Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4 (1729)

Informatie terzijde

Titelpagina van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4
Afbeelding van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4Toon afbeelding van titelpagina van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (15.09 MB)

XML (2.43 MB)

tekstbestand






Vertaler

Abraham Moubach



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/sociologie
vertaling: Frans / Nederlands


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4

(1729)–Bernard Picart–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

VIII. Hoofdtstuk.
Van hunne Huwelyks Plechtigheden, Lykstatien, en andere Gebruykelykheden.

Ga naar margenoot+ NIet dan een aanmerking hebben wy over de Bruilofts Plechtigheden van 't Koningryk Aracan voor te draagen; en deeze betreft zelfs niet dan den Koning. Ieder Landvoogdt verkiest jaarlyks twaalf Dochters, gebooren in een en 't zelfde Jaar in de uitgestrektheit van zyne Provincie, en laat haar op 's Konings kosten tot den ouderdom van twaalf Jaaren opvoeden. Deeze ouderdom bereikt hebbende, geleid men haar naar 't Hof, men bekleed haar met een kattoene Rok, en men stelt ze voor de hitte der Zonne bloot, tot dat het zweet haare Rokken doordringt. Deeze Rokken werden voor den Koning gebragt, die de moeite neemt van de zelve de een naar den ander te ruiken. Hy behoud voor hem de Dochters waar van zich geen onaangenaame reuk op doet, zich diets maakende, dat ze gezonder als de andere zyn, die hy aan zyn Edelieden overlaat.

Ga naar margenoot+ Men zegt, dat die van Asem een getal van vier Vrouwen trouwen, en men voegt 'er by, dat ze om de Egtsyver voor te komen, haar in 't trouwen bekent maaken, waar haar verblyf in de Huishoudig weezen zal.

Als deeze Heidenen ziek zyn, laaten zeGa naar margenoot+ de Raulins komen: die aanstonds over de zieken blaazen, en eenige gebeden prevelen. Indien de zieke niet geneest, belast hem den Raulin aan Chaor-baos te offeren, 't welk de God der vier Winden is. De Offerhande bestaat in gevogelte en andere dieren, overeenkomende met het vermogen van den zieken. Men herhaalt dit vierwerf ter liefde van de vier Winden, ten minsten als de ziekte niet luisteren wil. Indien de ziekte in weerwil van de Offerhande volhard, heeft men toevlucht tot een geneesmiddel, 't welk wy met de eigen woorden van Ovington beschryven zullen. ‘MenGa naar margenoot+ beryd een kamer, die men met kostelyke tapyten bekleed, en men vervaerdigt aan 't einde der zelve een Altaar met een Afgod op den zelven. Op den bestemden dag, vergaderen de Priesters en Bloedverwanten van den zieke: Men onthaalt'er hen acht dagen na den ander, en men vermaakt hen met allerlei Musyk. 't Welk het belachelykste zy, is, dat de persoon die zich inwikkelt, om zich in deeze Plechtigheit te quyten, genoodzaakt is zoo lang te danssen als hy op zyne benen

[pagina 28]
[p. 28]

staan kan. Wanneer hy begint vermoeit te worden, houd hy zich aan een stuk Lywaadt, 't welk ten dien einde aan de zolder hangt, en vervolgt in 't danssen tot hy niet langer kan, en als dood ter aarde valt; alsdan verdubbelt men de Muzyk, en een ieder benyd zyn geluk, nademaal men onderstelt dat hy geduurende zyne flaaute, met den Afgod gemeenschap houd. Deeze oeffening word weder hervat zoo lang het Gastmaal duurt: maar zoo de zwakte van den Perzoon niet toelaat dit zoo lang te konnen uitharden, is de naaste Bloedverwant genoodzaakt zyne plaats te bekleeden. Wanneer na deeze Plechtigheit, die men Talagno noemt, de zieke geneest en gezond word, brengt men hem in de Pagode, en men zalft hem met Oly en Reukwerk, van 't hooft tot de voeten. Maar komt de zieke niet tegenstaande dit alles te sterven, verzuimt de Priester niet te zeggen, dat alle zyne Offerhanden en Plechtigheden de Goden aangenaam zyn geweest, en zoo zy geen langer leeven hebben konnen toebrengen, 't is door een uitwerkzel van haare Goedheit, en om hem in de andere Waereldt te vergelden.

Ga naar margenoot+ Dit Volk gelooft mede de Zielverhuizing; onze Engelsche Reiziger zegt, dat zy op hunne Doodkisten de afbeeldzels van de edelste Dieren schilderen, die zy konnen vinden; hoopende dat hunne ziel door dit middel in een van de zelven huisvesting vinden zal. Somtyds laaten ze door een bovenmatige nederigheit, Rotten, Kikvorsschen en andere verachtelyke Dieren schilderen, als een verblyfplaats, die met de bedorven zielen overeenkomt. Indien deeze omstandigheden waarachtig zyn, kan men zeggen, dat ze den Boetelingen verre overtreffen die niet dan 't lichaaam beteugelen: want vrywillig zyne ziel na dit leven trachten te beteugelen, dit is een daadt bequaam de overwinningen van de aan ons bekende Godsdienstelingen uit te wisschen. By voorbeeldt, ziet men 'er by ons wel, die door een overmaat van beteugeling hunne Bloedverwanten smeeken van hen veel langer in 't Vagevuur te laaten lyden? In tegendeel, spant een ieder alle zyne krachten in, om 'er te eerder uit verlost te zyn.

Zoodra iemandt overleden is, zet menGa naar margenoot+ het Lyk in 't midden van 't Huis; de Priesters gaan rondom het zelve, mompelende Gebeden, terwyl dat andere Bewierrookingen doen; de Huisgenooten staan op schildwacht terwyl de Priesters zich in hunne Plechtigheit quyten, en slaan op groote stukken Koper, om, zeggenze, de booze GeestGa naar voetnoot(a) te verdryven, die veel quaad den Overledene zoude toebrengen, indien hy over het Lyk quam. Een zodanig toeval zou den Verstorvene noodzaaken op een schandelyke wyze weder in deeze waereldt te komen: hy zoude dus, van het geluk berooft worden, 't welk men onderstelt dat hy in de andereGa naar voetnoot(b) geniet. Voor dat men het Lyk vervoert, noodigt men eenig Volk op een Doodmaal, en indien deeze menschen, die de Engelsman Grai noemt, niet komen, is de gansche Familie van den Overledene in verslagenheit; want hunne weigering, of hunne nalaatigheit, is een zeker bewys dat de Ziel ter Helle gedoemt zy, die deeze Heidenen het Rook-Huis noemen. Dusdanig is de beschryving deezer Lykplichten volgens 't bericht van onzen Engelsman. Het Lyk word naar veldewaarts gedragen, om 'er verbrandt te worden; de Priesters steeken den brandt in den Houtmyt, in 't byzyn der Bloetverwanten, die alsdan in 't wit gekleed zyn, met een zwart lint om 't hoofdt; 't welk hunne rouwteekenen zyn.

De LykstatieGa naar voetnoot(c) van den OpperpriesterGa naar margenoot+ van Aracan, word met veele naaukeurigheit door Ferdinand Mendez Pinto beschreeven. Aanstonds na zyne doodt houden de Markttyden op, de deuren en vensters van de Huizen worden gesloten, en niets dat leven heeft word in de Stadt gezien; de Pagoden zyn dan van Boetelingen vol. Het Lyk van deezen Opperpriester word met veel pracht opentlyk ten toon gestelt. Men maakt het een verlichte Kapel, niet min opgetooit, en met alzoo veel Godsdienstigheit, als of het in Rome was geweest. Meer dan dertig duizend Priesters weenen, bidden en zuchten rondom de Lykbus, zonder van 't Volk te spreeken, die van hunne zyde niet min doen. Vervolgens ziet men uit den Tempel van Figrau of Pigray, de God der Zonne-Vezels in een Processie voor den dag komen, van omtrent

[pagina 29]
[p. 29]

vyf hondert naakte kinderen verzeldt, om hunnen middel met touwen en yzere ketenen gebonden, of om klaarder te zeggen, die hen voor gordels dienen. Deeze kleine Boetelingen draagen Houdtbundels op 't hoofdt, en Messen in hunne handen. Zy zingen met een beklaagelyken toon in twee Kooren, en dit gezang gelykt zeer wel naar de Litaniën, zulks men wel gelooven mag, zonder den Reiziger te verongelyken, dat hy de zelve in zyne gedachten had, toen hy het bericht deezer Lykstatiën schreef. In hunne Gezangen drukken ze zich aldus op de Roomsche wyze uit, zich naar den overledenen Opperpriester wendende: Ogy, die des Hemels gelukzaligheit genieten gaat, verlaat ons niet in deeze eenzaamheit. En het ander gedeelte van 't Koor antwoordt: op dat wy met u aan des Heeren goederen deel hebben. Hier na valt een ieder op de kniën; een oud Priester buigt zich neder, en doet een aanspraak aan den Overledene, of, om naar onze gewoone denkbeelden te spreeken, doet zyne Lykrede. Een andere antwoordt in den naam des verstorvene met niet min Christelyke woorden, en de gansche Vergadering bid de God die in de Zon regeert, met een zelvigen styl. Dit Gebedt word door een nieuwe Processie van Jongelingen gevolgt, die den Overledene groeten, en een soort van bezweering, met hunne slagzwaarden doen, waar mede zy rondom de Doodbus schermen, om den Duivel te verjaagen, en hem naar het Rookhuis te verzenden, zulks hy'er, zonder ooit van sterven op te houden, de gestrenge gerechtigheit des Heeren betaale. Deeze Bezweerders gaan beurtsgewys wederom weg. De Priesters in 't violet gekleedt, en met een soort van Stool bedekt, komen het Lyk bewierooken. Alle deeze Plechtigheden eindigen door de gewillige Offerhande van zes jonge Edellieden. Daar na verbrand men de Lyken deezer menschelyke Slachtoffers op een Houtmyt, bestaande uit Sandel- en ander welriekend Hout. Men verbrand mede het Lyk van den Opperpriester en het Toneel waar op hy was ten toon gestelt, nevens veel kostbaare dingen. Laat ons niet vergeeten te zeggen dat des anderen daags zyner gehoudene Lykstatie, een andere Roolim voor den Koning preekt, en de Lofrede over den Opperpriester doet, die na deeze Predikatie, de assche van deezen Heilig als Reliquiën uitdeelt; niet tegenstaande verlicht men met veele zilvere Lampen het Graf van den Heilig, wiens assche aan de Gelovigen is uitgedeelt.

Die van Asem verbranden geene Lyken:Ga naar margenoot+ maar zy begraaven de zelve.Ga naar voetnoot(a) Zy gelooven dat men na dit leven in de andere Waereldt komt, alwaar men overvloedige vermaaklykheden en geneuchtens vind, wanneer men in deeze wel heeft geleeft: maar qualyk geleeft hebbende, by voorbeeldt, eens anders Goederen gerooft en verspilt, lyd men 'er vreemde pynen en straffe, en vooral honger en dorst. Alzoo het Artykel van eens anders Goederen zeer teder is; en dat men zich zelf veel mistrouwen moet, worden eenige voorraadsmiddelen, door voorzorge, met hen begraaven.

Men draagt het Lyk van den Koning in een Keldergraf, nevens al het kostelykste dat hy had, veel voorraad van levensmiddelen, en den Afgod op wien hy geduurende zyn leven het grootste vertrouwen had. Zyne Vrouwen, of zyne Bywyven, en zyne voornaamste Amptenaren neemen vergift in, om hem te volgen en ten dienst te zyn. Men begraaft mede gantsch levendig twaalf Kameelen, zes Paerden, een Olifant en veele Jagthonden.

Volgens 't geen Ovington bericht, verkiezenGa naar margenoot+ de Indianen van Aracan in hunne gestalte en wezen 't geen andere Volkeren het meest verachten. Zy beminnen een breed en plat voorhoofdt, breede en opgespalkte neusgaaten, kleine oogen, ooren tot op de schouders hangende, gelyk die der Malabaren; laat ons 'er byvoegen als die der Indianen van Asem, volgens Tavernier. Dus ziet men dan d'aloude CtesiasGa naar voetnoot(b) vry gesproken, over een der zaaken die hem als een openbaare leugenaar heeft doen aanzien. Wat de andere byzonderheden aangaat: men bedient zich op hunne Gastmaalen van Tafelgerechten die nog de oogen noch de smaak der Europeanen vleyen zouden. By voorbeeldt; zy bereiden een smakelyke Ragoe van Rotten, Muizen en Slangen: Zy eeten geen Visch, die niet zoo lang dood is geweest dat ze stinkt, en zelf maken zy 'er een soort van Mostert van, waar mede zy hunne Spyze bereiden. Zonder ons in verantwoording deezer Indianen te willen in steeken; een Reiziger hunner Landsgenooten zou by ons de zelfde verkiesbaarheit konnen vinden: Hy zou

[pagina 30]
[p. 30]

als geen syne smaak aanmerken die wy uitneemend bevinden in de rotte Kaas vol Wormen,Ga naar voetnoot(a) van de gedroogde Visch, stinkende en zoodanig walgelyk voor den geenen die de zelve niet gewoon zyn, dat ze het hart uitbraaken zouden, van het klein Wildbraad lang dood geweest, om hem deeze vieze smaak te verschaffen die wy een geurige ryzendheid noemen. Dit nu zal genoeg zyn ten opzichte eener stoffe die niets met den geestelyken Godsdienst gemeen heeft.

margenoot+
Met welk een Plechtigheit de Koning van Aracan zich uit eenige jonge Dochters, Vrouwen verkiest.
margenoot+
Veelwyvery by de Indianen van Asem in gebruik.
margenoot+
Hoe zy met den Zieken handelen,
margenoot+
En welke Plechtigheden deswegen geoeffent worden.
margenoot+
Hoe zy mede de Zielverhuizing gelooven, en met welk een gebruik dit gevoelen gaat verzelt.
margenoot+
Hoe Plechtiglyk men met de Lyken handelt.
voetnoot(a)
Te weeten, de zwarte Kat. Dit zyn Ovingtons woorden.
voetnoot(b)
De Reiziger heeft het verhaal van deeze Lykstatie gebruiken quaalyk aangelegt. Men vind 'er verders zeldzaame byzonderheden, die vermoeding geeven dat hy zich een weinig naar zyne inbeelding heeft geschikt. Indien de ziel genoodzaakt is weder in een ander lichaam te komen, geniet zy alsdan noch geene gelukzaligheit in de andere waereldt: hoe word ze dan mede in de Helle gedoemt?
voetnoot(c)
Onder den naam van Roolim van Munay.
margenoot+
Lykstatie van een Opperpriester beschreeven, en met welk een Plechtigheit die in Aracan gaat verzelt.
margenoot+
Hoe die van Asem geene Lyken verbranden: maar begraaven.
voetnoot(a)
Taverniers Reizen 3. B.
margenoot+
Zeldzaame verkiezing by de Indranen van Aracan, met andere Volkeren strydig, en hoe.
voetnoot(b)
Deeze History-Schryver heeft geschreeven, dat de Indiaansche Koningen voor hunne Lyfwacht eenige benden hebben, waar van de Soldaten zodanige groote Ooren hadden, datze hen op de Schouders hingen.
voetnoot(a)
By de Hollanders en in 't Noorden van Duitslandt.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken