Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1 (1727)

Informatie terzijde

Titelpagina van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1
Afbeelding van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.63 MB)

XML (2.16 MB)

tekstbestand






Vertaler

Abraham Moubach



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/sociologie
vertaling: Frans / Nederlands


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 1

(1727)–Bernard Picart–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XXVI. Hoofdtstuk.
Van het gebruik der Klokken in de Kerk; wanneer ingevoert, en hoe die Gedoopt of Ingewyt worden.

Ga naar margenoot+ Van de Kruissen gaan wy tot de Klokken over; deeze metaale werktuigen die zich voor den Gelovigen verre hooren laaten, enGa naar voetnoot(b) hun de duurzaamheit van 't Euangeli verbeeldt, wier gerucht zich de gansche Waereldt door verspreid. OokGa naar voetnoot(c) verbeelden ze de Kerk, die de Gelovigen vermaant om Godt te looven, en de Leeraars van 't Euangeli, die 't Woordt Godts verkondigen. Noch hebben ze veele andere verborgene beteekenissen, in de Kerk-gewoonte Boeken te vinden. Men meent dat ze in Campagnia, een Provincie van Italië, uit gevonden zyn geweest, en hier van is 't datGa naar margenoot+ ze haaren naamGa naar voetnoot(d) in gebroken Latyn ontleent hebben.Ga naar voetnoot(e) Men eigent het eerste gebruik aan Paus Sabinianus toe,Ga naar voetnoot* nochtans is 't zeker, dat 'er de Romeinen zich lang

[pagina 298]
[p. 298]

te voorenGa naar voetnoot(a) van gedient hebben, en 't is bekent dat het Priesterlyk kleedt van der Jooden Hogenpriester met Klokjes verzien was. Hoe het ook zyn mag, Sabinianus voerde omtrent den jaare 605. het gebruik der Klokken voor de Mis en Canoniale uuren in, zodanig als men die nu noch gebruikt. Het gebruik van de Klokken over de dooden te luiden werd in EngelandtGa naar voetnoot(b) sedert den aanvang van de agtste eeuw ingestelt, en dit is in eenige Onroomsche Landen in gebruikGa naar voetnoot(c) gebleeven niet tegenstaande hunne wederspannigheit van den H. Stoel. Behalven dit gebruik zyn medeGa naar voetnoot(d) de zelve op 't Ave Maria 's morgens, 's middags en 's avonds geluid, om het volk tot het gebedt te noodigen. Men luidde ze medeGa naar voetnoot(e) op de opheffing van 't H. Sakrament, wanneer men het den zieken bragt, en in Processie droeg.

Ga naar margenoot+ Geduurende de Heilige week diende men zich in de plaats van Klokken van een werktuig van hout, Cresselle genoemt.Ga naar voetnoot† In deeze Cresselle lag die verborgenheit, by voorbeeldt, het verbeelde Jesus Christus biddende aan 't Kruishout en noodigende den volke tot zyne Predikatie. Het verbeelde de ootmoedigheit van den Zaligmaker, enz. Men gelooft het gebruik van de Cresselle veel ouder dan dat van de Klokken te zyn,Ga naar voetnoot(f) en dat de eerste Christenen zich van de zelve gedient hebben om bedektelyk tot de gebeden in de onderaardsche en in afgelegene plaatsen te vergaderen.

De Inzegening word gemeenlykGa naar voetnoot(g) den Doop der Klokken genoemt, naardien men ze alsdan den naam van eenigen Heilig geeftGa naar voetnoot(h) onder welker aanroeping men die aan Godt opoffert. De zegening wydt de zelve in den Dienst van Godt in, overzulks zy niet allen kracht geeven de ooren te treffen---- maar de harten door kracht van den H. Geest te roeren.--- Deeze zegening dient mede, wanneer men ze luidt, om de Demons te verdryven, enz. De Bisschop is 't die gemeenlyk deeze zegening verricht. Voor daar toe te komen, moet de Kerspelpriester, aan wien de zorg van de Klokken te laaten gieten aanbevolen is,Ga naar voetnoot(i) wel acht geeven, dat de gieting in geen Kerk noch op het Kerkhofgeschiedde; dat 'er niets onstichtelyks op deeze Klokken gegraveert zy; maar alleen een Kruis of Afbeeldzel van den Heilig of Patroon der Kerke. Men moet mede wel toezien, dat 'er geen bygeloof geduurende de smelting en de zegening der Klokken vermengt zy.

De Klok opgemaakt zynde, stelt men dieGa naar margenoot+ eerlang in staat van de zegening te konnen ontfangen, te weeten; men hangt haar op in zodanig een gesteltheit, dat men 'er rondom kan gaan, om 'er binnen en buiten by te konnen komen, te wasschen en de gewyde zalving te doen. Naby de Klok plaatst men een Zetel voor den Dienstdoenden Bisschop, een zitbank aan zyne linker zyde voor den Diaken, en stoelen ter zyde voor de overige Geestelykheit. Men brengt een Lessenaar met het AntiphonaalGa naar voetnoot* of 't Kerkgewoonte Boek ter plaatse, alwaar de Plechtigheit zal worden gedaan.

[pagina 299]
[p. 299]

Indien dit in de Kerk geschied, zet men ter zyden van 't Epistel een Kredenstafel met een wit tafelkleed gedekt, waarop men de Wyquast, het Wywatersvat, dat van 't zout, de handtdoeken, de olykruik, de zalfoly fles, de reukwerk- en wierookvaten, die van de mirre, eenig kattoen, een schotel, een lampetkan, en wat broodkruimen legt en zet; al deeze dingen worden ter plaatse van de plechtigheit gebragt, waar na men op de volgende wyze tot de Inwying van de KlokGa naar voetnoot* overgaat. De Bisschop met de Albe, Stool en 't wit Pluviaal bekleed, en de Diaken met zyn gewaadt van de zelve kleur, gaan Omgangsgewyze uit de Sakristy; de Wierook vatdrager heeft den voorrang, daar op twee Waschkaersdragers van hunne brandende Waschkaerssen verzien, volgen; de Geestelykheit volgt hen by paaren, en vervolgens de Bisschop, den Diaken ter linker zyde hebbende. Ter plaatse gekomen alwaar de zegening geschieden zal, zetten de Waschkaersdragers hunne Waschkaerssen op de Kredenstafel, onthoudende zich daarby gelyk ook de Wierookdragers doen. De Geestelykheit plaatst zich wederzyds; de Bisschop in zynen Zetel gezeten naby de Klok geplaatst, en zich dekkende, onderwyst het volk wegens de Heilige verrichting die hem te doen staat, vermaanende hun tot aandacht zoo veel hen mogelyk is, en staat vervolgens op om met het Koor een Miserere te zingen en andere Gezangen in 't Kerkgewoonten-Boek aangeweezen.

Het Gezang geëindigt zynde, staat men op, dekt zich, en dit doet de Bisschop mede. Hy bezweertGa naar voetnoot(a) en zegent het water en 't zout, deeze woorden zeggende: bid Godt voor 't een en 't ander, en verzoekt, in een zyner gebeden, dat door de kracht van 't Wywater de Klok het vermogen verkryge de heimelyke laagen van den Duivel te vernietigen, de spooken te verdryven, de kracht van 't onweer te matigen, de Godtvruchtigheit in de harten der gelovigen te verwekken, enz. Vervolgens mengt de Bisschop het water en zout ondereen, en na drie teekenen van 't Kruis in den naame des Vaders, des Zoons en des H. Geestes gedaan te hebben, zegt hy telkensGa naar voetnoot(b) Godt zy met u. In 't gebedt, 't welk de vermenging volgt, bid hy Godt dat het hem behaageGa naar voetnoot(c) gunstiglyk het schepzel van zout en water aan te zien, 't welk ons byna zou konnen doen gelooven, dat deeze schepzels verstandt en oordeel hebben, die in 't zout en water bestaan; zodanig als de Graaf van Gabalis ons de GnomesGa naar voetnoot† en OdinsGa naar voetnoot‡ afschildert, enz. Eindelyk neemt de Bisschop de Wyquast, doopt die in 't Wywater, en begint de Klok te wasschen: welk werk zyne Bedienaars ten einde brengen. Na de besprenging, schuuring en wassching van buiten en binnen, neemt men eenig lywaat en men droogt de Klok naaukeurig wederaf; terwyl men dan eenige Psalmen zingt.

Een kruik waarin het zoo genaamde laatste Olyzel is, word vervolgens door den Diaken geopent. Hier in doopt de Bisschop de duim van zyn rechterhandt, waar mede hy op 't midden van de Klok het Kruis, tekent. Alsdan licht de Diaken des Bisschops Pluviaal ter rechter zyde van zyn handt op, en dit telkens als op de Klok iet word gedaan. Zoodraa de Priester of Bisschop dit Kruis heeft gemaakt, herhaalt hy een gebedt behelzende de voorgaande gebeden: waar na hy met eenig kattoen de plaats afwischt, alwaar hy het Kruis heeft gemaakt. Van de zelfde oly word de Klok met zeven nieuwe Kruissen getekent, waar na men de 28ste Psalm zingt. Vierandere Kruissen doorGa naar margenoot+ middel van de H Zalfoly gemaakt, zetten 't zegel op de zegening van dit metaal, en op deeze vier gemaakte Kruissen is 't dat de Dienstdoende Bisschop de Klok met een soort van Doop vereert, de zelve op den naam der Drieënigheit inwyende, en noemt als dan de Heilig die de Klok voor Peter of Doopheffer dient, wiens naam gemeenlyk aan dit klinkend metaal gegeeven word.

[pagina 300]
[p. 300]

Ga naar margenoot+ Men bewierookt mede deeze gedoopte of gewyde Klok, 't welk zich aldus toedraagt. De Wierookvatdrager met het Wierookvat en 't Wierookbusje in de handt nadert den Celebrant of Dienstdoende Bisschop, die naby de Klok gezeten is. Hy neemt van den wierook uit het Wierookbusje, van de mirre en 't ander reukwerk, werpt deeze drogeryen zonder die te zegenen in 't Wierookvat en geeft het den Wierookvatdrager die het onder de Klok zet, om dus berookt te worden: het gebedt word na een gezongen Antiënne met een yverige Godtsdienstigheit gedaan, welke berooking men de dauw vanden H. Geest noemt. Dit plechtgebruik van de berooking word van de zegening van 't wierook gevolgt, en men gaat met den Wierookvatdrager in 't midden van twee Waschkaersdragers, van den Klerk of Onder-Diaken en den Diaken, dragende het Euangeliboek, naar de plaats alwaar men het Euangeli leezen moet. De Diaken geeft het Boek aan den Klerk om het te houden. Deeze is tusschen twee Waschkaersdragers geplaatst, zodanig zegt het Gewoonte Boek, dat ze den rug naar 't Noorden wenden: maar wat de Bisschop aangaat hy heeft zich naar den Diaken gekeert. De Wierookvatdrager ter rechter zyde van hem, bied hem het Wierookvat aan om de gewoone wierooking van 't Euangeli te doen. Nadat het Euangeli geleezen is, geeft de Klerk den Celebrant het Boek te kussen. De Diaken bewierookt het. De Bisschop keert zich naar de Klok toe, en maakt over de zelve met de rechter handt het teken van 't Kruis. Alsdan geeft hem de Klerk zyn bonnet weder, en zy gaan zich vervolgens alle ontkleeden.

De Kerkgewoonte Boeken leeren ons datGa naar margenoot+ de Inwying der Klokken, die der Leeraren verbeeldt; dat de afwassching zoo wel in- als uitwendig van de oly-zalving gevolgt, de Heiliging van den Doop uitdrukt; dat de zeven zalvingen in de gedaante van het Kruis betuigenGa naar voetnoot(a) dat de Leeraars, de gemeene Christenen moeten overtreffen in de genaade van den H. Geest, en in 't betoonen door de zeven gaven, dat ze de vereischte volmaaktheit bezitten; dat de zalving van binnen met de Zalfoly de volstrekte volmaaktheit van den H. Geest beteekent, waar mede de Bisschop zich door zyne bevestiging vind medegedeelt. Men gelooft lichtelyk, dat de reukwerken de minste verborgenheden niet insluiten. De eerste verbeelding die zy verbeelden is, dat, gelyk de rook van 't reukwerk tot de Klok optrekt en die vervult, ingelyks de Leeraar met de volmaaktheit van Godts Geest versiert, het reukwerk der geloften en gebeden van den gelovigen ontfangt.Ga naar voetnoot(b) Indien iemandt begeert de verborgenheden na te slaan, zal 'er veele anderen van in de Kerkgewoonten Boeken vinden.

margenoot+
Welk een verbeelding men de Klokken toeschryft.
voetnoot(b)
't Roomsch Kerkgewoonten Boek.
voetnoot(c)
't Kerk-Gewoonte-Boek van Alet.
margenoot+
Wie men het eerste gebruik der Klokken toeeigent, en van welk een gevolg dit was.
voetnoot(d)
Campanae.
voetnoot(e)
Men meent dat St. Paullyn, Bisschop van Nola het gebruik der Klokken 't eerst in zyn Bisdom ingevoert heeft. Salmuth, de uitlegger van Pancirolle, gelooft dat hy niet deed dan een gebruik in te wyen, lang voor hem by de Heidenen in gebruik geweest. Zie hier een belachelyk bewys van de Oudheit der Klokken, te weeten; dat men eertyds in een Kerk van Rome een gedeelte van de klank der Klokken van Jeruzalem bewaarde.
voetnoot*
[Andere meenen dat de voornoemde Paullinus, Bisschop van Nola in Campanië, de uitvinder der Klokken is geweest; doch 't is niet vermoedelyk, naardien die reeds onder de Heidenen in gebruik waren, zulks men de zelve luidde als iemandt gestorven was, met gedachten, om door den klank de spooken te verdryven. Echter kan 't wel zyn, dat hy de Klokken of Tintinnabula, reeds te vooren in gebruik, ten gebruike der Kerke ingevoert heeft, die vervolgens van grooter tot grooter gemaakt wierden, en in hooge torens gehangen; gelyk blykt uit een Klok in den Domstoren van Erffort hangende, die 27500. ponden weegen zou; maar die te Weenen in 't jaar 1711. gegooten is, overtreft de zelve in zwaarte, weegende meer dan 30000 ponden. Ook acht men dat de overgroote Klok te Moskou die in 't jaar 1701. door den brand nederstortte, 50000 ponden gewogen heeft. In de Oostersche Kerken echter zyn de Klokken van geen gebruik geweest; maar wel een zeker werktuig Σήμαντρον genoemt, bestaande in een langwerpig vierkant stuk houts, of wel uit yzer gemaakt, waarop men met een hamer sloeg, geevende dus een sterk geluit van zich. Dit werktuig diende in de Kloosters voor een klok, om, wanneer men daar op sloeg, de Kloosterbroeders te doen vergaderen. In laater tyden heeft men het gebruik van Klokken te doopen ingevoert, men gaf haar naamen en verzocht 'er Gevaders over. In de stille of H: Week luidde men de klokken op den groenen Donderdag en volgende dagen niet, alsdan wierde de trektouwen opgehaalt, 't welk men Succinctionem campanarum noemde. Fabricii Bibli. Antiq. Du Fresne.]
voetnoot(a)
Zy noemden ze Tintinnabula.
voetnoot(b)
Beda, op het geloof van Casalius in zyn Traktaat de Ritib. Vet. Christ. aangehaalt.
voetnoot(c)
Gelyk in Hollandt, in de Staten van den Koning van Pruissen en elders. De Lacedemoniers sloegen op kopere ketels, wanneer een hunner Koningen overleden was. Men geloofde toen dat de klank van 't koper de quaade Geesten verdreef, en zelfs leert men noch in de Roomsche Kerk dat het geluid der Klokken de machten der lucht verdryft.
voetnoot(d)
Paus Calixtus de III. beval dat men des middags de Klok luidde, eveneens als reeds des avonds in gebruik was om de H: Maagdt te groeten. Men meent dat hy in 't jaar 1455. dit invoerde, tot aanmoediging der geenen die de Turken beoorlogden.
voetnoot(e)
Gregorious de IX. die in 't jaar 1230. den stoel bekleedde, heeft het gebruik van Schellen ingestelt, om het Volk het teken van voor de H: Hostie te knielen, te geeven, wanneer de Priester de zelve opheft. Casal. de Ritib. Chr.
margenoot+
Hoe in de H. week het Ratelgebruik voor Klokken diende.
voetnoot†
[Dit werktuig Cresselle of Cresserelle 't welk men een Ratel vertaalen kan, wier spil omgedraait veel gerucht maakt. Men diende 'er zich van om de Zangers tot de Donkere-metten aan te maanen, en op den Heiligen Vrydag, vermits het gebruik der Klokken alsdan verboden is. De naam is afkomstig van een Vogel dus genoemt, die een diergelyk geluid als een ratel maakt, gelyk Pasquier van gedachten is. Magius zegt in zyn Boek van de Klokken, dat de Grieksche Christenen zich van een zeker hout werktuig dienden, 't welk zy Symander noemden: dit was een sterke plank waarop met twee houte hamers geslagen wierd, gelyk de klapper van een Klapperman, 't welk byna de zelfde uitwerking als de Cresserelle of Ratel had. Furetiere.]
voetnoot(f)
Zie Casal. de Christ. Ritibus.
voetnoot(g)
Paus Johannes de XIII. doopte allereerste de Klokken, haar een naam geevende, 't welk in 't jaar 965. aan die van St. Jan van Lateranen geschiedde. Casal. de Ritibus Veter. Christ.
voetnoot(h)
Zie het kerkgewoonte-Boek van Alet.
voetnoot(i)
Idem, ibid.
margenoot+
Met welk een plechtigheit de Klokken gedoopt worden.
voetnoot*
[Het Antiphonaal is een Boek waarin de jaarlyksche Antiënnes in geschreeven zyn; 't is met groote letters beschreeven en van Zangnooten verzien. Gregorius de Grooten acht men den uitvinder van dit Boek. Furetiere.]
voetnoot*
Zie het Afbeeldzel Pag: 294. geplaatst.
voetnoot(a)
Exorciso te Crea ura Salis aut Aquae &c.
voetnoot(b)
Domisnus Vobiscum.
voetnoot(c)
Ut dignanter aspicius.
voetnoot†
[Gnomes is een naam die de Cabbalisten aan een zeker onzichtbaar Volk geeven, en waanen dat ze onder de Aarde woonen, welke woonplaatsen zich tot aan haar middelpunt zouden uitstrekken. Zy verbeeldden hun van een kleine gestalte te wezen, en datze bewaarders van Schatten, Zilver-en Goudt-mynen en die van Edelgesteente zyn. Ook zeggenze dat deeze Gnomes zeer vernuftig zynde, de menschen beminnen, en derhalven hun gewilling ten dienst staan. Ab. de Villars.]
voetnoot‡
[De Odins waren aloude Deensche Goden, eer dat men het Christendom omhelst had; eenige Geleerden zyn van gedachten dat Odin en andere Noordsche Goden Toveraars waren, die uit Asiaansche Scytië in Zweeden en Denemarken overquamen; en door middel van Toverkunst den Volke wys maakten, dat zy dezelfde Goden waren die men toen eerde, neemende deeze naamen aan, om de eenvoudigen te bedriegen. Odin zyn sterfuur te gemoedt ziende, belaste zyn lichaam te verbranden, zodraa zyne ziele zoude zyn verhuist, vermits zy weder naar Asgardië vertrekken moest, om aldaar eeuwig te leeven; want dus noemde men de plaats van waar deeze gewaande Goden gekomen waren, en alwaar de aloude Deenen hun Valholl of Elizeesche Velden plaatsten. Barth. Antiq. Dan.]
margenoot+
En een naam gegeeven.
margenoot+
Hoe men de Klokken bewierookt.
margenoot+
En welke verborgenheden met de plechtigheit der Klokken verzelt gaan.
voetnoot(a)
Zie, het Gewoonte Boek van Alet.
voetnoot(b)
Om den Lezer hier ven bericht te geeven, zullen we hem een korte Ontleding van de Klok en haare gedeeltens volgens de ontdekkingen die 'er Durant van in zyn Boek de Ritibus gedaan heeft, voorstellen. Het metaal betekent de kracht van des Leeraars verstandt; de Klepel die de Klok aan weerzyden slaat, is de tong van den Geleerden. De Klepelslag, is het oordeel 't welk deeze tong over de misdaadt velt; 't geen die slaande hangen blyft, de bezadigheit der tonge van den Leeraar. Het hout waaraan de Klok hangt, verbeeldt het Kruishout. De andere deelen waaraan dit hout gehecht is, zyn de Orakelen der Profeten. De yzere banden die de Klok aan 't hout vast hechten, betekenen de verbintenis van den Leeraar met her Kruis van Jesus Christus. De touwen waarmede de Klok getrokken word, sluiten insgelyks een groote verborgenheit in; by voorbeeldt; de drie banden die het zelve uitmaaken, zyn drie onderscheiden zinnen van de Schriftuur, te weeten, den Historischen, Zedelyken en Zinnebeeldelyken zin.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken