Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 5 (1736)

Informatie terzijde

Titelpagina van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 5
Afbeelding van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 5Toon afbeelding van titelpagina van Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.77 MB)

XML (1.81 MB)

tekstbestand






Vertaler

Abraham Moubach



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/sociologie
vertaling: Frans / Nederlands


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 5

(1736)–Bernard Picart–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 54]
[p. 54]

Derde hoofdstuk,
Vervattende het Geloof der Grieken aangaande het aanbidden van het Sacrament des Nachtmaals.

Ga naar margenoot+ ‘SChoon die aanbiddinge een noodwendig gevolg der Transsubstantiatie zy,Ga naar voetnoot(a) vindt men echter Protestanten, die, hoewel zy lichtelyk toestaan dat de Grieken byna in het zelve gevoelen met de Latynen in 't stuk der Transsubstantiatie zyn, nochtansGa naar voetnoot(b) lochenen dat zy Jezus Christus in de Geconsacreerde tekenen aanbidden, wanende dat hun eerbied tot Christus Jezus in den Hemel gericht is. 't Geen hen in dat gevoelen versterkt, komt voornamelyk daar van daan, dat men niet bespeurt dat de Grieken in het celebreeren van hunne Liturgye aan de H. Tekenen na de ConsecratieGa naar voetnoot(c) veel eere

[pagina 55]
[p. 55]

bewyzen, gelyk men in de Latynsche Kerk doet. Maar men moet niet altoos oordeelen uit den uiterlyken dienst; en dit is 't, waar in zich verscheidene Zendelingen, zo wel als zommige Protestanten, bedrogen hebben, wanneer zy de Oosterlingen hebben willen schatten volgens de gebruikelykheden van hunne Kerk. 't Is zeker dat wy hedendaagsch veel meer eerbied voor Jezus Christus in het Nachtmaal vertonen, dan wy voor den tyd der Berengarianen deeden, en zelf voor de opkomst der Protestanten, ten minsten in al wat het uiterlyke belangt. Voornamelyk heeft men zedert den aanvang van het Nestorianismus, meer eerbiedigheit aan de Maagd beweezen. De Grieksche Kerk ook, bewees den Beelden niet eerder buitensporige eere, dan zedert de Beeldstormers hunne woede aan de Beelden begonden te oefenen. Men kan daarom niet zeggen dat men voor die tyden noch de Maagd, noch de Beelden eerde. Eveneens is het gelegen met de Grieken en de andere Oosterlingen die by hunne eenvoudigheit gebleven zyn, omdat zy dezelve redenen, gelyk wy, niet gehadt hebben om daar van af te stappen; enGa naar voetnoot(a) wil men hen beschuldigen dat zy de Tekenen niet aanbidden, men zal dan ook de Oudvaders deswegen beschuldigen moeten, dewyl men noch in hunne boeken, noch zelf in de Liturgyen, iet het minste ontmoet 't welk naar den hedendaagschen uiterlyken dienst gelykt. Op deze wyze nu moet men uitleggen de woorden van Caucus, daar hy verzekert dat 'er geene Natie gevonden wordt, welke minder eere aan het Sacrament des Avondmaals bewyst, dan even de Grieken; en men kan niet lochenen dat hy de maat in zyn verhaal te buitengaat, hen vergelykende by de Ketters van het Westen. Maar na dit alles kanGa naar margenoot+ men van 't geen onder de Grieken in gebruik is, niet beter oordeelen, dan uit hunne boeken over die stoffe geschreven. Gabriel, Aartsbisschop van Philadelphien, waar van wy boven hebben gewag gemaakt, stelt in een boek 't welk hy met opzet tegen de Latynen geschrevenGa naar margenoot+ heeft, die aanbiddinge zoo vast, dat men 'er onmogelyk aan twyfelen kan. Die Aartsbisschop stelt tweederlei eere of aanbiddinge, aan de Tekenen van Brood en Wyn te doen. De eerste is niet anders dan eene eenvoudige eerbewyzinge (veneratio) welke men ze aandoet wanneer ze nog maar gezegent en zinnebeeldig zyn. Maar de tweede eere die men hun aandoet, wanneer zy geconsacreert zyn,Ga naar voetnoot(b) is niet eene enkele veneratie, zegt Gabriel, maar eene Godsdienstige eere, of ware aanbiddinge. Dit legt hy breder uit in navolginge vanGa naar voetnoot(c) Cabasilas,

[pagina 56]
[p. 56]

vanGa naar voetnoot(a) Simeon den Thessalonicenser, en van verscheidene anderen, die zich mede aan die twee soorten van eerbewyzingen, aan deGa naar voetnoot(b) H. Gaven zo wel voor als na de Consecratie gedaan, houden.Ga naar margenoot+ Hy tekent zelf aan op wat oogenblik de laatste en ware aanbiddinge geschiedt, te weten dan wanneer de tekenen geconsacreert zyn, en de Priester aan de deur van het Heiligdom overend staandeGa naar voetnoot(c), met luider stemme roept, dat ydereen met geloof, eerbied, en liefde toenadere. Men zegt dan niet meer, vaart Gabriel voort, gelyk men doet als men de Zinnebeelden eert, Heere! gedenkt myner in uw Koningryk, maarGa naar voetnoot(d) Ik geloof, Heere, dat gy zyt Jezus Christus de Zoon des le-

[pagina 57]
[p. 57]

vendigen Gods: welke woorden gericht worden tot Jezus Christus onder de Tekenen van brood en wyn, die men het volk aanbiedt. 't Is in dat oogenblik, zegt Gabriel, dat de Priester te kennen geeft dat men met eene Godsdienstige eere moet aanbidden.

Ga naar margenoot+ 't Is ook tot dien tydstip, en met opzicht tot de Liturgy, dat wy de gedachten van Cabasilas moeten brengen, wanneer hy spreekt van de geenen die tot de heilige verborgentheden naderen, dewelke, zegt hy, blyken gevende van hunne Godsvrucht en van hun geloof, Jezus aanroepen, loven en pryzen als God, hem erkennende in deGa naar margenoot+ geconsacreerde tekenen. Simeon de Thessalonicenser, dien Gabriel van Philadelphien gevolgt heeft in aller zyne Werken, onderscheidt zo wel als hy, de tweederlei eerbewyzing aan de tekenen, in eene zyner antwoorden door Allatius aangehaalt, daar hy zegt, dat, indien men de heilige gaven eert, wanneer zy nog maar zinnebeelden of verbeeldingen zyn, men des te meer reden heeft dezelve te eeren na haare consecratie, en als zy het ware lichaam en bloed van Jezus Christus zyn geworden. Men kan by alle die Autheuren nog voegen Metrophanes Critopulus, wiens getuigenisse des te gewichtiger is, omdatGa naar margenoot+ hy al zyn vermogen in 't werk stelt om het geloof van zyne Kerk ten voordeele der Hoogduitsche Protestanten te vermommen. Hy erkent de verandering van het brood en den wyn in Jezus Christus lichaam en bloed, en hy zegt, dat de wyze waarop die verandering geschiedt, ons onbekent is, en dat men ze niet kan doorgronden. Voorts berispt hy de Latynsche Kerke alleen daar in, dat zy het lichaam van Jezus Christus met pracht langs de straten omdraagt; echter toestemmende dat men het by de kranken brengt om hun voor reisgeld te verstrekken: ook bewyst hy ter zelver plaatze, dat de tekenen, eens geconsacreert zynde, nooit hunne consecratie verliezen; stellende daar toe ten voorbeeld de wolle, welke eens geverft zynde, nimmer haare kleur verliest. Waar uit dan openbaar blykt, dat die Autheur het lichaam van Jezus Christus in de tekenen erkent behalven het gebruik, en by gevolg dat men het daar in moet aanbidden; niet veroordeelende de aanbiddinge en de eere welke die der Roomsche Kerke Jezus Christus in dat Sacrament in 't algemeen aandoen, maar alleenlyk dieGa naar voetnoot(a) groote pracht en dien toestel, wanneer men

[pagina 58]
[p. 58]

hem door de straten omvoert op den dag dien wy den Sacramentsdag noemen.’

Ik voeg by deze aanmerkingen van P. Simon het middel dat hy in een ander Werk aan de hand geeft, om het ware geloof der Grieken te zekerder te ontdekken. Hy zegt dan ten opzichte van Gabriel van Philadelphien, die op de Universiteiten van Italien gestudeert hebbende, den Protestanten konde verdacht zyn, schoon hy tegen het Concilie van Florence geschrevenGa naar margenoot+ heeft; dat men de scheurmakende Grieken in twee soorten moet onderscheiden, waar van de eene, voornamelyk die meest naar 't Oosten wonen, geen omgang ter waerelt met de Latynen gehadt, en zich aan de oude uitdrukkingen van hunne Kerk gehouden hebben, zonder nieuwe woorden te verzinnen. De andere met de Latynen omgegaan, of in hunne Scholen gestudeert, en hunne boeken gelezen hebbende, hebben derzelver spreekwyzen en schoolsche spitsvindigheden aangenomen, zonder echter met hen overeentekomen dan alleen in de uitdrukkingen en in de methode. P. Simon stelt Gabriel van Philadelphien met Agapius in den rang der laatsten. Indien, voegt hy 'er by, die Grieken in de fondamenteele Leerstukken met de Latynen overeenstemmen, moet men daarom niet zeggen dat zy de Latynen hebben uitgeschreven, noch dat zy zich daar aan geheel hebben overgegeven, enz. maar alleen dat de Grieken der zelver leerwyze en uitdrukkingen, om zich te duidelyker te verklaren, nagevolgt hebben. P. Simon meent, dat by gebrek dier onderscheidinge Port-Royal niet net genoeg geantwoord heeft aan den vermaarden Claude, die van zynen kant daar op mede niet beter gevat zynde, alle de Grieken onder den naam van Gelatinizeerde Grieken verwart heeft. Het staat nu aan beide de partyen, om de rechtmatigheit dier berispingen te onderzoeken. Doch die onderscheidinge ter zyden gestelt, moet men echter toestaan dat van weerkanten veel geleertheit en doorslepenheit uitblinkt. De Prediker knibbelt mogelyk nog meer dan de Leeraar, uit hoofde van een zeker mistrouwen 't welk den Protestanten zo eigen is, en gestadig in hem bespeurt wordt. Ook heeft men dien Predikant nagegeven, dat hy zich gedroeg als een Hof-Procureur, eischende telkens de origineele stukken, en willende dat men hem die vertoonde enz. Om tot de onderscheidinge van P. SimonGa naar margenoot+ weder te keeren, een Protestant zal misschien tegenwerpen, dat door het gestadig reizen der Latynen naar het Oosten, en hun verblyf aldaar met der woon, men hedendaagsch op die onderscheidinge weinig staat maken kan, en dezelve voor volstrekt ondoenlyk houden moet; dat de Missionarissen reets overlang zich overal indringen, en de denkbeelden der Grieksche Geestelyken verderven, 't geen te lichter te doen is omdat zy in hunne onkunde noch de Roomsgezinden noch de Protestanten verstaan, gelyk ik reets te voren gezegt hebbe. Daar zyn zelf Protestanten, die van vooroordeelen ten opzichte der Grieken vry genoeg zyn, om toe te stemmenGa naar voetnoot(a) dat indien 'er eenige gevonden worden die de Protestantsche Religie zeer naby komen, zy die gevoelens niet uit den boezem van hunne Nationale Kerk gehaalt hebben, maar uit de boeken dier gezintheit, of uit hunnen omgang met de Protestanten. 't Is dan nog beter zich te verlaten op die origineele en onvervalschte schriften, onder den naam van Liturgyen bekent, die het oudste en algemeene geloof eener gantsche Kerke vervatten, terwyl in tegendeel de ledematen dier Kerke, zo wel Geestelyken als Leeken, niet dan te veel aan veranderingen, en aan veinzeryen door de eene of de andere passie veroorzaakt, onderhevig zyn.

Ten dien einde meende P. Simon nevensGa naar margenoot+ eenige anderen dat men de origineele Lithurgyen zelve hebben moest. Port-Royal hadt de overzettingen alleen bygebragt; daarom gaf het Claude niet gewonnen, en de andere Protestanten, die, in navolginge van dien bekwaamen Prediker, met de Catholyken omtrent handelen als een Procureur met zyn party, zouden niet toegevender dan dien afgerichten Controversist geweest zyn. P. Simon heeft hun, in zyne Noten over de Werkjes van Gabriel, authentique uittrekzels van die origineele Liturgyen voorgehouden,Ga naar voetnoot(b) opdat men de waarheit van het Geloof der Grieken niet langer zou konnen in twyfel trekken. Ook heeft Claude zelf, volgens 't verhaal van P. Simon, aan zyne vrien-

[pagina 59]
[p. 59]

den beleeden, dat hy met te veel haast geschreven hadt over stoffen welke hy niet genoeg hadt bestudeert. Alix zeide zomwylen, met hem spottende, qu'il avoit été desorienté, dat hy buiten westen geweest was. Eindelyk P. Simon verzuimde niets om nieuwe twyfelingen voor te komen, en uit den weg te ruimen de gewone hairkloveryen der geenen die in hunne gevoelens veroudert zyn. Ondertusschen waar kan men niet op vitten? Verscheidene Protestanten hebben 't niet willen opgeven: men heeft zelf die origineelen gewraakt, en voor vervalscht gehouden.

Ga naar margenoot+ Ik zal dit byvoegsel besluiten met eenige byzonderheden,die Wheler, een Engelsch Reiziger, my wegens het geloof der hedendaagsche Grieken aan de hand geest. Ik verbeeld my dat zy niet te verwerpen zyn. De Grieken ‘Ga naar voetnoot(a) zegthy ons, geloven te Zante en teGa naar voetnoot(b) Corfu vastelyk de Transubstantiatie, schoon zy op het stuk van de onfeilbaarheit der Kerke, als mede op dat van den uitgang des H. Geest, geslagene vyanden van de Roomsche Kerk en van den Paus zyn. Te Tiné hellen zy veel meer naar de Roomsche Kerke, schoon zy zich van hunne eigene Liturgy en ceremonien bedienen: maar zy worden door eenen Latynschen Bisschop geregeert. Te Micona hebben zy eenen Griekschen Bisschop, en zyn den Patriarch onderworpen. De Bisschop van die plaats kwam met ons te Constantinopolen, maar ik konde met hem niet veel gesprek houden, dewyl ik zyne taal niet wel verstondt...... Hy hadt eenen Priester by zich die Italiaansch sprak, met wien ik zomwylen in discours kwam. Hy sprak even of hy nooit iet van die Leere (van de Transubstantiatie) gehoort hadt, gelovendeGa naar voetnoot(c) echter dat het brood wezentlyk in het lichaam van Christus door de Consecratie verandert word, en schynende zulks volstrektelyk in een Mystiken en Geestelyken zin te verstaan.... Ik heb met den Aartsbisschop te Athenen verkeert...... Hy verzekerde my, dat hy te Constantinopolen tegenwoordig was toen de Patriarch het geschrift van den Marquis van Nointel ondertekende, dat hy een der leeden van de Vergaderinge was geweest, en dat zyne gevoelens met dat geschrift overeenkwamen, waar in nochtans het Artykel der Transubstantiatie door het woord μετουσίωσις wordt uitgedrukt, 't welk ik niet hebbe konnen bespeuren dat ooit voor dien tyd in de Grieksche Kerke bekent is geweest.Ga naar voetnoot(d) Ik vroeg hem of hy dat niet op eene Geestelyke wyze verstondt? Hy antwoordde my van neen, maar dat hy het σωματιϰῶς lichamelyk verstondt; dat is, dat Christus lichamelyk in het Sacrament is.....

‘De Bisschop van Salone, dien ik dikwyls over dit onderwerp onderhieldt, scheen, toen ik hem zeide dat ik een Engelschman was, begeerig om het geloof onzer Kerken te weeten. Ik onderrichtte hem daar van zo goed als ik konde.Ga naar voetnoot(e) Hy zeide my, dat zy in het zelve geloofwaren; want ik hadt hem gezegt, dat wy de Heilige Schriften, als mede de Geloofs Artykelen van de Apostelen, van Nicea, en van Athanasius geloofden; dat onze Kerken door Bisschoppen en door Aartsbisschoppen bestiert worden; dat ons geloof overeenkomt met dat der Oudvaderen en der vier algemeene Kerkvergaderingen, tot op de V. of VI. eeuwe, en eindelyk dat wy niet tot de Roomsche Kerk behoorden.Ga naar voetnoot(f) Daar na vroeg ik hem hun gevoelen aangaande het H. Sacrament,

[pagina 60]
[p. 60]

en wat zy dachten van het brood en den wyn na de Consecratie. Hy antwoordde op myne vrage, hoe het wezen konde dat het lichaam en het bloed van Jezus Christus daar in zouden zyn, met deze uitlegginge. Gelyk de Zonne in den Hemel is, en echter niet nalaat haar licht en hare warmte het gantsche Aardryk over te verspreiden, even zo laat Christus, schoon hy in de Hemelen is, niet na in het Sacrament aanwezig te zyn door zyne Goddelyke kracht en door zynen invloed. Daar op zeide ik hem dat wy zulks ook geloofden, namelyk dat Christus op eene Geestelyke wyze in het Sacrament is. Hy wederom; de Grieksche Kerk gelooft een en 't zelfde...... Dat is ook het algemeen gevoelen van het Convent van St. Lucas in Béotien, gelyk ook van zekeren Kluizenaar die een quartier uurs daar van daan zich in eene groote gestrengheit des levens onthieldt, en voor eenen Heilig gehouden wierdt. Hy was geboortig van Zante, maar zo jong van daar gekomen, dat hy de gronden die men daar leert, nog niet gelegt hadt; toen ik hem vroeg of hy geloofde dat het brood en de wyn in het lichaam en bloed van Christus verandert wierden,Ga naar voetnoot(a) vroeg hy my of ik hem beestachtig genoeg meende te zyn om zulk eene ongerymtheit te geloven?

margenoot+
Of de Grieken het Sacrament aanbidden.
voetnoot(a)
De meeste Protestanten lochenen dat zy lichtelyk toestemmen, dat het gevoelen der Grieken ten naastenby met de Transsubstantiatie der Latynen overeenkomt. Al 't geen 'er reets gezegt is, tòont het tegendeèl: doch het is waar dat verscheidene Protestanten, gematigder dan anderen, lichtelyk toegeven dat de denkbeelden der Grieken duister en verwart zyn, en dat zy in 't algemeen den staat des Geschils tusschen de Catholyken en de Protestanten wegens de Transsubstantiatie niet begrypen. 't Geen verder de stoffe van de veranderinge der Tekenen betreft, zal men in de twede Verhandelinge vinden.
voetnoot(b)
Zie het 7: Cap. van het III. Boek de la Réponse a la Perpétuité, &c. door Claude. Hier hebt gy in 't kort wat de Protestanten tot hunne verweeringe tegen de Latynen zeggen. ‘De Liturgy der Grieken geeft geen blyk van aanbiddinge des Avondmaals onmiddelyk na de Conseratie..... Indien de Grieken belydenisse deeden dat zy de zelfstandigheit van het Sacrament eerden met eene aanbiddinge welke Jezus Chtistus toekoomt, zouden zy geen beter gelegenheit daar toe konnen verkiezen, dan die zyner tegenwoordigheit op den altaar..... De aanbiddinge volgt natuurlyk op de Transsubstantiatie..... Indien de Grieksche Kerk, even als de Latynsche, het brood en den wyn, getranssubstantieert zynde, aanbadt, zou zy daar aan de zelve eere bewyzen (ten minsten voor een gedeelte) die de Catholyken de gewyde Hostie aandoen; gelyk by voorbeeld, de H. dagen, de Processien, het ten toon stellen der zelve tot weeringe van openbare rampen, en verscheidene andere algemeene en byzondere Devotien’. Behalven dat, is het 'er zo verre van daan dat men eenig blyk van uiterlyke aanbiddinge by de Grieken zou ontmoeten, dat zy integendeel daar mede zeer oneerbiedig en verachtelyk handelen. Hunne Priesters hebben een houten doosjen, waar in het Nachtmaal besloten is, en omkleed met een slecht Linnen zakjen, 't welk zy aan de muur van de Kerk ophangen, zy steeken kaarssen aan voor de Heiligen, en groeten hen zeer beleeft, maar keeren het H. Sacrament den rug toe wanneer zy de eene of de andere Kerk intreden. Arcudius zelv, een gelatynde Griek, kan zich niet onthouden van te bekennen, dat wanneer de Priester consacreert, hy het Sacrament op geenerlei wyze eerbiedigt of aanbidt. Men heeft hier boven gezien wat P. Simon antwoordt: dit kan men 'er nog byvoegen. De Liturgy der Grieken geeft blyk van eerbied voor het Nachtmaal met deze woorden: O God! erbarm u myner die een groot zondaar ben. Dat gebed, 't welk de Grieksche Priester, in 't ogenblik dat hy 't Sacrament opheft, zagtkens uitspreekt, bewyst gewisselyk een plechtige aanbiddinge. Die vitten wilde, zou konnen zeggen, dat het woord tot God zelv, en niet tot het Sacrament gericht is. Maar wat kan men niet overhoopwerpen met een diergelyke uitvlucht? Men voegt 'er nog by, dat de Liturgy de spitsvinnige vragen, en de quaadaardige verschillen der laatste eeuwen niet heeft konnen voorzien; dat zy zich derhalven gehouden heeft by het eenvoudige, 't welk zo natuurlyk is den geenen die het rechte oogwit bedoelt, en 't geen ook het wezentlyke der Apostolische handelingen geweest is. Wie ondertusschen kon beter dan Jezus Christus en de Apostelen voorzien alle de qualen die de Ketteryen aan het Christendom, zich van die eenvoudigheit verwyderende, zouden veroorzaken? Daarenboven blykt uit de ongodsdienstigheit der Grieken, dat zy in navolginge van andere Secten en Religien, heel anders doen dan hunne gronden medebrengen. Laat ons dit met een voorbeeld, 't welk de geringste Lezer begrypen zal, ophelderen. Waar is de vyand van den vryen wille, die niet verscheidene malen op eenen dag, door daden die volkomelyk vry zyn, gedwongen is te verzaken het Leerstuk waar mede hy zo is ingenomen? Belet dan de oneindige alomtegenwoordigheit van God de menschen te werken even of hy niet aanwezig ware? En die Godgeleerden die zo uitvaren tegen zekere uitleggingen over den Leugen, welke zy Godslasteringen noemen, zondigen die niet dagelyks in de verscheidene omstandigheden des levens, omtrent het onderwerp dier Godslasterlyke uitleggingen? Zou men niet van hen konnen zeggen, gelyk David, dat zy (ten minsten) zeven maal daags zondigen. Van gelyken doen de Grieken tegen hunne gronden aan, met by het Avondmaal in eerbied en Godsvrucht nalatig te zyn. Al het verhaal 't welk men doet om dat gebrek van Godsvrucht aan te wyzen, bewyst des te meer hunne elende en onwetenheit, en eene ongeregeltheit van denkbeelden over den Godsdienst, welke een gevolg van die beide is. Indien de Calvinist het bygeloof van dien eerbied tegenwerpt, ten voordeele van de Grieken, en overeenkomstig met de denkbeelden die hy 'er van maakt, op wat grond zal hy staande houden dat de Grieken bezitten die fynigheit, of, zo men wil, die geestverheffinge der Gereformeerden, die Jezus Christus in de Hemelen, en niet in de geconsacreerde Tekenen aanbidden, terwyl in den dienst der Grieken, verre van eenige beschavinge toe te laten, by alle andere gelegenheden een volkomene onkunde doorstraalt, waar door zy ook tot de allergrofste buitensporigheden vervallen? Al 't geen ik gezegt hebbe, zal konnen dienen tot vervullinge van 't geen P. Simon zal antwoorden.
voetnoot(c)
Arnaud heeft in zyn X. Boek Cap. 9. de la Perpetuité de la Foi, alle mogelyke moeite gedaan om de Protestanten in dit stuk te wederleggen, en aan te tonen dat de Grieken het Nachtmaal op den Altaar met de hoogste aanbiddinge eeren, even als de Latynen. En omdat de Grieken geene zeer zichtbare blyken van die hoogste aanbiddinge geven; dat zelf eenige nieuwe Grieksche Schryvers zich in dat stuk schynen tegen te spreken, stelt die Leeraar twee soorten van aanbiddingen, de eene vrywillig, en de andere plechtig. De eerste, die, zegt hy, van elks Godvrucht afhangt, bestaat (voornamelyk) in het Nachtmaal te erkennen voor het lichaam van Jezus Christus, met eene inwendige vernederinge. Die Adoratie of aanbiddinge begint, zo wel by de Grieken als by de Latynen, zo haast het lichaam van Jezus Christus op den Altaar tegenwoordig is. Zy zyn eenstemmig in dat stuk. Wat de plechtelyke aanbiddinge betreft, de Latynen doen die vroeger, en de Grieken later. De Latynen doen ze terstond na de Consecratie, de Grieken wachten tot de opheffinge van de Hostie, welke by hen later geschiedt, en maar een weinig voor dat men een gedeelte van de Hostie in den beker legt, en de Priester zich ter Communie schikt. Al het overige van die plaats is zo fraai als verstandig. Claude weet zo behendig te wederleggen, als Arnaud krachtig en geestig te bewyzen.
voetnoot(a)
In het uittrekzel van de Bibliotheque universelle, reets verscheidene malen door my aangehaalt, vindt men, dat deze woorden, Wil men de Grieken beschuldigen, enz. tot aan het begin van de volgende periode, zyn uitgelaten uit het boek de la Creance de l'Eglise Orientale.
margenoot+
Men kan van de Grieken niet beter oordeelen, dan uit hunne boeken.
margenoot+
Gabriel van Philadelphien aangehaalt.
voetnoot(b)
Gabriel Philad. in Apol. Orat. Lat.
voetnoot(c)
Claude haalt Cabasilas, die Bisschop van Durazzo was, en in de 13de eeuw leefde, ook aan, en verweert zich tegen Arnaud met de eigene plaatzen van dien Griek. Dewyl wy hier spreken van het gezag van Cabasilas, door beide de partyen gebruikt, kan ik niet nalaten een plaats uit de Reponse a la Perpetuité C. 7. L. 3. getrokken, aan te halen. Op de toestemminge van den Griek, dat men de eerbewyzinge (van aanbiddinge) aan het Nachtmaal doet na de Consecratie enz., 't welk de Catholyke Leeraar voor een authentyk bewys houdt, antwoord de Predikant, ‘dat de Grieken voor het Evangelie nedervallen, en het zelve aanspreken even of zy J.C. toespraken, zonder dat men daar uit kan besluiten dat zy het boek zelve volstrektelyk aanbidden, even of het Jezus Christus zelv ware, enz.’ Zou men voor de Roomschgezinden ook niet een weinig van die toegeventheit konnen hebben, welke de Predikant zo Christelyk voor de Grieken laat blyken? Waarom aan de eerstgenoemde zo sterk te last gelegt die lompe aanbiddingen van hout, steen, brood, enz. en waarom verwyt men hun, met zulk een drift als een verouderde en overgeërfde haat kan opwerpen, die volstrekte aanbiddinge, welke men in de Oostersche Christenen, die immers in 't algemeen voor dom en bygelovig in hunne Godsdienst te boek staan, verschoont?
voetnoot(a)
De Werken van dien Simeon, die in de 15. eeuw schreef, zyn in folio gedrukt te Jassy in Moldavien in den jare 1683. door toedoen van scheurmakende Grieken, en op kosten van den Waiwode. Men ziet aan het hooft eene Opdracht van Dositheus, Patriarch van Jeruzalem, aan den Prins van Moldavien. Simeon de Thessalonicenser handelt de Latynen zeer qualyk in zyne Werken.
voetnoot(b)
Wegens de aanbiddinge der gaven, zegt P. Simon in zyne Creance de l'Eglise Orientale, ‘dat de Grieken het gezegende brood en den gezegenden wyn aanzien als verbeeldingen van het lichaam en bloed van J.C. 't welk staat geoffert te worden.’ Hierom is het dat zy daar aan dezelve uiterlyke eere bewyzen, welke zy den beelden gewoon zyn te doen. Dat is, veel minder eerbewyzing dan men aan God verschuldigt is. In het eerste deel der Bibliotheque Critique C. XI. slaat P. Simon eenen anderen weg in, en lochent vlak uit dat de Grieken het brood aanbidden voor de Consecratie. Hy wyst ons dien aangaande naar de Apologie van Gabriel van Philadelphien, die hy (P. Simon) te Parys heeft doen drukken, met aanmerkingen tot opheldering dier stoffe.
margenoot+
Wanneer de ware aanbiddinge geschiedt.
voetnoot(c)
Na dat Claude den spot gedreven heeft met de inwendige en vrywillige vernedering van den Doctor der Sorbonne, gaat hy deszelfs plechtige aanbiddinge mede te keer, en houdstaande tegen Arcudius, dat het volk niet nedervalt op het hooren van Sancta Sanctis om het Sacrament aan te bidden met eene Godsdienstige aanbiddinge. Ten aanzien van het ogenblik der aanbiddinge, 't is zeker dat de Liturgy van St. Chrysostomus, te Venetien in 4 gedrukt in 't jaar 1687. dezelve stelt tusschen het gebed 't welk begint Respice &c. en het Sancta Sanctis. Heeft het Arcudius aan nauwkeurigheit ontbroken, 't is omdat by weinig op de gebruiken van zyn land gevat was, dewyl men hem nauwlyks tien jaren bereikt hebbende in Italien hadt gebragt. Maar laat ons het wezentlykste van dien twist beschouwen. De Prediker, altoos weigerende de hoogste aanbiddinge te erkennen, gelyk Arcudius die getuigt, onderstelt daarenboven dat de aanbiddinge der Grieken eene relative of betrekkelyke aanbiddinge is, welke zich niet bepaalt tot het Sacrament; of liever eene hoogste aanbiddinge welke zich regelregt uitstrekt tot Jezus Christus in den Hemel, volgens het gebed respice &c. Hy eindigt met deze woorden. ‘De Grieken vallen neder voor de Beelden der Heiligen, voor het Boek der Evangelien, voor het brood dat nog niet geconsacreert is, en niemant echter besluit daar uit dat zy die dingen met eene volstrekte aanbiddinge eeren. Waarom wil dan Arcudius dat zy het Nachtmaal aanroepen met eene aanbiddinge die zich daar by bepaalt?’ En waarom, zullen de Catholyke tot de Protestanten zeggen, waarom weigert gy ons die onderscheidingen? Waar door verdienen wy meer dan de Grieken de besluiten die gy maakt? Wanneer men een weinig aandagt en bescheidenheit toebrengt, zal men bespeuren dat de gemaakte onderscheidingen den mond behoorden te stoppen aan die buitensporige Controversisten, die de Catholyke Kerk uitkryten voor Afgodendienstige Aanbidders van Beelden, Kruissen, Reliquien, en van de Hostie uit meel gemaakt enz. De Catholyken protesteeren gestadig tegen die hoogste en volstrekte aanbiddinge, welke hun door de Protestanten word toegeschreven. Wat aangaat het Sacrament des Nachtmaals, het verwyt is daar omtrent nog onrechtmatiger. Zy lochenen dien gemaakten God, die by dezelve Protestanten het gemeen volk zo lang tot een spel gestrekt heeft. Bidden wy, zeggen ze, eene Hostie, uit meel en water gekneed, aan? Is niet J.C. het voorwerp onzer aanbiddinge, gelyk hy het by de Protestanten en Grieken is. Het komt dan uit een gebrek van liefde voort, dat men niet kan besluiten zyn tegenparty eenig recht te doen. Men wil gaarne tegen de Latynen besluiten dat zy stoffelyke voorwerpen met eene volstrekte aanbiddinge eeren, maar men houdt voor onregtmatig en hatelyk het zelve tegen de Grieken te besluiten. Dus heeft Claude, om het gedrag van eenige Grieken, die de Protestanten begunstigt hebben, het koste wat het wilde te rechtvaardigen, niet geschroomt toegevenheit te tonen voor zekere onderscheidingen, die aan de meeste Protestantsche Controversisten hatelyk en misdadig zouden schynen, indien men dezelve ten voordeele van de Catholyken wilde gebruiken. Men heeft maar te lezen 't geen die Predikant, in 't algemeen voor zo oprecht en verstandig gehouden, geschreven heeft over de Aanroepinge der Heiligen in het XII. Capittel van het 3. Boek zyner Reponse à la Perpetuité. Men handelt daar over het onderscheit dat Metrophanes Critopulus stelt tusschen eene Aanroepinge der Heiligen als Middelaars, en eene die hen beschouwt als Afgezanten der Kerke by God, om voor haare broeders te bidden. De Griek verwerpt de eerste, en neemt de tweede aan. De Prediker zegt, dat iemant de Aanroepinge der Heiligen kan verwerpen in het eene opzicht, en die behouden in een ander, en dat hy echter kan blyven in de Grieksche Kerk die de Aanroepinge in gebruik heeft, zonder zyn geweten te quetzen, en zonder een Huichelaar te zyn. Zo gaat het met de Controversisten: de zaak daar zy voor stryden, verblindt hen.
voetnoot(d)
Ik zal hier plaatzen de onderscheidinge van P. Simon, welke in de Bibliotheque Critique, I. Deel geplaatst p. 30. gevonden wordt, aangaande de Grieksche Verklaringen achter de Perpetuité. Dewyl de Grieken en andere Oosterlingen niet geloven dat het lichaam en bloed van J.C. onmiddelyk na het uitspreken dezer woorden, Dit is myn lichaam, dit is myn bloed, in het Nachtmaal zyn, en echter verscheidene Oosterlingen in hunne verklaringen verzekeren, dat het brood en de wyn onmiddelyk na dat de Priester de gemelde woorden uitgesproken heeft, in het lichaam en bloed van J.C. veranderdt worden, merkt P. Simon verstandiglyk aan, dat die verklaringen hadden behoren verworpen te worden. Men moest, voegt hy 'er by, alleen bewaren de geene die de verandering stellen te geschieden na 't geen men in de Oostersche Liturgyen de Aanroepinge des H. Geests noemt. Maar zou men die Verklaringen of Attestatien met de andere niet konnen overeenbrengen door middel van P. Simon zelven, die ons immers in het 2. Deel van zyne Bibliotheque Choisie zegt, dat alle de nieuwe Grieken, en de Aartsbisschop van Philadelphien zelf, de kragt der veranderinge ten deele stellen in de woorden van J.C. dit is myn lichaam enz. en ten deele in de Aanroepinge van den H. Geest. Wat 'er van zy, 't is dat gewaande gebrek der attestatien of verklaringen 't welk den Protestanten gelegenheit heeft gegeven om de eene zo wel als de andere te verwerpen. Nochtans, vaart hy voort, kan de tegenwerpinge alleen vallen op die de verklaringen hebben uitgegeven, en geenzins op het geloof der Kerke. Inderdaat, zo het wel bewezen is, dat volgens de Oosterlingen het lichaam en bloed van J.C. onder de tekenen van brood en wyn zyn, is het gebrek van eenige min nauwkeurige attestatien in geenen deele van kragt, en doet geen hinder aan eene andersins welbeweezene waarheit. Wyders schynt P. Simon in het 29. Hoofst. van het I. Deel zyner Bibliotheque Choisie niet veel werk te maken van het getuigenisse dier verklaringen. De Protestanten, zegt hy, hebben dat groot getal Attestatien voor afgebedelde stukken aangezien. 't Is waar, dat in den staat waar in de Grieken tegenwoordig zyn, niets gemakkelyker is dan verklaringen van hen te verkrygen.
 
Graeculus esuriens in caelum, jusseris, ibit.


Indien het maar aankwam op de toestemminge van de onwetenheit, de quade trouwe, en de vermommingen der Grieken in het stuk van Godsdienst, zou 'er hoop zyn om de Catholyken en de Protestanten zonder moeite te vereenigen wegens het geloof der Oostersche Christenen. Maar het ongeluk wil, dat de Verklaringen van eenige particulieren, die gemeenlyk zo ondeugend als onkundig zyn, en de belydenissen en het verhaal van overlopers en hongerige avanturiers alle de partyen op eene aangename wyze voorinnemen. Alle de lasteringen die zy uitspreken tegen de geenen die zy verlaten of die zy verraden, worden door zekere devotarissen voor getuigenissen der waarheit geacht.
Een Engelsch schryver, Covel genaamt, heeft in den jare 1722. een Verhaal der Grieksche Kerke in 't licht gegeven, waarin hy dien Dositheus Patriarch van Jeruzalem, die, volgens eenige Protestanten, de Acten van het Concilie in die Stad vergadert, zelv hadt opgestelt, als een zeer oneerlyk man afmaalt. De andere Grieken van dien tyd handelt hy van gelyken. Maar eindelyk, wat besluit zal men moeten maken uit de quade trouw dier Grieken, anders dan dat men zich niet moet verlaten op menschen van dat slag, dan voor zo verre hunne verklaringe met autentiquer en bondiger getuigenissen overeenkomt, even als men in de Rechten de attestatie van een schelm aanneemt, wanneer zy met die van een eerlyk man accordeert.
margenoot+
Cabasilas aangehaalt.
margenoot+
Simeon de Thessalonicenser.
margenoot+
Metrophanes Critopulus.
voetnoot(a)
Mogelyk omdat zy schynt te stryden met den aart van het Christendom, 't welk eene eenvoudige Godvrucht, zonder praal, enz. vereischt. Maar zou men mogen geloven dat de Grieken tot zulk eene reflexie bequaam zyn?
margenoot+
De Grieken, ten opzichte van hun gevoelen, in twee soorten onderscheiden door P. Simon.
margenoot+
Wat de Protestanten konnen tegenwerpen.
voetnoot(a)
Engelsche Bybel. Tom. X. P. 1.
margenoot+
Origineele Liturgyen vereischt.
voetnoot(b)
De Lezer zal in de volgende Verhandelingen zien wat gebruik men maakt van het Recueil de Liturgies van P. le Brun.
margenoot+
Uittrekzel van Wheler, een Engelsch Reiziger, wegens het gevoelen der Grieken over de Transsubstantiatie.
voetnoot(a)
Voyages de Wheler, Tom. I. P. 159. Edit. de 1686.
voetnoot(b)
Dat stryd niet met het Verhaal van Caucus, dewyl die Aartsbisschop niet lochent dat de Grieken van Corfu de Transsubstantiatie geloven.
voetnoot(c)
Dat soort van Contradictie bewyst hoe weinig de Grieksche Geestelykheit op diergelyke vragen gevat is.
voetnoot(d)
Men heeft gezien dat zulks reets te voren beleden was. Wanneer men het al onderstelde onwaar te zyn, zou men echter bevinden dat dezelve zaak met andere bewoordingen gezegt is geweest, gelyk reets aangemerkt is.
voetnoot(e)
Indien Wheler hem niet anders berichtte dan 't geen hy hier verhaalt, zou een Catholyk den Engelschman ook konnen antwoorden even als die Grieksche Prelaat. Ik ben van uw geloof. In 't algemeen kan men zulks wel zeggen: maar in 't byzonder is men het niet eens.
voetnoot(f)
Hier is de toetssteen. Echter is 't antwoord van den Bisschop niet voldoende. De Catholyk zal zeggen, dat Jezus Christus door zyne Almagt, door zynen invloed enz. zo wel in de Hemelen als in het Sacrament is. Hy werkt geestelyk op ons, en nochtans kan hy ter zelver tyd lichamelyk in het Nachtmaal zyn. De meeste der geenen die zulke vragen doen by luiden die zy hopen gunstig voor hunne gevoelens te zullen vinden, laten zelden na van de antwoorden die zy bekomen, met hunne eigene vooroordeelen overeen te brengen: en het ergste is, dat zy menigmaal zelve ter quader trouwe handelende, 'er zo veel byhangen of aflaten als zy nodig oordeelen om den geenen die zy vragen willen, voor in te neemen. Ik durf wel zeggen, dat de kragt der vooroordeelen ons in weerwil van ons zelven, en zonder 'er om te denken, tot dien misslag doet vervallen.
voetnoot(a)
Om van dat antwoord te oordeelen, zou men moeten weten op wat wyze die vraag gedaan wierdt, welk een draai men daar aan gaf, enz. Ten ergsten genomen, 't is, zal men zeggen, een enkel Kluizenaar die hier spreekt, en mogelyk een zeer onkundig Kluizenaar.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken