Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4 (1729)

Informatie terzijde

Titelpagina van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4
Afbeelding van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4Toon afbeelding van titelpagina van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (15.09 MB)

XML (2.43 MB)

tekstbestand






Vertaler

Abraham Moubach



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/sociologie
vertaling: Frans / Nederlands


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4

(1729)–Bernard Picart–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 114]
[p. 114]

XXXII. Hoofdtstuk.
Van den Godsdienst der Bewooners van 't Eilandt Ceylon.

Ga naar margenoot+ DE Ceylonneezen zyn Heidenen gelyk de andere Indianen. ‘DeGa naar voetnoot(a) Cingaleezen aanbiddenGa naar voetnoot(b) een eenige God, Schepper van 't Heelal: maar zy gelooven dat hy andere Godheden onder zich heeft, die als zyne Stedehouders zyn, en waar aan hy ieder zyne bediening geeft.’ Dus bestiert een van hun den Akkerbouw, de andere de Zeevaart enz. Alle deeze Afgoden worden onder zeldzaame en gedrochtelyke Afbeeldzels verbeeldt. Een deezer Goden die Buadu word genoemt, vertoont men onder 't Afbeeldzel van een Reus. Deeze Buddu lydde eertyds een zeer heilig en boetvaerdig leven. De Cingaleezen reekenen hunne Jaaren na den tydt dien hy onder hen geleeft heeft, en doordien men by opreekening, zoo als Ribeiro zegt, vind, dat Buddu omtrent het veertigste jaar van der Christenen Jaarrekening leefde, daar uit onderstelt men dat hy de zelfde als St. Thomas wel konde zyn. De Cingaleezen voegen 'er mede by, dat Buddu, die geen inboorling by hun was, naar de Vaste-Kust vertrok en aldaar storf. Dit, zegt men, komt mede overeen met de gedachten die de Christenen van St. Thomas en van zyne doodt hebben. De Ape-tant, die eenGa naar voetnoot(c) Portugeesche Onderkoning in 't Jaar 156... liet verbranden, wierd eertyds als een Tant van buddu aangebeden. Vruchteloos had de Portugees door dit middel het gebruik van 't Afgodisch bedryf willen stremmen; het Bygeloof 't welk oneindige uitvluchten heeft, verkondigde dat de Tant de handen van den Heilschender ontkomen was, en op een Roos ontvlucht.Ga naar voetnoot(d) Het komt Buddu toe de Zielen te redden. Wy zullen nochmaals gelegenheit vinden van Buddu te spreeken, vermits het redelyker is hem voor Fo en Xequia dan voor St. Thomas te neemen.

Ga naar margenoot+ De Ceyloneezen bidden mede de Duivel onder den naam van Jaca aan. Na dat we zoo dikmaals reden van een zoo ongemeenen Dienst gegeeven hebben, zal 't byna onnoodig zyn dit weder te herhaalen. Deeze Dienst is een uitwerkzel van vreeze: Wy offeren hem, zeggen ze, alles wat wy van 't beste hebben, op dat hy ons wel handele en onzen vriend zy. By alle de Duiveldienende Volkeren, gedraagt zich de Duivel als een Tiran van 't Aloude Rome.Ga naar voetnoot(e) Hy bekommert zich weinig dat men hem haate, mits dat men hem vreeze.

Wy hebben van 't Mirakel van den Ape-tantGa naar margenoot+ gesproken. Hier doet zich nu een ander op, 't welk niet min uitmunt.Ga naar voetnoot(f) 't Was lang geleeden dat een zekere Pagode van Godsdienstelingen verwaarloost en verlaaten was, tot zoo verre, dat een Koning des Landts den Afgod van dat Gewest met een volkomen verachting handelde, zeggende dat hy onmachtig was het minste Mirakel te doen. De Priesters, als vernuftig genoeg wanneer het vereischt word om een vuur weder t'ontsteeken in een Godsdiensteling 't welk aan 't uitdooven is, beslooten voor den Afgod wraak te neemen. Op een tydt dan, dat de ongelovige Vorst in den Tempel van den verwaarloosden Afgod was, vertoonden zy hem, werpende vuur uit zynen mondt, de oogen tintelende, en de arm opgeheven om den Koning met zynen Sabel te treffen. De Koning hier over verschrikt, beleed zyne ongelovigheit, en bad den dreigenden Afgod aan. De Godsdienstelingen quamen 'er weder in meenigte, en de Dienst van den Afgod wierd weder in zyn voorigen luister herstelt. Sedert deezen tydt hebben de Ceyloneezen hem als een Beschermgod van 't Eilandt aangezien en zelf voor een GodGa naar voetnoot+ van't Heelal gehouden. Zy verzeekeren dat de Waereldt niet vergaan zal, zoo lange het Beeldt van dien God zal bestaan. De Cingaleezen neemen

[pagina t.o. 114]
[p. t.o. 114]


illustratie
123
La DIVINITÉ qui selon les CHINGULAIS, donne la Sagesse, la Santé & les biens &c.




illustratie
B. Picart del. 1729.
Le DIEU TUTELAIRE de l'Ile de CEYLAN.


[pagina 115]
[p. 115]

hunnen toevlucht tot deeze Godheit in hunne ziektens, in tegenspoeden, en met een woordt gezegt, in alle gelegenheden waar in den mensch zich te zwak gevoelt, geloovende dat het een Wezen is verre alle de menschelyke krachten overtreffende. Zy hebben altoos ten Huize een klein Korfje waar in zy 't welk ze hem zullen opdraagen, verzaamelen.

Een andere Afgod, die het Hoofdt van een Olifant heeft, is by hen de God die wysheit, verstand, rykdom en gezondheit verleent. Men vertoont hem hier ter andere zyde verbeeldt, als den Beschermgod van 't Heelal.

Ga naar margenoot+ Behalven deeze Godheit, die het Hoofdt van een Olifant heeft, vind menGa naar voetnoot(a) dikmaals langs de wegen diergelyke Hoofden in Nissen, of in holle Boomen. Men vind 'er ook veele steen-en aarde Heuvels, waar op de voorbygaande Reizigers iet werpen. Men zou byna niet twyftelen dat 'er iets geestelyks in dit gebruik verborgen was, 't welk overeenkomst schynt te hebben met 't geen in deGa naar voetnoot(b) Historie der Aartsvaderen geleezen word. Men ziet 'er Jacob een Steen met Oly zalvende, die hem voor een Hoofdtkussen gestrekt had, en dat hy die vervolgens oprechtte als een gedenkteken in de zelfde plaats alwaar hy dien nacht had overgebragt. Eenige meenen, dat Jacob reden gegeeven heeft tot de oprechting van gedenkstukken, een gebruik 't welk in 't vervolg zoo onaangenaam voor GodtGa naar voetnoot(c) wierd, dat hy 't den Jooden wegens hunne neiging tot de Afgodery verbood. Hoe het ook zyn mag, de Pheniciers hadden het bygeloof de Steenen te zalven, en de andere Heidenen der oudheitGa naar voetnoot(d) hadden 't mede lang na hen. Ook kan men door uitdrukkelyke plaatsen der Alouden aantoonen, dat deeze gezalfde Steenen dikmaals als Altaren wierden aangezien; en op een Altaar offert men allerlei dingen. Zie dan welk een oorsprong deeze bygeloovige gewoonte der CingaleezenGa naar voetnoot(e) hebben kan.

Het schynt ook dat deeze Eilanders de Zon en Maan aanbidden. De aangehaalde SchryverGa naar voetnoot(f) oordeelt het dus door de uitmuntende naamen die zy aan deeze twee Hemelltchten geeven.

De zelfde Schryver zegt dat zy negenGa naar margenoot+ Godheden die hun Fortuin bestieren, stellen. Deeze Godheden zyn de Planeten. ‘Zy eigenen hun zoo veel vermogen toe, dat wanneer deeze Gereahs (dit is de naam deezer Godheden) eenige in hunne bescherming genomen hebben, is 'er noch God, noch Duivel die beletten kan, dat ze ryk en gelukkig worden.’ Men kan 't geen de Cingaleezen leeren, het vermogen deezer Gerahs raakende, aan de kracht en invloedt der Planeten, volgens de Wichelaary der Starren toeschryven. Wy vinden 'er geen ander onderscheid van dan de Afgodery: De bygeloovigheit onzer Starrenwichelaaren gaat noch zoo ver niet. ‘Om deeze Gereahs aan te bidden, maaken ze leeme Afgoden zoo veel als 'er Goden zyn die hen ongeneegen zyn.... Zy beschilderen deeze Afgoden met verscheidene verwen, men geeft hun gedrochtelyke gedaantens.... men dient hen eeten voor.... op 't geluid van den Trommel. De Plechtigheit geschiet by nacht, en 't Volk danst tot aan den dag. Alsdan neemt men deeze Afgoden, en werpt ze op de groote en gemeene wegen.... Men berooft hen van den voorraadt die aan 't schuim van 't Volk gegeeven word, en aldaar blyft om die te eeten.’

Om de Duivels te aanbidden, die, volgensGa naar margenoot+ hunne Leer, en om beter te zeggen, volgens die van 't meerendeel der Afgodendienaars, de Zielen der Boosdoenders zyn,

[pagina 116]
[p. 116]

maaken ze hun geene Afgoden als aan de Planeten. ‘Zy vergenoegen zich voor hen een Huis als een Korenschuur te bouwen.... Zy versieren het met bladeren, boom-takken en bloemen. Zy brengen in dit Huis eenige Wapenen of werktuigen die in de Pagoden zyn, en leggen ze op Stoelen,... met verscheiden Levens-middelen.... Ondertusschen roert men de Trommel, zingt en danst.... Vervolgens neemen ze deezen voorraadt weg, die zy onder 't gemeene Volk, zich aldaar bevindende, omdeelen....’

De Geesten, of Onder-Goden, die den menschen de wil van den Opper-God doen uitvoeren, zyn overal de zelfde niet. ‘Deeze van de eene Provincie zyn in de andere onbekent, en hebben geen vermogen op het Volk. Ieder Gewest heeft zyne Geesten of Demons die hem eigen zyn. Zy kennen ze door zekere naamen die zy hun geeven....’ Dit denkbeeldt is geenzins aan de Indianen eigen; het vind zich genoeg verspreid, en men kan haare oudheit door verscheiden plaatsen van de Aloude en hedendaagsche Historien bewyzen. Daar uit is de voorkeur gesprooten, die ieder Landt voor zyne eigene Goden boven die van andere Gewesten deed. Een voorkeur die gelegentheit tot de Godlooze redeneeringGa naar voetnoot(a) van den Veldheer eens Konings van Assyrië gaf.

Ga naar margenoot+ De Eilanders gelooven niet dat de Beelden hunner Goden als waare Goden aanbiddelyk zyn: Zy merken ze aan, zegt de Engelsche Schryver in zyn Bericht van Ceylon, als Afbeeldzels gemaakt om de Goden aan de Menschen te verbeelden, en zy eeren ze als zodanigen. Weinig verlichte Afgodendienaars zyn 'er die niet op deeze wyze redeneeren: Maar eenige doen hunne Godsdienstigheit in de tegenwoordigheit deezer Beelden, zich inbeeldende dat de gebeden te beter verdienende zyn, overzulks de Beelden hen iets geestelyks en verhevens ingeeven; andere gaan veel verder, zich dits maakende, dat de Hemelsche kracht in de Beelden nederdaalt, en aldaar huistvest. Deeze hebben een grover Dienst. 't Is nochtans dat men deeze gewaande kracht de ongerymde Mirakelen schuldig zy, die verscheide Alouden (by voorbeeldt Titus Livius en andere lichtgeloovige Legende Schryvers) gelooft hebben, aan de Nakomelingschap die hen aanneemen wilde, te moeten overbrengen.

Dusdanig zyn de minst plompste Denkbeelden der Heidenen van Ceylon. Deeze die de plompheit op 't alderhoogst bezitten, willen dat de Goden hunne begeertens inwilligen, en op hunnen wil gehoorzaamen. Zy bidden ze wel naar waarheit, eeren ze en offeren ze: Maar 't word ook vereischt dat men zyne reekening vind, in alles, 't geen men zyne Goden toestaat. De CingaleezenGa naar voetnoot(b) verachten en handelen zelf de Goden qualyk, waar op zy ongenoegt zyn. Wy zullen hier na zien dat de Chineezen eveneens doen. Een Aloude wat bezadigder, genoegde zich tot zynen God te zeggen, dat hy de waarde van de stoffe waar uit hy hem maaken zoude, wilde evenaaren, met de wyze waar mede hy zyne gebeden gunstig verhooren zou.

margenoot+
Der Ceyloneezen Godsdieast waarin die bestaat, en hoe zy hunnen Afgod Buddu eeren.
voetnoot(a)
Hift. de Ceylan, par Riheyro.
voetnoot(b)
Zy noemen hem by uitneementheit, God, Schepper van 't Heelal. Beschryving van Ceylon door Knox. Hoofdtst. 3. II. Deel
voetnoot(c)
Zie III. Deel in 't Byvoegzel der Verhandelingen enz.
voetnoot(d)
Knox Beschryving &c.
margenoot+
Als ook de Duivel onder den naame van Jaca aanbidden.
voetnoot(e)
Oderint dum nietuant, zeide Nero.
margenoot+
Hoe hunne Priesters een verwaarloosden Afgod listig wederom wisten in aanzien te brengen, enz.
voetnoot(f)
Herberts Reize en Purchas.
voetnoot+
Zie de bygevoegde Afbeelding, waar van het bovendeel vertoont de Beschermgod van 't Heelal volgens 't gevoelen der Ceyloneezen; en 't onderdeel een Godheit of Onderhoorige God die de Wysheit bestiert.
margenoot+
Andere byzonderheden van dit Eilandt aangemerkt.
voetnoot(a)
Baldeus Beschryving van Coromandel en Ceylon.
voetnoot(b)
Genesis 28. vers 18. en verder. Om eigentlyk te zeggen is 'er geen genoegzaame overeenkomst: deeze Steenhoopen konden gedenktekens zyn. Ook kan 't zyn, dat men in gevolg van tydt, in de plaats van op deeze gedenkteekenen, oly te gieten, geloofde iet anders te moeten offeren. De manier is verandert, 't gebruik heeft opgehouden; dat zyn maar gissingen op giffingen, die men vermag te doen; maar 't is mede gedoogt die te verwerpen, wanneer ze geen ander steunzel als de inbeelding van een Geleerde hebben.
voetnoot(c)
Deuter. 16. vers. 22. Men zou konnen ontkennen dat het oorspronkelyke woordt gedenkteken beteekent; want het heeft een stantbeeldt konnen beteekenen.
voetnoot(d)
Siculus Flacus, door P. Scacchi Sacr. Elaeochrism. Myroth. II. aangehaalt, bericht dat men de steenen kroonde en zalfde die tot grensscheidingen in 't veldt dienden. Men wyde ook deeze, die dienden om de beraamde plaats tot den Godsdienst aan te wyzen, en men wyde de geheiligde bosschen enz. De Alouden beeldden zich in, dat deeze steenen iets Goddelyks door de inwying en zalving verkreegen hadden. Dit is 't geen een plaats van Apuleus bericht, wanneer hy van een mensch spreekt die niet al te Godsdienstig is; verre van den Goden de eerstelingen van zyn Akker te offeren, en hen ten minsten een kleine Kapel toe te wyen, zoude men zelfs geen eene steen met oly bestreeken in zyne landhoeve vinden. Waarschynlyk is 't dat de besprenging die by de Roomsch-gezinden gedaan word op de grondsteen eener Kerke, geen andere oorsprong dan dit gebruik heeft. Eenige menschen neemen nu noch in acht, wyn op den eersten steen der Huizen te gieten die zy bouwen laaten.
voetnoot(e)
Zie mede Bladz. 24. in 't voorgaande Deel, van de overeenkomst der gewoontens der Oostindianen.
voetnoot(f)
Knox hier voor aangehaalt.
margenoot+
Hoe zy hunne Gereahs of Godheden eeren.
margenoot+
Welk en dienst zy de Duivels of Zielen der Boosdoenders bewyzen.
voetnoot(a)
II. Boek der Koningen Hoofdtst. 18. vers 33.
margenoot+
Welk een gevoelen deeze Eilanders van de Afgods Beelden hebben.
voetnoot(b)
Knox ibid.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken