Mystique Leer zich in den Godtsdienst met genoeg driftigheit uitgesterkt, tot ten tyde van Molinos een Spaansche Priester, die te Rome in 't Jaar 1687. onder het Pauschap van Innocentius den XI. wierd gedoemt. Men kan in 't Latynsch Boek van onzen voornoemden Arnold van deeze dryvers van de Mystique Godtgeleertheit leezen, en 'er het Register hunner Werken zien.
voetnoot(a)
De Gnostiken hebben eenige overeenkomst met de Mystique Leeringen gehad, overzulks zy des menschen ziele als een innerlyke zelfstandigheit Godts aanmerken. De brabbeltaal der Mystiquen doet ons gelooven, dat dit een hunner dwalingen is. De boetoeffeningen, gestrengheden, Voorzegsters en de H. Geest der Montanisten komen de Denkbeelden der Quiëtisten veel nader: maar noch meer overeenkomst is 'er tusschen hun en de Sekte der Beguarden, die in de vertienden eeuw opstond. Wy zullen 'er elders breeder van in een Aanmerking spreeken.
voetnoot(b)
Wy zullen 'er hier een voorbeeldt van toonen, uit des Heeeren Bossuets Instruction sur les Etats d'Oraison getrokken, die het uit het van Jan Rusbrok genomen heeft, ‘de beschouwende Ziel ziet Godt door een licht, 't welk de Goddelyke Wezentheit is.... en de Ziel zelf, is dit Goddelyk Licht... De Ziel houd op wezentlyk te zyn, gelyk ze te vooren in haar eigen geslacht was. Zy word verandert, vervormt, in het Goddelyk Wezen ingelyft en ontglyd zich zelf in 't denkbeeldelyk wezen, 't welk ze van alle eeuwigheit in de Goddelyke Wezentheit heeft. Zy is zodanig in deeze grondeloosheit verdoolt, dat geen Schepsel in slaat is haar weder te vinden. Wy twyffelen of wel de schranderste Uitlegger eenige bevatting uit deeze duisterheden hebben kan.
voetnoot(c)
De Heer Bossuet verschaft ons in zyn zoo even aangehaalt Werk, een gedeelte van 't geen wy hier van de Quiëtisten zeggen; maar dit alles komt niet volstrekt overeen met het geen deezen Prelaat hun toeëigent.
voetnoot(d)
Zie Bossuet Instruction sur les états d'Oraison &c. p. 43. Dit Denkbeeldt scheen den Vyanden van Molinos vervaarlyk. De Christen die geen onderscheiden oogmerk op Jesus Christus heeft, kan niet missen de menschheit van den Zaligmaker te vergeeten: maar men moet mogelyk niet te sterk op dit bewys aandringen. De Mystiquen konnen de gevolgen lichtelyk niet gerooken hebben, die men tegen de onderscheiding der Persoonen van de Drieëenigheit trekken kan. De Schryver van een Engelschen Brief die in de verzamelde stukken het Quiëtismus raakende te Amsterdam 1688. gedrukt, te vinden is, meent het Quiëtismus over dit Artykel te verdeedigen. Hy meent dat 'er de Roomsch Catholyken gelooft hebben veel meer quaadt in te zien dan 'er eigentlyk in is, nademaal zy in een andere ongelegenheit vallen, die is, zegt hy, dat ze Jesus Christus aanbiddelyk, almachtig en alwys gelooven, ten opzicht zyner menschelykheit door aftrekking aangemerkt. Hy meent ook dat Molinos en zyne Aanhangers zich tegen de drift van bygelovigheden hebben willen aankanten, als deeze gedachte heeft ingevoert; hy eigent hem de oorsprong der Kruissen, de aanbidding van 't Kruis en van de Eucharistie toe, enz. De eenzydigheit laat zich een weinig door dit oordeel blyken. Hoe het ook zy, 't schynt ons toe dat hy uit het zestiende Hoofdstuk van 't eerste Boek van den Geestelyken Wegwyzer de menschheit van Jesus Christus erkent; maar de Schryver wil dat men van deeze menschheit een veel heerlyker Denkbeeldt hebben moet, dan men gemeenlyk heeft, en by gevolge is 't waar, dat hy een gedeelte van den Dienst, niet Geestelyk, maar Bygelovig ontzenuwt.
margenoot+
En met welke omstandigheden hunne Leere verzelt gaat.
voetnoot(a)
Zie Molinos Guide Sprit. p. 194. en 196. Hollandsche druk van 't Jaar 1688.
voetnoot(b)
Zie Bossuet, l'Instruction sur les divers Etats d'Oraison, hoedanig hy hunne verantwoording wederlegt, die zy van deeze Leer doen, zeggende dat zy geen uitsluiting meenen te geeven dan op de bekende verzoeken en beschouwde begeertens. Een warreden vol van dwaling en buitensporigheit, in welk een zin men 't ook neemt.
voetnoot(c)
De Heer Bossuet trekt dit gevolg tegen de Quiëtisten, nochtans blykt het niet dat ze zoo uitdrukkelyk in 't 19. 20. en 21ste Hoofdtstuk van Molinos Guide Spirituelle of Geestelyke Wegwyzer gevonden worden, alwaar hy van de waare en volmaakte vernietiging handelt.
voetnoot(d)
‘Het verstandt, zegt hy, ontslaat zich van alle overleggingen en redeneeringen. Godt doet de ziel vorderen door middel van de duistere kennis van een eenvoudig Geloof, enz. Guide Introd. Sect. 1. N. 2. De Ziel eens van de redeneering ontbloot zynde, zoude met al haar vermoogen geen eene overlegging konnen goedmaaken. Ibid. L 1. Ch. 2. N. 6. Uit deeze Leer kan me moeielyke gevolgen trekken. Zal men niet zeggen dat ze dient om zich van de ongeregelde vervoeringen te ontschuldigen waar van men somtyds in den staat van beschouwing van 't lichaam geen meester is? De gewaande opschorting van zinnen, terwyl men zich diep in den verborgen weg inlaat, alwaar de Ziel zich in Godt verliest, is die niet veel meer bedrieglyk? Laat ons deeze beginzelen voet voor voet volgen, zoo zullen wy ontdekken, dat het Gebedt van de Ziel niet meer dan een hoogmoedige warrede is. Te vergeefs, zeggenze, is 't, dat de redeneering die ontbreekt, is een der gelukken die haar konnen overkomen; en dat dit een teken is, dat Godt haar door het Geloof en de stilzwygendheit geleid, enz. Molinos Guide Spirituelle p. 18. Hollandsche druk.
voetnoot(e)
In 't 5de. en 6de. Boek.
voetnoot(a)
Het lydelyk Gebedt, of de rust en vreedzaamheit des gemoedts, dus word mede de eenvoudige tegenwoordigheit, de enkele beschouwing, en eenvoudige herstelling in Godt genoemt, en zulks volgens de uitdrukking van Franciscus de Sales in zyn Traktaat van de Liefde Godts. De Godtvruchtigheit, lyden en verdraagen genoemt, werken tegenstrydigheden in de eigen beweeging der indrukselen die men van Godt ontfangt en waar aan de mensch geen deel heeft. Zie Bossuet Instruction &c. VII Boek.
voetnoot(b)
Waar is 't dat in de kindtsheit van 't Christendom dit gedrag geoeffent wierd. De Werkdaaden der Apostelen waren alle overnatuurlyk. De H. Geest werkte onmiddelyk op den geenen die zich wilde bekeeren.
margenoot+
Hoedanig de Quiëtisten de Liefde Godts begrypen.
voetnoot(c)
Molinos Guide Spirit. Introd. Ch. X.
voetnoot(d)
Ibid. L. 2. Ch. 3.
voetnoot(e)
Ibid. L. 3. Ch. 4.
voetnoot(f)
Ibid. L. 3. Ch. 6.
voetnoot(g)
Molinos ibid. L. 3. Ch. 13. en 16. beschryft dit inwendig Heil.
voetnoot(h)
Het zoude een Stoffe genoegzaam voor een dik Boek vereisschen, indien men alle de ongemeene spreekwyzen waar van zich de Mystiquen dienen, wilde ophaalen en voordraagen, om hunne liefde Godts en alle haare uitwerkselen uit te drukken. De minste Denkbeelden die zy ons geeven, zyn die van de verlichte, beangstigde en verteerende liefde. De bevalligste Dichters konnen zich niet krachtiger uitdrukken, als deeze Bespiegelaars, die geduurig de taal der driftigste Minnaars spreeken.
voetnoot(i)
De Beguarden, die door het Concilie van Vienne onder den Paus Clemens den V. gedoemt wierden, geloofden I. Dat de mensch in dit tegenwoordig leven een zoo hoogentrap van volmaaktheit kon verkrygen, dat hy onzondig wierd en dat hem de Genade onnodig zoude zyn. Molinos zegt ons vervolgens in den zelfden zin, dat de Hemelsche onverschilligheit, die het verbodt der begeertens volgt, ons weder tot de heilzaame onnozelheit overbrengt die onze eerste Ouders verlooren hebben; dat de Ziel door het Gebedt in haar eerste zuiverheit wederkeert, en dat de begeerlykheit om te zondigen verdelgt is, enz. Molinos zegt noch iets naders in zyn 3de Boek van zyn Guide Spirituelle Ch. 2. N. 7. Nochtans schynt hy zich een weinig daar na te wederspreeken; want hy voegt 'er by dat 'er de verlichte Zielen niet min van door haare elende en misslagen overtuigt zyn, enz. Van de andere zyde, is een der Voorstellingen van Molinos door de Bul van Innocentius den XI gedoemt, deeze: dat een Ziel in de Geestelyke Doodt overgegaan niet meer iet willen kan dan 't geen Godt wil, nademaal ze geen wil meer heeft en dat die haar van Godt ontnomen is. In dit alles vind men veele tegenstrydigheden. II. De Beguarden dryven dat men in den staat van volmaaktheit niet vasten noch ook niet bidden moet. Het gevolg is nodig, indien men volmaakt is, waroom zich dan voor Godt verootmoedigt? De innerlyke gemeenschap met Godt in 't midden van de gerustheit die de Quiëtisten ons beschryven, beschryft noodwendig de Geest van lichaamschs dooding. III. De Beguarden waanen de menschelyke en Kerkelyke Wetten niet onderworpen te zyn. 't Schynt mede dat het Quiëtismus een soort van onafhankelykheit stelt. Bezwaarlyk is 't een goedt Handhaver der Quiëtisten beginzelen te zyn. IV. Wat het volstrekte Heil deezes levens aangaat, de onderlinge beginzelen zyn van een klaarblykelyk gestel. Men heeft niet dan de beschryvingen te leezen die Molinos van 't volstrekte Heil, en den inwendige Vrede doet, noemende dit de inwendige Eenzaamheit, enz. V. De Beguarden beweeren dat men op de ten toon stelling van 't Lichaam Jesus Christus niet opstaan moet, noch voor 't zelve eerbewyzing doen: meenende dat de staat van bespiegeling hen niet toelaat hunne gedachten over de verborgenheit van 't Sakrament der Eucharislie te laaten gaan, noch over het lyden van Jesus Christus menschelykheit. Het verbodt der Geloofs Handelingen verstrekt ten minsten voor een toetsteen deezer Leere, en hier over kan men de Heer Bossuet in 't 2de Boek van zyne Instruction inzien. VI. De Beguarden zeggen dat het niet dan den onvolmaakten mensch toekomt zich in de uitwerkzelen van de Deugdt te oeffenen; maar dat de volmaakte Ziel hier van uitgezondert is. Deeze Voorstelling heeft alle mogelyke overeenkomst met het verbodt van alle bedryven. De 31ste Voorsteelling door Paus Innocentius den XI. verweezen, behelst dat men de Deugdt verbannen moet.
Om den Lezer met de Verklaring over de overeenkomst die 'er tusschen de Aanhangers van Molinos en de Beguarden is, Quiëtisten genoemt, niet langer op te houden, vereischt het dat we noch eenige plaatsen bybrengen die de hoedanigheit deezer laatsten uitdrukken. Wy zullen dit volgende aanhaalen uit een Hoogduitsch Schryver door den Heer Bossuet bygebragt. ‘Zy werken niet, zegt Taulerus, dan gelyk het werktuig den Werkmeester aanmerkt, eveneens merken zy de Goddelyke werking aan, niets met al uitvoerende. Zy waanen dat het werk van Godt door hunne werking verhindert worden zou. De verbintenissen tot een ydele rust, doet hen de uitwerkzelen der Deugden staaken. In deeze gerustheit loovenze noch bidden Godt niet, (nademaal zy de loftuitingen voor Godt en de Gebeden hem voorgedraagen, als tusschen-komende werken aanmerken. Molinos heeft volgens het 19de der verweezen Voorstellingen gezegt, dat den geenen die Godt bemindt, zodanig als de reden hem inboezemt, dat dit verstandt en begrip geene liefde Godts is. Een Ziel die zich van de begeerte om Godt te bemminen zoude ontdoen, bewees dat ze hem op haare wyze beminde; 't welk zoo veel is als onze eige keur te voeden.) Eindelyk hebben de tydgenootschryvers der Beguarden by hun de vernietiging en de lydzaamheit der hedendaagsche Quiëtisten gevonden, insgelyks hunnen afstant of ophouding van begeerte, dankzeggingen en van deugden.
voetnoot(a)
Nevens de buitenspoorige gevoelens die men den Beguarden en Quiëtisten toeëigent, heeft men zoo aan de een als anderen veele gevaarlyke merktekenen gegeeven. Men moet bekennen dat het verbodt van Deugdzaame Werken een natuurlyk bestier is. Hoe Geestelyk een mensch zou konnen worden, is hy nochtans altoos afhankelyk van de voorwerpen die hem omringen, en bygevolg kan hy zich in de enkele bespiegeling niet staande houden. Hy zou zich altoos onder de diepe gepeinzen der onbeschaafde zielen behebt vinden, die zich van een last der zinnen ontslaan, en die in de vuiligheden en onbeschoftheden om haar diergelyke dingen toe te eigenen, zouden bequaam worden. De moeilyke geestelykheden der Mystiquen konnen hun 't zy vroeg of laat van geen schandelyken val bevryden. Nochtans is 't goedt hier de beschouwing van de oeffening te onderscheiden; nademaal de Instellers niet altoos de gevolgen hunner beginzelen voorzien die men 'er uit trekken kan, noch de zwakke gewrichten die een ongeregeltheit van zeden invoeren.
margenoot+
Hoe het gevoelen van Molinos is ingevoert, en wat daar uit ontstondt.
voetnoot(b)
Volgens een Uittreksel van een Engelschen Brief in de Verzameling der stukken het Quiëtismus raakende te vinden, in 't jaar 1688. gedrukt.
voetnoot(c)
Ibid.
voetnoot(d)
De eerste goedkeuring zegt, dat de styl van dit Boek in de duisterste stoffe verstaanbaar is; dat de Schryver geenzins van de H: Schrift afwykt enz. De tweede en derde zeggen omtrent het zelfde De vierde breid zich wyder uit, en is ook verstandiger opgestelt; en de Schryver, die een Jezuït was, keurt het boek niet voor goedt, dan zoo veel hy 'er van oordeelen kan, wegens de geduurige opheffing waar in Molinos het verstant onderhoud. Met deeze achting was het Genoodschap niet genoegt, en men nam een besluit dat men niet meer van den Schryver spreeken zou. De vyfde vervatte een warrede overeenkomende met de Waardigheit van den Kapucyn die de zelve gaf.
voetnoot(e)
Zie het uittrekzel van den hier boven aangehaalden Brief in de Verzameling enz.
margenoot+
De Leer van Molinos bestreeden, en met welk een gevolg.
voetnoot(a)
Zie hier voor de AanmerkingGa naar voetnoot(d) Pag. 226 Men vind deeze voorstelling met een uitdrukkelyke bewoording in den Geestelyken Wegwyzer: maar Malaval zegt uitdrukkelyk, dat Jesus Christus door zyne Godtheit meer is dan door zyne menschheit; en dat die altoos aan Godt denkt, geduurig aan Jesus Christus denkt. Alhoewel deeze Schryver zomtyds zich zelf niet verstaat, schynt het nochtans dat deeze woorden met een redelyke verklaring konnen worden aangenomen.
voetnoot(d)
Deeze Brief was van den Kardinaal Cibo. Zy was den 18. Februari 1687. geschreeven. Men vond 'er 19. Artykelen of Voorstellingen in, die men den Quiëtisten heeft te last gelegt; onder welke de vierde, de menschheit van Jesus Christus te leur stelt, de vyfde, de boetdoende werken vruchteloos maakt; de 7. en 13. de Beelden vernietigt; de negende de Offerhande van de Mis en de tiende de aanroeping der Heiligen wraakt. De Brief haalt nochtans den Schryver niet aan, die deeze Kettersche Voorstellingen verschaft heeft.
voetnoot(b)
Zie den Brief die wy reeds hebben aangehaalt.
voetnoot(c)
Zie wat de Brief zegt, hoe de Inquisitie de vryheit nam den Paus over dit Artykel aan te spreeken: maar dit is t'eenemaal ontbloot van bewys.
voetnoot(d)
Deeze Brief was van den Kardinaal Cibo. Zy was den 18. Februari 1687. geschreeven. Men vond 'er 19. Artykelen of Voorstellingen in, die men den Quiëtisten heeft te last gelegt; onder welke de vierde, de menschheit van Jesus Christus te leur stelt, de vyfde, de boetdoende werken vruchteloos maakt; de 7. en 13. de Beelden vernietigt; de negende de Offerhande van de Mis en de tiende de aanroeping der Heiligen wraakt. De Brief haalt nochtans den Schryver niet aan, die deeze Kettersche Voorstellingen verschaft heeft.
voetnoot(e)
In 't jaar 1687. in een ouderdom, zoo Moreri zegt, van 60. Jaaren.
voetnoot(f)
Hy storf in 't jaar 1692.
voetnoot(g)
‘Een weinig voor deeze plechtigheit, verleende de Paus een vollen Aflaat aan alle die daar tegenwoordig waren, en de Afkondiging die men hier van deed, by de nieuwsgierigheit gevoegt, waar in een ieder was, om het einde van een zaak te zien, die den Volke meer dan twee jaaren in twyffeling had gehouden, veroorzaakte een zoo grooten toeloop van Volk ter plaatse alwaar Molinos zyne afzweezing doen moest, dat men al vry wat geldt te schieten had, of veel gezag en geloof hebben moest, om 'er een goede Plaats te vinden. Deeze Godgeleerde had zich wel uitgedost, was in 't nieuw gekleed, en in zyn Priesterlyk gewaadt. In dezen staat met een welgedaan gelaat verscheenen, getuigden zyne Vyanden dat hem geene bevalligheden ontbraken om de Vrouwelyke Sexe te bekooren. Men plaatstehem, voor de deur der gevankenis, in een open wagen met een Dominikaan aan zyne zyde, en wanneer hy aan de plaats Minerva gekomen was, liet men hem eenigen tydt in een Galdery vertoeven. Hy wende zyn gezicht men een groote vrymoedigheit dan gints dan herwaarts, groetende door buiging van zyn hooft den geenen die hem begroetten, en men hoorde hem in al dien tydt niet dan deeze woorden zeggen; Gy ziet, Heeren, een man die gelastert is geworden; maar die 'er niet veel smerte van gevoelt: Infamato ma Pentito. Men geleide hem vervolgens om 't middagmaal te houden, alwaar hy deftig onthaalt wierd, en na de maaltydt voerde men hem als in een triomf naar de Kerk, op de schouders van eenige Sbirres in een Koets of Rosbaar gedragen. Wanneer men hem ter bestemder plaatse had gebragt, deed hy een eerbiedige groeting, en men zag noch in zyn gezicht, noch in zyne gebaerde, geen de minste tekenen van vreeze of ontsteltenis. Hy hielt met gebonden handen een ontsteken waskaers, die men hem gaf, terwyl dat twee Monniken in lange tabberden gekleed met luider stemme zyn Geding lazen. Men had eenig volk opgemaakt, 't welk op de lezing van zekere Artykelen, uitschreeuwde ten Vuure, ten Vuure! Waar op de gansche meenigte insgelyks deed, en men was krachtig tegen deezen ongelukkigen ingenomen, dat indien de Sbirres en Lyfwachten, die hem naar de gevankenisse leidden, zich niet tegen den moetwil van 't gepeupel hadde in de weer gestelt, zoude hy een slacht-offer hunner woede geworden zyn. Toen hy zyne gevankenisse genadert was, waarin hy zyn leven te eindigen had, ging hy 'er met een gerust gemoedt in, noemende het zyn Kabinet: vervolgens afscheid van den Geestelyke neemende, die hem verzelt had, zeide hy: Vaar wel myn Vader, op den dag des Oordeels zullen we elkander weder zien, en gaa, deezen dag zal aan wiens zyde de waarheit is, 't zy de myne of uwe verschynen.
voetnoot(a)
‘De Brief van den Heere Palafox Aarts Bisschop van Sevilje meld mede van de verfoeilyke overmaatige ongeregeltheyt van den trouloozen Molinos. Zie de stukken daar van te vinden in 't vervolg van l' Instruction sur les divers Etats d' Oraison van den Heere Bossuet.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken