Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4 (1729)

Informatie terzijde

Titelpagina van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4
Afbeelding van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4Toon afbeelding van titelpagina van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (15.09 MB)

XML (2.43 MB)

tekstbestand






Vertaler

Abraham Moubach



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/sociologie
vertaling: Frans / Nederlands


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 4

(1729)–Bernard Picart–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

X. Hoofdtstuk.
Van den Godsdienst der Bewooners van Corea en Jesso.

DE weg die wy hier zullen inslaan, zal niet zeer lang zyn: In verwachting dat 'er zich by onze nieuwe Reizigers wegens deeze twee Volkeren zullen opdoen, zie hier 't geen wy van ouds weeten en kundigGa naar margenoot+ geworden zyn.Ga naar voetnoot(c) ‘De Coreaanen, zegt men ons, hebben byna geen Godsdienst; men maakt eenige koddige beweegingen voor de Afgoden, zonder hen te eeren. Op zekere Feestdagen, begeeft zich het Volk in een soort van Tempel, en ieder ontsteekt een stuk ruikend Hout 't welk men in een Vaas legt, en aan een Afgod aanbied, hem een nederige eerbied doende; waar na men weder vertrekt.’ Dit nu is hunnen geheelen Dienst, zegt de Schryver, en dit is het gansche verhaal 't welk men van een Varensman verwachten kan. ‘Wat het Geloofaangaat, vervolgt hy, de Coreaanen zyn overtuigt, dat deeze die goed doet, zal vergolden worden, in tegendeel, die quaad doet, gestraft.’ Voor 't overige zyn zy van het twistredenen en de geschillen over de verborgenheden, ketteryen, en uitbanningen onkundig. Zy gelooven alle eveneens en 't zelfde. ‘Hunne Monniken, of Bonzes, (wy zullen ze met die beide naamen noemen) offeren hunne Afgoden tweemaal 's daags Reukwerk op 't gedruis van Trommelen, Schotels en Ketels, waar mede andere Monniken gewapent zyn.’

De Schryver van 't Bericht, wederlegtGa naar margenoot+ zich zelven in 't geen hy bybrengt, dat de Coreaanen byna geen Godsdienst hebben, naardien hy vervolgens zegt, dat Corea van Tempels en Kloosters vervult is. Indien 'er een getal van Tempelen is, zyn 'er ook veele Godsdienstelingen. Wat de Kloosters aangaat, dit bewyst niets. Men kan 'er veele Geestelyken hebben zonder dat men veel van den Godsdienst weet. Men moet ons dit gestel van woorden ter begunstiging van de waarheit der zaake niet qualyk afneemen. P. MartiniGa naar voetnoot(d) beter onderrecht, zegt, dat de Coreaanen de zelfde Ceremonie en Godsdienst als de Chineezen hebben; dat zy gelyk de zelven de verhuizing der Zielen gelooven, en dat zy Fo in 't algemeen aanbidden. Deeze Kloosters en PagodenGa naar margenoot+ zyn gemeenlyk op 't Gebergte en onder 't Rechtsgebied van de naast gelegene ‘Stadt. Daar zyn zodanige Conventen waar in zich omtrent zes hondert Monniken onthouden, en in een zodanige Stadt die de zelve onder zich gehoorende reekent,

[pagina 289]
[p. 289]

byna vier duizend. Zy zyn in Benden van tien en twintig verdeelt, en eenige dertig. De oudste voert het bestier, en zoo iemandt in zynen plicht nalaatig is, laat het Opperhooft hem door de andere Monniken kastyden. Indien de belediging groot is, levert men de Schuldigen aan den Stadtvoogt over, die over het Kooster te gebieden heeft.’ Zoo Corea van Monniken vervult is, is 't om dat aan een ieder gedoogt zy den Monniken-staat aan te neemen: Maar 't is hem ook toegelaaten de zelve weder te verlaaten, wanneer hy wil. Deeze Monniken zyn verplicht de tax te betaalen en het werk te verschaffen waar toe men hen verplicht heeft. Dit is, zegt men, 't welk de verachting der Coreaanen met zich brengt, en 't geen veroorzaakt dat men hen niet of zeer weinig meer dan Slaven acht. ‘Aldus is 't met hunne Kloostervoogden niet gelegen, zy zyn in groote achting, vooral wanneer zy geleerd zyn, als dan worden zy met de grootsten van't Landt in gelyken rang gestelt; zy worden Konings Monniken genoemt, en draagen 'er de Orde van op hunne Kleederen.’ Volgens den regel is deeze Geestelyken niet toegelaaten iet 't welk leven heeft, te eeten. Zy hebben, noch mogen geene gemeenschap met de Vrouwen hebben. Men voegt 'er by, dat zy met geschooren Baardt en Hairen gaan; dat ze na hunne eerste scheering; hun een merkteken aan den arm indrukken, 't welk nooit uitwist, en dat zoo zy tegen de tucht die den regel hen voorschryft, zondigen, men hen strengelyk straft, waar na zy uit het Klooster verdreeven worden.

Wy hebben gezegt dat men de Bonzes in Corea veracht, overzulks zy verplicht zyn hunne tax te voldoen en den arbeidt hunner handen te verschaffen. 't Is dan het tegendeel en geheel anders met onze Monniken gelegen, die zich zonder iets te doenGa naar margenoot+ in aanzien weten te houden. Die van Corea arbeiden om hun leven te onderhouden, en doen zelf eenigen Koophandel. Men vertrouwt hun de opvoeding der Kinderen, en deeze Kinderen blyven somtyds by de Bonzes gelyk de Nens by de Talapoins Deeze kleine Nieuwelingen erven van den Monnik die hen opgevoed heeft en ten wiens dienste zy by hem gebleeven zyn. Als erfgenaamen draagen zy ook over hem rouw.

De Kloosters en Pagoden worden tenGa naar margenoot+ kosten van 't Gemeen gebouwt: Een ieder brengt iet tot den opbouw van 't Gesticht naar maate van zyne Middelen by. Deeze Kloosters en Pagoden zyn wandelplaatsen. Men gebruikt ze voor vermaak zoo wel als voor Godsdienstigheit. Gelyk in Japan, en weinig hapert 'er aan, dat wy niet zeggen, gelyk in Europe, zyn 'er de gezichten schoon, de Wandelwegen aangenaam en de eenzaamheit vermaakelyk. Laat ons hen dit geluk, die dus de Waereldt verlaaten, niet misgunnen, nademaal men verzeekert dat men in deeze afgezonderde plaatsen niet denkt dan de sterke pooging der zinnen te wederstaan. Zie hier 't welk iet byzonder is. In deeze Kloosters van Corea, of tenGa naar margenoot+ minsten naby, en omtrent de Pagoden, vind men Hoeren, en men verlustigt zich met haar: Een nieuwe tegenstrydigheit in den Godsdienst der Afgodendienaars: Maar het zal min iet byzonders schynen, wanneer men acht geeft, dat de misdaadt gewillig de plaatsen naadert alwaar men om beweegredenen van deugdt vergaadert; min door de reden, dat de verzoeking altoos de deugdt van naby volgt, en dat de ontucht zich onder de schaduw van Godvruchtigheit verbergt, als ook wel om dat deeze plaatsen zeer eenzaam zyn, en meer dan andere, behalven op de tyden tot de oeffening van Godvruchtigheit bestemt. Eveneens vind men zeer dikmaals in de Christen Landen de H.... Huizen, de Kroegen en Herbergen naby de Kerken. 't Is om der Christenen wille mede, dat wy deeze aanmerking ter neerstellen: Men moet den Coreaanen de zoo uitgepluisde denkbeelden niet toerekenen. Men voegt 'er echter by, dat de Coreaansche Monniken het drinken zeer beminnen; en de onzen mede. Om dit klein verhaal te eindigen, men vind in Corea Kloosters met Geestelyke Dochters, geschooren als de Monniken, verplicht tot den ongehuwden staat, en aan een Regel of Wet onderworpen.

Wat die van Jesso aangaat, men heeft 'er geen verhaal van hunnen Godsdienst te verwachten: En wat zouden wy van een Volk konnen melden, 't welk niet gezien is geweest, dan door Hollandsche MattroozenGa naar voetnoot(a), die alleen berichten ‘dat wanneer zy naby het vuur drinken, eenige druppelen water in verscheiden plaatsen van 't vuur, gelyk een soort van offerhande, uitstorten.

margenoot+
Hoe twyffelachtig men van den Godsdienst der Coreaanen bericht geeft, aangemerkt,
voetnoot(c)
Beschryving van Corea, 4. Deel der verzameling van Vojagiën naar 't Noorden.
margenoot+
't Welk word naader onderzocht.
voetnoot(d)
In het 3. Deel van de verzameling der Vojagién naar 't Noorden 1715. gedrukt.
margenoot+
Kloosters der Coreaanen en der Kloosterlingen bestier aangeweezen,
margenoot+
Aan de Bonzen de opvoeding der kinderen aanbevolen en hoe.
margenoot+
De hoedanigheit der Kloosters beschreeven,
margenoot+
En met welk een misbruik verzelt.
voetnoot(a)
Zie het verhaal van de ontdekking van Iesso, 3. Deel, uit de verzameling der Vojagiën naar 't Noorden.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken