Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 2 (1727)

Informatie terzijde

Titelpagina van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 2
Afbeelding van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.42 MB)

XML (1.78 MB)

tekstbestand






Vertaler

Abraham Moubach



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/sociologie
vertaling: Frans / Nederlands


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 2

(1727)–Bernard Picart–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 72]
[p. 72]

XXIX. Hoofdtstuk.
Van het vierde Sakrament van Boete, en de Biecht.

Dit vierde Sakrament gelooft de KerkGa naar margenoot+ dat door Jesus Christus is instelt: maar dit word door den geenen betwist, die zich van 't lichaam der Kerke afgescheiden hebben; en om dit geschil te beslechten, behoort tot onze onderneeming niet. Altoos, 't is zeker dat het vermogen aan het Priesterschap verknocht, om de zonden te vergeeven en te behouden, van de straffen den zondaars op te leggen, en de middelen van verzoening tusschen hun en de Goddelykheit te verkiezen, een der voornaamste voorrechten is, die den mensch verwerven kan. De valsche Godtsdiensten hebben niet min de voordeelen van dit vermogen beproeft: waarvan de Grieksche en Romeinsche Afgodery, als-mede die van Mexico en de Oostindiën, genoeg merkwaardige voorbeelden verschaffen.

Ga naar margenoot+ De Bisschoppen in hunne Bisdommen, en de Kerspelpriesters in hunne Kerspelwyken, hebben het vermogen den Zondaars de zonden te vergeeven; en wat de andere Priesters aangaat, zy moeten uitdrukkelyk door den Bisschop gelast zyn om de Biecht te hooren. Insgelyks is 't met de Geestelyken. Nochtans zyn 'er gevallen die ter besluitneeming van den Paus, Bisschoppen en hunne Biechtvaders staan. In de Kerkgewoonte Boeken vind men veel andere aanmerkingen over deeze Stoffe en over de noodige hoedanigheit in de Biechtvaders vereischt: maar dit alles behoort niet tot ons bestek.

Ga naar margenoot+ Het Vaste, 't Gebedt, de Aalmoezen, de derving der Vermaakelykheden en Geneugten, nevens de dingen die wy het liefst bezitten, zyn de algemeene Voorwaarden van de Boete. Hier in bestaan deeze byzonderheden: als een zeker getal Ave Mariâs, Paternosters en Credôs op te zeggen; een zeker getal kniebuigingen te doen; verscheiden maale het H: Sakrament te gaan begroeten, zich een zeker getal van geesselslagen te geeven; op 't bloote lichaam een paerdshairen Gordel te draagen enz. Dit alles te verhaalen en in deeze Stoffe uit te wyden, is mede onnoodig over dit ons onderwerp. Die geen die zich de allerstrengste boetoeffeningen niet weeten te erinneren, konnen zich grondig laaten onderwyzen in de Levens der Heiligen en in hunne Legende-Boeken. De Vrucht die uit deeze laaste Boetelingen gebooren word, is ten minsten de verzeekerde winst die uit de Aflaten voorkomt. Wy hebben 'er in 't eerste Deels tweede Stuk deezes Werks van gehandelt.

De BiechtvaderGa naar voetnoot(a) moet een KoorkleedtGa naar margenoot+ over den Priestersrok aanhebben, insgelyks een violette Stool en een vierkante bonnet op 't hoofdt. Hy moet de Biecht in de Kerk hooren, ‘in een plaats de afgelegenste van 't hoog Autaar, die in 't beneden deel der Kerke is, de blootste voor 't gezicht van 't gansche Volk, en in den Biechtstoel die de Vierschaar der Boetelingen is. De Biechtstoel moet van vooren open zyn, en een of twee getralide Venstertjes hebben; wanneer 'er twee Venstertjes zyn, is 't noodig dat ieder der zelve met een klein luikje of schuifje kan geslooten worden; en het is van dienst de uitgezonderde gevallen boven het Venstertje van den Biechtvader te plaatsen, en tegen over den Boeteling een Kruisbeeldt of eenig Geestelyk voorwerp van 's Heilandts Lyden.’ De Biecht moet by den dag gehoort worden, en zoo het wezen kan, wanneer 'er Volk in de Kerk is. Zoo draa de Boeteling in de Biechtstoel geknielt is, moet hy het teken van 't Kruis maaken, en verzoeken des Biechtvaders Zegening. Hier voor hebben we het voorschrift van de Biecht aangeweezen.

De BiechtvaderGa naar voetnoot(b) moet met een bonnet op 't hooft recht op 't lyf zitten, vertoonende een deftig, zedig en aandachtig gelaat, het gezicht een weinig dekkende, en 't oor naar den Biechteling gewend, zodanig als men in 't Afbeeldzel ziet. De Boeteling moet gemeenlyk geknielt zyn, en met gevouwen handen biechten. De Vrouwen en Dochters mogen tot de biecht met een ontblooten boezem niet toegelaaten worden, als ook de armen te veel ontbloot.

Wy willen niet in 't geschil treeden datGa naar margenoot+ de Biecht geen uitneemend middel zy, om de menschen middelmaatig verlicht, in de

[pagina 73]
[p. 73]

plichten van den Godtsdienst te wederhouden: want alle Christenen hebben het vermogen in den Geestelyken Godtsdienst niet, noch geest van oplettenheit die vereischt word om den mensch tot Godt te leiden, zonder de bemiddeling van een Priester. Ten andere zyde schynt het dat de Biecht aan vreemde ongelegenheden onderworpen zy. Wy zullen 'er twee van aantoonen. Hoeveel haatelyke byzonderheden die eerloos zyn, doen 'er zich niet op, waaraan men door de Biecht zich bloot stelt, en die 't zy in den Priester of in den Biechteling nieuwe Denkbeelden van onreinigheit moeten verwekken? De Biecht onderstelt een vreesachtige Biechteling, wiens gewisse neerslachtig en schroomelyk is, door wroeging beknelt, en verzwakt door de overdenking zyner zonden, op alle de uitspraaken van een bequaam Kerkelyk Persoon:Ga naar voetnoot(a) zy ziet aan haare voeten de Scepter en 't Purper: zy onderwerpt de Koninglyke Kroonen en doet den geenen sidderen, die den Volke kan doen beeven.

Ga naar margenoot+ Na de gedaane Biecht, ontdekt zich de Biechtvader, om de vergeeving der zonden zynen Biechteling te verleenen. Hy beveelt hem in de Goddelyke Barmhartigheit; hy strekt zyne rechter handt over hem uit, biddende Godt dat hy hem zyne zonden vergeeve; hy dekt zich vervolgens, hem geevende van wegen Jesus Christus de Absolutie, en voegt 'er by, houdende geduurig de rechter handt over den Biechteling, dat hy hem insgelyks vry spreekt door 't gezag van den Heilandt in den naame des Vaders enz. Hy ondekt zich anderwerf, Godt biddende dat des Zaligmakers lyden, en verdiensten van de Heilige Maagdt en alle de Heiligen mede in de vergeevinge der zonden van den Biechteling behulpzaam zyn.

Ga naar margenoot+ Men gelooft dat de Biecht een Instelling van de Apostolische eeuw is, en dat ze in 't Nieuwe TestamentGa naar voetnoot(b) bevolen zy. Zeer waarschynlyk is 't, dat de Biecht de vrucht van veel naaukeuriger en strenger Tuchtiging wezen zou, dan ze is, indien de Kerkelyken van de laatste eeuwen die hadden ingevoert. In de eerste tyden van 't Christendom was de Biecht geen Oorbiecht: maar zy geschiedde in 't openbaar. Dus was 't dat men de Christenen in hun plicht wederhieldt, en dat men belette dat de Christen Godtsdienst aan de lasteringen zyner tegenstreeveren niet wierd bloot gestelt. Deeze opentlyke Boetoeffening werd geëvenmaatigdt met de natuur der misslagen: want eenigen duurden jaaren. Men zag de Boetelingen van de Vergadering afgescheiden in een hen aangeweezen plaats: zy moesten overend staan, in een staat van verachting, in rouw gewaadt, somtydts met een zak bekleedt, met assche bedekt, en oogen biggelende van traanen. Men leide hun een streng vasten op; men stondt hun de Vrede der Kerke niet toe, dan nadat zy de bepaalde tydt hunner boetoeffening vervult hadden: maar allenks werd deeze ongemeene strengheit verzacht. Men bepaalde den tydtGa naar margenoot+ der Boetoeffening veel korter en zelfs verwisselde men dikmaals de straffe den Boetelingen opgelegt, in geldtboetens. Hier toe waren veele redenen; de doodt van eenige Gelovigen in hunnen staat van boete; de onachtzaamheit en de wanhoop in eenige anderen te duchten, wiens geest niet krachtig genoeg scheen; de schande en schaamte die de Christenen van hun voorige ootmoedigheit ontaardende, geloofden in deeze openbaare verbeeteringen te erkennen, na de schreiende en somtyds eerlooze misdaaden in 't aanzien der Kerke beleeden te hebben. Eindelyk gedoogde de voorspoedt van der Christenen Godtsdienst niet meer zich met deeze uitstekende verbeeteringen te vergenoegen. Ook wierden toen de Belydenisten byzonderder en geheimer: menGa naar voetnoot(c) verkoor toen bescheiden en omzichtige Persoonen, aan wien men den last van te biechten aan vertrouwde. Dit nu was den oorsprong der Biechtvaderen, waarvan eerlang de Instelling in de Grieksche Kerke stantgreep: maar de Latynsche Kerke behield het gebruik van de Openbaare Belydenis tot onder het Pausschap van St. Leo.

margenoot+
Hoe noodig het Sakrament van de Boete de Roomsche Kerk stelt;
margenoot+
en hoe het den Bisschoppen en Priesters toekomt de Biecht te hooren en des volks zonden te vergeeven.
margenoot+
Waarin de boetoeffening bestaat.
voetnoot(a)
Zie het Gewoonte Boek van Alet.
margenoot+
Welke zaaken tot het hooren der Biechte worden vereischt, en wat men des aangaande waar te neemen heeft.
voetnoot(b)
Zie het Afbeeldzel in des zelfs bovendeel verbeeldt: Pag. 71.
margenoot+
Aanmerkingen over het onderwerp van de Biecht en waar over, aangeweezen.
voetnoot(a)
Quantus honor Sacerdoti debetur, ad cujus genua & pedes Diademata & Purpura, si exsolvi vinculis velint, accedere debent. Sacerdos omnes nodos, etiam Angelis inenodabiles exsolvit verbo Absolvo. &c. Casalius de Vetr. Christ. ritibus.
margenoot+
Hoe de Biechtvader de Biechtelingen de Absolutie geeft.
margenoot+
Hoe zich eertyds de Tuchtelingen gedraagen moesten.
voetnoot(b)
Door een Schriftuurplaats van den Brief van Jacobus Hoofdtst. V. vers 16.
margenoot+
en somtyds der Boetelingen straf in Geldboetens verwisselt wierd.
voetnoot(c)
Nectarius Patriarch van Konstantinopolen schafte het gebruik van de Openbaare Biecht op 't einde van de vierde eeuw af.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken