Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 2 (1727)

Informatie terzijde

Titelpagina van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 2
Afbeelding van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.42 MB)

XML (1.78 MB)

tekstbestand






Vertaler

Abraham Moubach



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/sociologie
vertaling: Frans / Nederlands


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 2

(1727)–Bernard Picart–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XXVIII. Hoofdtstuk.
Van 't Gezeegendt Broodt; en 't Laatste Olyzel of de Communie der Zieltogende.

‘De Kerk, zegt het gemelde Gewoonte-Boek,Ga naar margenoot+ heeft van alle tyden het Broodt gezeegent, gelyk zy alle dingen tot onderhoud en ander gebruik van den mensche zeegent, en men mag zeggen dat deeze gewoonte van een Apostolische Overlevering is.’ Waar is 't dat 'er op eenige plaatsen van 't Nieuwe Testament van 't Avondtmaal en breeking van 't Broodt gesproken word: ‘maar, het blykt niet, voegt 'er het Gewoonte-Boek by, dat het Gezeegendt Broodt, gelyk het nu in de Kerke gebezigt word, om den Gelovigen mede te deelen, zoo oudt zy, noch dat 'er de Oudvaders gewag van maaken. Het woordt Eulogie,Ga naar voetnoot* waarvan zy zich dienen, beteekent in 't byzonder geen Gezeegent Broodt: maar allerlei geschenken die de Gelovigen deeden om liefde en vriendschap te betuigen, 't zy dat de Geschenken gezeegent of niet gezeegent waren ---’ De Kardinaal Bona zegtGa naar voetnoot(a) dat de Eulogie een soort van Communie was: Eertyds waarlyk deelde de Priester na de Mis het overschot van 't Gewyde Broodt den geenen uit, die niet ten Avondtmaal hadden geweest, of die 'er te komen zulks hadden verzuimt. Nochtans stond men, deeze Eulogiën dan den geenen toe, die recht tot de Communie hadden: maar men weigerde die den Katechumenen en Onboetvaerdigen. Deeze Eulogiën van 't overbleeven Gewyde Broodt, moesten zelfs in de Kerk genuttigdt worden. Noch meent de voornoemde Kardinaal dat de gewoone Communie van de eerste eeuwen der Kerke, reden tot haare Instelling gaf, echter de gewoonte ongevoelig ingeslopen is, van die den geenen mede te deelen die de gemeenschap genooten hadden, en dit was den Oorsprong van 't Gezeegent Broodt, 't welk men om die reden de PlaatshouderGa naar voetnoot(b) van de Communie heeft genoemt. Eindelyk gelooft de Kardinaal Bona noch, dat deeze Eulogiën den Vaderen der tweede eeuwe onbekent waren. De Bisschop van Alet zegt in zyn Gewoonte-Boek, dat de eerste Kerke somtyds de Eucharistie, Eulogie heeft genoemt, en dat dit woordt dus in een Kerkwet van 't Concilie van Laodicea, weinig tydt voor het Niceesche gehouden, moet genomen worden. Dit Kerkbesluit verbiedt de Geheiligde dingen te verzenden, te weeten, zoo deezen Bisschop meent, de Eucharistie, als ook die der Eulogiën naar andere Kerspelkerken.

Het Gezeegeut Broodt volgens den Geest der Kerke gegeeten, te weeten, in den Geest van vereeniging en liefdeGa naar voetnoot(c) ‘wist de vergeeflyke zonde uit door de Heilzaame beweegingen dien het in den geenen verwekt, die 'er van eeten: zelfs kan het door de kracht van de Gebeden der Kerke, de Duivel verdryven en de Lichaams quaalen geneezen.’

De Kerspelpriester oeffent de PlechtigheitGa naar margenoot+ van dit Broodt te zeegenen op alle Zondagen van 't jaar en op groote Feestdagen. De aanzienelykste van de Kerspelwyk, en die hoofden des Huisgezins zyn, of zelfs de Juffers van de Wyk, bieden dit Broodt beurtsgewyze aan, en noemen 't het Gezegent Broodt overgeeven. Dit Broodt, is met Waschkaerssen bestoken, en word met veel plechtelykheit aangeboden, gelyk men in 't AfbeeldzelGa naar voetnoot(d) onder de Plechtigheit van den Aschdag ziet. Nadat de Ceremonie van de aanbieding van 't Broodt is verricht, houd de Kerspelpriester het Kelkdekzel de persoon die deeze aanbieding doet, voor, en die leevert dan de

[pagina 70]
[p. 70]

Offerhande. Het voornaamste hoedanig men dit Broodt aanbiedt, bestaat, wat de wying aangaat, hier in; nadatGa naar voetnoot(a) de Priester het Offerdeel van de Mis heeft afgehandelt, neemt een Klerk het Broodt aan uit de handen van deezen die het aanbiedt, en geeft het den Onder-Diaken, indien 'er een is, om het door den Priester te laaten zegenen, die staande en ongedekt een Gebedt voor 't Autaar doet, maakende het teken van 't Kruis over het Broodt, 't welk hy vervolgens met Wywater besproeit. Daarna snyt een Akolyt dit Broodt in verscheiden gelykdeelige stukken, en deelt die den bewoonders van de Kerspelwyk om. Deeze uitdeeling word na de Communie gedaan. Ongeoorloft is 't het Gezeegent Broodt te verkoopen, derhalven word 'er niet meer van gezeegent dan tot de uitdeeling noodig zy, en wat 'er van overblyft, word den armen gegeeven.

Ga naar margenoot+ Wat het Sakrament van 't laatste Olyzel nevens de Communie aangaat, word niet dan den kranken die in gevaar van te sterven zyn, uitgedeelt. Deeze Communie moet den zieke nuchteren ontfangen, byaldien zulks zonder ongelegenheit geschieden kan: maar zoo hy niet in staat is die te nuttigen, moet men ze hem niet toereiken. Indien echter de zieke de Hostie niet geheel door slikken kan, mag men 'er hem een gedeelte van geeven en vervolgens de Absolutie verleenen: maar men moet de Hostie niet in eenig vocht doopen, onder voorwendzel van de zelve den zieke te gemakkelyker te doen genieten.

Ga naar margenoot+ Indien de Zieke de Hostie weder uitbraakt, en dat de gedaante noch geheel schynt te zyn, moet men die van de andere Stoffe afscheiden, in eenig welvoegelyk vaatwerk leggen, en na de Kerk brengen, om die in een heilige of bequaame plaats weg te sluiten,Ga naar voetnoot(b) tot dat de Stoffe bedorven en verandert zy, waarna men ze in 't SacrariumGa naar voetnoot(c) werpt, en indien men de Stoffe niet wel onderscheiden kan, moet men 't geen de Zieke uitgebraakt heeft, met vlaswerk of iet anders opneemen, die verbranden en de assche in 't gemelde Sacrarium brengen. De Kerspelpriester moet voor eenig toeval wegens de waerdigheit van 't H: Sakrament beducht zyn, of beletten dat men den geenen de laatste Communie niet toereike, die een geduurige kuch hebben, of die de Hostie niet doorzwelgen noch verteeren konnen.

Wanneer dit laatste Kerkrecht naar eenigeGa naar margenoot+ plaats moet gebragt worden, dient men zorge te draagen, dat de Kamer van den zieke die het ontfangen zal wel gezuivert zy, en alle de plaatsen van 't Huis waardoor men met het Sakrament passeeren moet. Men moet zelfs deeze plaatsen met welriekende bloemen en kruiden bestrooyen. Het H: Sakrament moet op een wel gedekte tafel geplaatst worden, alwaar men mede twee Kandelaars met ontsteeken Waschkaerssen zet, insgelyks een glas, eenig vaatwerk met water of wyn om des Priesters vingeren te zuiveren; en eenig schoon lywaat om voor den Zieke te leggen. Indien het Sakrament opentlyk gedraagen word, gelyk gemeenlyk in de Roomsch Catholyke Landen geschied, laat de Kerspelpriester met het klokje schellen, om de bewoonders van de Kerspelbuurt daar door te doen weeten, dat zy het H: Sakrament met waschkaerssen en toortsen verzellen; dat zy het Verhemelzel draagen, of dat ze andere uitwendige teekenen van hunne achting en Godtvruchtigheit bewyzen. Wanneer de Gelovigen vergadert zyn, wast de Priester zyne handen, gelyk de gemeene gewoonte voor de Bediening der geheimenissen is, en in de Plechtigheden wanneer hy zegenen en inwyen moet. Hy trekt zyn Koorkleedt aan, verziet zich van de Stool en 't Pluviaal, gaat verzelt of van andere Priesteren of eenige Klerken gevolgt, naar 't Autaar, knielt en bidt, en vervolgens weder opstaande, neemt hy een witte Sluier die hy om den hals slaat, spreid de Altaardoek over 't Autaar, opent het Tabernakel, knielt andermaal en neigt om de Ciborie op te neemen, die hy op den Altaardoek zet, doet een derde neiging om die te ontdekken, en wanneer hy de gesteltheit der Hostiën heeft bezien, dekt hy de Ciborie met zyn klein overdekzel en vat die met beide de overdekte handen door de slippen van de witte Sluier die hy om den hals heeft. Vervolgens plaatst hy zich onder het Verhemelzel: een Klerk de ontsteeken lantaern draagende, gaat vooruit; twee andere Klerken, waar van de eene met het Wywater, de Autaardoeken, en Handtdoeken belaaden is, terwyl de andere het Kerkgewoonte-Boek draagt, en de Schel heeftGa naar voetnoot(d), volgen hier op. Daar-

[pagina t.o. 71]
[p. t.o. 71]


illustratie
No 46.
La CONFESSION.




illustratie
B. Picart sculp. dir. 1724.
EXTREME ONCTION.


[pagina 71]
[p. 71]

na komen de Toortsdragers, waarop de Priester onder het Verhemelzel volgt, draagende het H: Sakrament voor de borst. Indien de Geestelykheit dit Sakrament naar een afgelegen plaats brengen moet, legt men de Hostie in een kleine zilvere bus, die men in een Stoffe zak steekt, en deeze zak aan den hals hangt, rustende op des Priesters borst, en zodanig dat het H: Sakrament niet beweegen noch vallen kan.

Ga naar margenoot+ De Priester in de Kamer van den Zieke komende, wenscht de Huisgenoten den Vrede, en tot aan de tafel gekomen, spreid men 'er den Altaardoek over om 'er de Ciborie op te zetten. Vervolgens aanbidt hy het H: Sakrament, gelyk ook alle, die in de kamer zyn, doen: hy besprengt de Zieke en zelfs de kamer, terwyl de Antiennen gezongen, en eenige Psalmverzen en Gebeden met deeze handeling overeenkomende, worden opgezegt. Na deeze verrichting ontdekt de Priester de Ciborie, neemt een Hostie tusschen den duim en voorsten vinger van de rechter handt, houdende die een weinig boven den Kelk, en neemende de Ciborie in de linker handt, keert hy zich om, en nadert den Zieke om hem de Communie toe te reiken.

Ga naar margenoot+ Na de Communie zet de Priester de Ciborie weder op de tafel, teffens zich neigende: vervolgens wryft hy de vingers aan den rand van den kelk, overzulks met het vatten van de Hostie eenig gedeelte aan de zelve mogte gekleeft hebben, in de kelk valle. Daarna sluit hy de Ciborie en dekt die met de kleine Sluier, buigende andermaal zyne kniën; hy wast dan mede de vingers waarmede hy de Hostie gevat heeft, in een bekken met water en wyn, en deeze die by den Zieke zyn, staan hem in deeze Afwassing ten dienst.

Deeze Godtvruchtige handeling door gebeden en vermaaningen volbragt zynde, keert de Priester, indien 'er eenige Hostiën in de Ciborie overig zyn, na de gegeeven Zegening over den Zieke, weder naar de Kerk nevens de Gelovigen die hem by den geenen verzelt hebben, die dit laatste Kerkrecht ontfangen heeft. In de Kerk gekomen, verkondigt hy hen de Aflaten door den Paus en den Bisschop verleent, en geeft hun den Zegen, maar, indien 'er geene Hostie in de Ciborie overgebleeven is, keert de Priester zonder eenige Ceremonie wederom, na de gebeden te hebben gezegt die op de Communie van den Zieke volgen. Indien de Zieke zieltoogende is,Ga naar voetnoot(a) gaat de Priester alle de gewoone gebeden enz. voorby, en geeft hem alleen het laatste Olyzel,Ga naar voetnoot* niet dan twee of drie woorden gebruikende.

De Priester, aan wien men het laatste Kerkrecht geeft, moet zyn Koorkleedt aanhebben, en daar over een witte Stool op de borst gekruist.

Reeds hebben we het gebruik aangemerkt, 't welk de aloude Gelovigen van de Eucharistie maakten, wanneer de doodt naakende was; overzulks zal geene Sekte van 't Christendom de Oudheit van 't Viatique of laatste Kerkrecht betwisten konnen.

Indien de Priester genoodzaakt is ditGa naar margenoot+ Sakrament te bedienen by iemandt van de Pest besmet, plaast hy zich negen of tien treeden van de plaats alwaar de Pestzieke is, en zelfs boven den windt. In deezen afstant zich bevindende, wind hy de Gewyde Hostie in een andere die ongewyt is, en na dit te samen in een bladt papier gewonden te hebben, legt hy 't ter aarde in een bequaamen afstant van de plaats, en dekt dit papier met een steen, om verzeekert te zyn dat 'er de windt geen ongeval aan toebrengen kan. De Priester hier op vertrekkende, komt de Pestzieke, of iemandt die hem dient, de Hostie opneemen, nadat deeze Priester verklaart heeft, welke de Gewyde Hostie is. Vervolgens doet de Priester de Gebeden en Ceremoniën die men voor en na de Communie van Pestziektens is gewoon.

margenoot+
Aanmerking over het gezeegendt Broodt, en van welk een gebruik het eertyds was.
voetnoot*
[Rulogie afkomstig van ένλογἠ, zegening, noemde de aloude Kerke de gezegende Hostiën, en voornamentlyk deezen die men den afwezige Christenen en Bisschoppen zond, om hun daar door te kennen te geeven, dat men met hun begeerde in Geloofs gemeenschap te leeven. Brouerus ad Venantium Fortun. Carm. 11. 9. Du Fresne. Bollandus &c.]
voetnoot(a)
Rerum Liturg. L. II. Cap. XIX. § VII.
voetnoot(b)
Zie 't Gewoonte Boek van Alet.
voetnoot(c)
Idem ibid.
margenoot+
Hoedanig een plechtigheit by 't zegenen van 't broodt in gebruik is.
voetnoot(d)
Zie het Onderdeel van de Afbeelding Pag. 14. van dit Deel; verbeeldende deeze Plechtigheit gelyk die te Parys in gebruik is.
voetnoot(a)
Zie 't Gewoonte Boek van Alet.
margenoot+
Hoe het Sakrament van 't laatste Olyzel of Kerkrecht den kranken word medegedeelt,
margenoot+
en hoe de Priester hier mede omzichtig moet te werk gaan.
voetnoot(b)
Idem ibid.
voetnoot(c)
Het Sacrarium, waarvan reeds meer gesproken is, is een soort van ondiepe put, wier opening eng is, en gesloten word, opdat 'er niets onheiligs in geworpen worde. Men werpt in deeze put de Stoffe van 't Sakrament door eenig toeval bedorven, de assche van 't Vlaswerk die in de Gewyde Zalving gedient heeft, de verouderde Oly, het oude Wywater van Paasche en Zondagen, het Water waarin de Bisschop of Priester de handen heeft gewassen enz.
margenoot+
Plechtigheden dies aangaande waar te neemen.
voetnoot(d)
Men meent dat Gregorius de IX. het gebruik van de Schel ingevoert heeft.
margenoot+
Hoe de Priester de Communie bedient;
margenoot+
en zich verder na het uitgedeelde Sakrament gedraagt.
voetnoot(a)
Het Afbeeeldzel 't geen men Pag: 68. ingevoegt vind, verbeelt volkomen de gesteltheit van den Zieke die dit Sakrament ontfangt, en van die geen die deeze Godtvruchtigheit bywoonen.
voetnoot*
Zie de nevensgevoegde Afbeelding, waarvan het Onderdeel de Bediening van 't Laatste Olyzel verbeeldt, en 't bovendeel de Biecht, in 't volgende Hoofdtstuk beschreeven.
margenoot+
Met welk een omzichtigheit de Priester de bediening van dit Sakrament den Pestzieke mededeelt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken