Naaukeurige beschryving der uitwendige godtsdienst-plichten, kerk-zeden en gewoontens van alle volkeren der waereldt. Deel 5
(1736)–Bernard Picart– Auteursrechtvrij
[pagina 300]
| |
Derde Verhandeling Over den godsdienst Der Protestanten.Waar in de Leere en de Kerkelyke Discipline der Bohemers of Boheemsche Broederen beschreven worden.Ga naar margenoot+ DE Bohemers noemen zich onder malkander de Boheemsche Broeders, of eenvoudiglyk de Broeders. Eertyds droegen zy den naam van Hussiten en Calixtinen, omdat zy de leere van Johannes Hus volgden, en de Kelk in de Communie omdeelden: maar schoon de Bohemers zich op Johannes Hus, als op hunnen Reformateur,Ga naar voetnoot(a) beroemen, zyn zy echter met den naam van Hussiten niet vereert, omdat, zeggen zy, wy geen mensch voor onzen meester erkennen: en om die zelve redenGa naar voetnoot(b) onderschryven zy hunne Apologien of Verweerschriften nooit anders dan met den naam van Broeders der Wet van J.C. Wat aangaat den naam vanGa naar voetnoot(c) Calixtinen of Kelkgezinden, zy verwierpen den zelven, omdat de geenen die eigentlyk zo genaamd warenGa naar voetnoot(d) niet verder van de gevoelens der Roomsche Kerke waren afgeweken, dan dat zy wilden dat men den volke onder beide de Tekenen zou laten Communiceren. De ware Hussiten zonderden zich van die Calixtinen geheel en al af in den jare 1457. maar te voren hadt men hen benoemt met den naam van ThaboritenGa naar voetnoot(e) van Thabor, een Stad in Bohemen welke de Hussiten een langen tyd onder Ziska hun Opperhoofd bezeten hadden, of vanGa naar voetnoot(f) het Boheemsch woord Tabor, 't welk tent of tabernakel betekent, omdat zy zich onder tenten gelegert hadden na by Praag, op eenen berg dien men uit hoofde van die legerplaats den naam van Thabor gaf. Men voegt 'er by, dat zy, na de doot van Ziska, ook den naam van Weeskinderen aannamen. Die Thaboriten waren byna in alles afgewekenGa naar margenoot+ van de gevoelens der Catholyke Kerk, en hadden volgens M. Lenfant genoegzaam alle de Leerstukken, die AEneas Sylvius den Waldenzen heeft toegeschreven, omhelst. Ik vind ook in eene oudeGa naar voetnoot(g) Verzameling, dewelke zonder jaartal en zonder naam van Stad en Drukker in 't lichtkwam, een lyst van vier en veertig dwalingen met de wederlegging van elk artykel, alle aan Wiclef en aan Jan Hus zynen leerling (ejus sequacem) toegeschreven, onder dewelke inderdaat veele zyn die den Waldenzen mede zyn te last gelegt: doch ik weet niet of men wel veel | |
[pagina 301]
| |
staat moet maken opGa naar voetnoot(a) zulk eene Lyst: zo barbaarsch koomt my de styl der zelve, en zo elendig de wederlegging daar van voor. Dien aangaande zou men meer staat konnen maken op het verhaal van AEneas Sylvius, die een man van goed begripGa naar margenoot+ en verlicht verstand was. Men moet zich ook wachten dat men de Boheemsche Broeders niet verwart met de Waldenzen die zich voor de opkomst dier Broederen in Bohemen verspreid hadden. Echter kan het wezen dat zy in 't vervolg elkander eenige Leerstukken hebben medegedeelt. Wy zullen bevinden dat 'er inderdaat een aanvang van Broederschap geweest is. Zelfs is 't niet onmogelyk dat deze broederschap allengskens kragtiger wierdt, dewyl zy alle zich voor gezwoorne vyanden van den Paus, dien zy den Antichrist noemden, verklaarden; dewyl de eene zo wel als de andere de zondige en ondeugende Priesters verfoeiden; gelovende dat het gezag door de zonde te niet gedaan wierdt; omdat zy ook eenstemmiglykGa naar voetnoot(b) aan ydereen vryheit gaven om te prediken; en omdat zy alle gezamentlyk overeenkwamen omtrent het besnoeien van de inkomsten der Geestelyken, der Monniken, enz. M. de BeausobreGa naar voetnoot(c) bevestigt myn zeggen des te meer, omdat hy de Bohemers in drie partyen verdeelt, 1. in Calixtinen, 2. in zulke die eene Reformatie naar de Waldenzische manier begeerden, en metGa naar voetnoot(d) de Waldenzen de wezentlyke tegenwoordigheit en de aanbiddinge toestonden, en 3. in Picarts, de ware voorlopers der Sacramentarissen. De eigentlyke Boheemsche Broeders, 't zy men hun eenvoudiglyk den naam van Hussiten, of dien van Thaboriten geve, na dat zy zich van deGa naar voetnoot(e) valsche Hussiten in 't jaar 1457. hadden afgezondert, begosten ter zelver tyd byzondere vergaderingen in te stellen, en eene geregelde form van Consistorie (dat is van Kerkelyke Discipline) te maken. Eenigen tyd te voren hadden zy aangeboden zich met zekere Waldenzen, die in Oostenryk waren gevlucht, te vereenigen: maar die Waldenzen wierden verstrooit, en hun Hoofd, Barbe, of Bisschop, Steven genaamt, wierdt te Weenen verbrand voor dat die vereeniging konde geschieden. Men zou met eenige waarschynelykheit die Waldenzen, by Comenius gemeld, konnen houden voor de Picarts waar van AEneas Sylvius gewaagt, en die met hunne vrouwen en kinderen uit Vrankryk naar Praag overkwamen, indien men 'er niet byvoegde datGa naar voetnoot(f) Ziska zelv hen hielp uitroejen; 't geen zekerlyk naar geen voorslag van vereeniging geleek. Men vindt ook datGa naar margenoot+ 'er in dien tyd Adamiten door gantsch Bohemen verspreid waren, dieGa naar voetnoot(g) volgens Mr. de Beausobre een soort van Waldenzen waren, en een overschot van de Geesselbroeders die gantsch Duitschland afliepen, en in eenige artykelen het gevoelen der Waldenzen en der Thaboriten zeer na by kwamen. Dit kort verslag toont genoegzaam, dat men toen reets alle die Secten lichtelyk dan eens onder dezen, dan wederom onder eenen anderen naam heeft konnen verwarren. Uit twee zaken kan die verwarringe ontstaan zyn. 1. Uit den zeldzamen omgang dien men toen hadt met alle die voor Ketters te boek stonden. 2. Uit den haat en de ontrouw. Min verwonderlykGa naar margenoot+ is 't dat die verwarring toen plaats hadt, dewyl men nog hedendaagsch ziet dat onkundige yveraars en gewaande Godvruchtige een Jansenist met een Cal- | |
[pagina 302]
| |
vinist, een Arminiaan met een Sociniaan, een Pietist met een Libertyn, en een Tolerant met een Deist verwarren. Maar laat ons niet afwyken van 't geen de Boheemsche Broeders betreft. Zedert zy zich van de Roomsgezinden en van de Calixtinen of valsche Hussiten hadden afgezondert, begonden zy vergaderingen te beleggen, gelyk gezegt is, en rechteden Kapellen en Conventiculen op door gantsch Bohemen, ten minsten in zo verre als de vervolgingenGa naar margenoot+ hun zulks toelieten. Comenius verzekert, dat 'er in den jare 1500. reets twee hondert Kerken der Boheemsche Broederen in Bohemen en Moravien wierden gevonden, waar onder veele haar onderhoud hadden van Edelluiden die haare party hadden omhelst. De Dienaars of Predikers dier Kerken onderhielden zich, even als de Waldenzische, met ambachten en handwerken, dewyl zy geene andere inkomsten hadden. En alzo zy, om de vervolgingen en straffen te ontgaan, menigmaal genoodzaakt waren zich met hunne kleine kudden in holen en rotsen te verbergen, gaven de Roomsgezinde hun uit verachtingeGa naar margenoot+ den naam vanGa naar voetnoot(a) Jamniquen, waarschynelyk een Schlavonisch woord, dat een hol of spelonk wil betekenen. Die arme vluchtelingen beriepen hunne Synoden en hunne vergaderingen in die rotsen, daar zy ook hunne reglementen maakten, en zich in godvruchtige oefeningen bezig hielden. Dat die omdolende en verstrooide luiden, die gemeenlyk noch haart noch plaats hadden, en gestadig in schrik en vreeze leefden van gevangen, verbrand, of op eene andere wyze te zullen omhals gebracht worden, zeer onkundig, zeer boersch en dom, ja mogelyk half wild zullen geweest zyn, tot byna den tyd van Luthers Reformatie toe, daar aan is nauwlyks te twyfelen. Voor die Reformatie waren hunne Herders of Leeraars maar zeer geringe menschen, en by gevolg zeer onwetende. 't Zy uit onkunde, 't zy uit haat tegen de Roomsche Gemeente, of 't zy uit eene sporelooze verwaandheit met hunne onkunde gepaart, zy verhieven hunne Secte boven alle Christen-Gemeentens der waerelt, en zy herdoopten alle de geenen die uit andere Kerken tot hen overkwamen; en zulks bleef nog lang na de Reformatie van Luther in gebruik.Ga naar voetnoot(b) Twee merkwaardigeGa naar margenoot+ zaken vind ik in het gedrag dier Broederen, na hunne Scheuringe. De eerste is, dat zy op den raad der Edellieden die hen beschermden, vier mannen uit hunne gemeente afvaardigden naar Griekenland, naar Rusland, en zelfs het gantsche Oosten door, als mede ten Zuiden, hopende aldaar het Christendom, 't welk in Europa zo zy meenden verloren was, weder te vinden, en voornemens zich te vereenigen met die hunne Gedeputeerden aldaar voor ware Christenen zouden erkennen: maar hunne reis was vruchteloos. Zy brachten hunne Broederen geen ander bescheid, dan een verhaal van de verdorvenheit des Christendoms in alle de landen die zy gezien hadden, en van een geloof zeer verschillende van 't geen dat zy hadden omhelst. In een eenig punct kwamen zy maar overeen, 't welk was dat zy het oppergezag van den Roomschen stoel verwierpen. De andere zaak der Bohemers, dewelkeGa naar margenoot+ my niet minder merkwaardig voorkoomt, is het oordeel van Erasmus. De Broeders hadden hunne Apologie aan hem gezonden, met verzoek van zyne gedachten daar over te uiten. Erasmus antwoordde, dat hy hun Verweerschrist gelezen hebbende,Ga naar voetnoot(c) daar in geene dwalingen hadt ontmoet, dat het hem echter niet paste zyn getuigenis dien aangaande te geven, en dat de Broeders dezelve ook niet nodig hadden: doch in een geschrift dat hy naderhand tegen zekeren Schlecht opstelde, vergat hy niet op eene gunstige wyze van de Kerkelyke Discipline der Broederen te spreken.Ga naar voetnoot(d) ‘Dat zy zelve, zegt hy, hunne Priesteren (hunne Leeraren) verkiezen, is zeer overeenkomstig met het gebruik der Ouden .... dat zy de zulke verkiezen die van een vroom leven, schoon ongeleerd, zyn, is zo verwerpelyk niet, dewyl de goede zeden de geleertheit genoegzaam konnen opwegen. Dat zy elkander Broeders en Zusters noemen, kan ik | |
[pagina 303]
| |
niet zien dat eenige berisping verdient. Och of die betuigingen van onderlinge liefde nog onder de Christenen mogten in zwang gaan! Met reden hebben zy minder achting voor de Leeraren, dan voor de Heilige Schriftuur. Hun gevoelen wegens de Feesten of H. Dagen verschilt niet veel van het gebruik der Kerke in Hieronimus eeuw. Tegenwoordig is het getal der H. Dagen onmatig aangegroeit.’ Ga naar margenoot+ De Boheemsche Broeders deeden in den jaren 1522. en 1524. bezendingen aan Luther, maar het schynt dat de Reformateur eerst niet veel werks van die Broederen maakteGa naar voetnoot(a) Het zyn, zeide hy, ernstige en gestrenge luiden, straf van wezen, en die zich martelen met de wet en met de werken. Zy hebben geen blymoedig geweten. De Broeders van hunnen kant vonden Luther niet streng of nauwgezet genoeg. Dus wierdt de verstandhouding tusschen Luther en de Bohemers acht jaren lang afgebroken, en niet eerder hervat dan omtrent het jaar 1532. Thans gaven zy de Apologie hunner leere en ceremonien in 't licht. Luther bezorgde ze in 't volgende jaar ter drukpersse met een voorreden van zyn maaksel. Ik zal hier niet naschryven de lofspraken die de Reformateurs in 't algemeen aan de Leere en aan de Discipline der Broederen gaven, noch alle de blyken van Broederschap, die men in de werken der nieuwe Leeraren ontmoet, aanwyzen. Echter hadden de Broeders zich niet eensklaps aan de Leere van Luther overgegeven, en het is denkelyk dat zy nevens die strafheit van zeden, waar van zy altoos, volgensGa naar voetnoot(b) de strengheit hunner Discipline, hun werk maakten, nog veel van de Roomsche Kerk behielden ten tyde van hunne eerste bezending aan Luther. Maar laat ons van Mr. Bossuet horen op wat wyze de Broeders zich allengskens van die Roomsche gevoelens hebben ontslagen.Ga naar voetnoot(c)Ga naar margenoot+ ‘De Broeders stelden, even als wy, zeven Sacramenten in hunne Belydenis, in den jare 1504. aan Koning Ladislaus overgegeven. Zy bewezen dezelve uit de Schriften..... Het moet wezen dat zy die leere van zeven Sacramenten ten tyde van Luther nog behielden, dewyl hy hen afwees. Daar na veranderde men de Geloofsbelydenisse, en men bragt de Sacramenten tot twee, namelyk den Doop en het Avondmaal, naar het voorschrift van Luther. Men erkende de absolutie, doch buiten den rang der Sacramenten. In 't jaar 1504. sprak men van het Belyden der zonden als van een verplichting. Deze verplichting wordt in de veranderde Belydenis zo duidelyk niet voorgestelt .... Wat de wezentlyke Tegenwoordiheit aangaat ...... eerst schreven zy te Rokizan....... Wy gelovenGa naar margenoot+ dat men het Lichaam en het Bloed onzes Heeren onder de tekenen van brood en wyn ontfangt’ (ingevolge daar van verwierpen zy uitdrukkelyk de nieuwe Leeren wegens het Nachtmaal.) ‘In 't jaar 1504. zeiden zy, dat zo menigmaal een waardig Priester met een gelovig volk deze woorden, Dit is myn Lichaam, dit is myn Bloed, uitspreekt, het aanwezig brood J.C. Lichaam is, dat voor ons ter doot is overgegeven; en de wyn zyn bloed 't welk voor ons gestort is..... Dat Lichaam en dat Bloed zyn tegenwoordig onder de tekenen van brood en wyn...... Zy voegen 'er by, dat zy het zelfde zouden geloven van een steen, indien J.C. gezegt hadt dat het zyn lichaam was.’ Zy hielden die leere een langen tyd staande, en zelfs met de alleruitdrukkelykste bewoordingen. Zy weigerden nochtans dat Lichaam van J.C. aan te bidden, omdat hy zulks niet hadt geboden, en omdat'er, volgens hunne gedachten, een tweederlei tegenwoordigheit van J.C. was, te wetenGa naar voetnoot(d) eene lichamelyke en tastbare die aanbiddinge verdient, en eene andere die geestelyk en Sacramenteel is, waar toe de aanbiddinge niet behoort. ‘Maar, dus vervolgt Mr. Bossuet, hoewel zy zo spreken, laten zy echter niet na de zelfstandigheit des lichaams van J.C. in het Sacrament te erkennen .... en nochtans is ons niet bevolen, zeiden zy, die zelfstandigheit van J.C. geconsacreert lichaam te eeren, maar wel die zelfstandigheit van J.C. dewelke aan de rechterhand des Vaders is..... Desniet- | |
[pagina 304]
| |
tegenstaande waanden zy, dat zy eene klare en gewisse betuiging van hun geloof nalieten: want zy herhaalden zonder ophouden, J.C. is niet in persoon in het Nachtmaal, dat is, lichamelyk en tastbaar; gebruikende deze uitdrukking in tegenstelling van het op hunne wyze Geestelyk aanwezen, dat zy aan J.C.Ga naar margenoot+ in het Sacrament toeschreven.’ Een Roomsgezinde, aan de uitspraken der Kerke onderworpen, bevindt dat 'er niets dan verlies te doen is met zo veele hairkloveryen in het naspeuren van waarheden die boven ons verstand gaan: maar aan een Protestant zou het zeer hard voorkomen te moeten geloven 't geen hy niet verstaat. Dus kwamen de Broeders van langzamer hand en als ongevoeliglyk nader aan Luther, doch altoos met uitdrukkingen dieGa naar margenoot+ moeilyk om te verstaan waren. Ondertusschen brachten zy door hunne uitdrukkingen, door hun omzichtig gedrag, en door het verzachten hunner stellingen te weeg, dat hunne Belydenisse eindelyk van den Saxischen Leeraar goedgekeurt wierdt. Ik zal geen gewag maken van de nieuwe vervolgingen welke zy zedert hunne verbintenisse met Luther ondergingen: want of zy zulks verdienden of niet, en of zy altoos het gedult en de nedrigheit, welke zy geloofden het wezentlyke van het Christendom te zyn, behouden hebben, dan of in tegendeel de geest van bitterheit en partyschap hen zomwylen in die vereeniging heeft bevangen, gelyk zo veele andere in de Reformatie daar van zyn bevangen geweest; zulks raakt myn onderwerp niet. Door de vervolgingen wierden de Bohemers verstrooit: zy vluchteden voor een groot gedeelte naar Polen. Daar vereenigden zy in den jare 1570., op het Synode van Sendomir, met de Lutheranen en de Zwinglianen. Men leeze in het Werk van Mr. Bossuet de aanmerkingen die hy op die vereeniging maakt. 't Is eene der plaatzen van zyn boek waar in men de meeste scherpzinnigheit bespeurt. De Boheemsche Broeders hielden hunnen Godsdienst in stand tot den jare 1621.Ga naar margenoot+ Thans wierden zy door de Staatsomkeering des Koningryks genoodzaakt geheel en al onder het jok der heerschende Religie te buigen. In 't jaar 1624. vernielde men hunne Kerken, men bande hunnen Adel, hunne Predikers, en hunne Leeraren. Alle oefening van hunnen Godsdienst, zo in 't geheim als in 't openbaar, werdt hun verboden. Men sloot alle hunne Scholen toe, en men verbrandde alle boeken wier inhoud niet met de Roomsche Leerstukken overeenkwam. Door de vervolgingen geraakte het grootste gedeelte der Broederen omhals, terwyl de andere hier en daar in vreemde landen verstrooit wierden. Eenige weinige, die moeds genoeg hadden om in zulk een land te blyven, hielden zich verborgen in afgelegene plaatzen, om zich voor de uitroeiende Engelen te beveiligen. Zodanig was de staat der Broederen in Bohemen en in Moravien, toen Comenius, die zelv een der vluchtelingen was, de penne hadt opgevat om over de Discipline zyner Kerke te schryven. Ik zou hier konnen aanmerken, wat al misslagenGa naar voetnoot(a) Jovet en eenige andere Roomsgezinden, in het beschryven der Religien die van de Roomsche Kerk afwyken, begaan hebben: maar ik zal my bekorten. Dit is zeker, dat de stukken waar uit zy hunne werken hebben opgemaakt, onecht en erbarmelyk slecht zyn. De Discipline of Kerken-ordening dier Bohemers zal ik hier in 't kort plaatsen. Het eerste dat zy verbied, is het invoeren van nieuwe gevoelens en nieuwe leerstukken, als mede het maken van nieuwe en onbekende ceremonien, en het uitgeven van boeken zonder de goedkeuring en toestemming derGa naar voetnoot(b) Eenheit of Eenigheit: waar over de goede Comenius zich dus uitlaat. ‘Dat God gave dat die ordre overal wierdtGa naar margenoot+ opgevolgt! en dat het aan geene particulieren mogt geoorloft zyn veranderingen te maken naar hunne inbeelding en zonder de toestemming van de gantsche Kerk! Omdat men dien regel niet heeft in acht genomen by de nieuwe Hervormingen, ziet men dat 'er geen eensgezindheit in de Kerken is, en daarom moet men zich niet verwonderen dat men wegens onverschillige zaken elkander zo hevig bestryd.’ Zie daar hoe Comenius sprak, zonder misschien te denken op de gevolgen die men billyk uit zulk eene redeneering trekken kan. Maar die het trekken dier gevolgen niet gelegen koomt, wraken dien Moraviër als een man van weinig oordeel, en houden hem verdagt als iemant die met zyne harssenschimmen voordeel | |
[pagina 305]
| |
zogt, en daar door de beurzen der goede luiden wist te ledigen; met een woord, zy houden hem voor een Dweper, en voor een invoerder van het Duizentjarig Ryk. De vergaderingen der gelovigen van de Eenheit bestaan uit Dienaaren en Herders,Ga naar margenoot+ en uit toehoorders. Deze zyn verdeelt in classen, te weten in eerstbeginnende of Catechumenen, (zo kinderen als bejaarden) in gevorderde, die deel mogen hebben aan de mysterien der Kerke, en in volmaakte, die tot voorbeelden aan andere gelovigen konnen strekken, en hen tot de volmaaktheit geleiden. Eenige Schryvers stellen een vierde Classe, waar in zy de boetvaerdigenGa naar margenoot+ plaatsen. Hoe het ook zy, uit die Volmaakten verkiest de Eenheit drie onderscheidene soorten vanGa naar voetnoot(a) Ministers of Dienaren der Kerke; te wetenGa naar voetnoot(b) Priesters, (waar onder de Herders ook moeten gerekent worden) Aalmoesseniers, en AEdilen of Kerkmeesters. Men beelde zich niet in, dat die Priesters eenige overeenkomst met die der Roomsgezinden hebben. Het zyn, om eigentlyk te spreken, Ouderlingen of Oudsten, even als die waar van men in het Oude Testament, als mede by verscheidene aloude Volkeren, vindt gewag gemaakt; ook zyn zy eenigermate gelyk met de Ouderlingen der Gereformeerden. Het zyn raadsluiden en rechters in de vergaderingen der Broederen, kerkelyke tuchtmeesters, en, nevens de Herders of Leeraars, bewaarders en handhavers der KerkelykeGa naar margenoot+ Discipline. Behalven die Oudsten hadden de Broeders hunne Matronen, dat is bejaarde vrouwen, dewelke door haare deugt een goede zeeden zich by de jongere achtbaar maakten. In de eerstbeginnende Kerk wierden 'er zulke godvruchtige vrouwen aangestelt. Comenius vraagt, waarom die instellinge is afgeschaft. ‘Was 'er misbruik in gekomen? De Matronen van de Eenheit hebben zich immers behoorlyk gedragen: men moet, voegt hy 'er by, wederom invoeren al 't geen tot stichting bekwaam is.’ Ik twyfel zeer of de Matronen hedendaagsch wel veel stichting aan de gelovigen der Hervorming toebrengen. De Aalmoesseniers, die by de Gereformeerden Diakenen zouden genaamt worden, zyn de uitdeelersGa naar margenoot+ der liefdegiften, welke de Eenheit doet. Tot hunne bedieninge behoort ook de zorge voor de weduwen, voor de weeskinderen, voor de zieken, en voor de geenen die om de belydenisse van het Evangelie (te weten de Leere der Broederen) vervolgt of verdreven worden. De Kerkmeesters hebben het bestier over al 't geen de Kerken, en de huisvesting der Herderen betrest. Zy ontfangen het gelt van de Collecten die viermaal 's jaars moeten gedaan worden, zo tot onderhoud der behoeftige gelovigen, als tot verbetering van Kerken, Scholen, enz. De Leeraars, of liever de Herders, prediken het woord van God, en bedienen de Sacramenten. Zy hebben ook de magt der Sleutelen. Hun Overste draagt denGa naar margenoot+ naam van Antistes, 't welk eigentlyk eerste Priester betekent. 't Is de Superintendent der Lutheranen. Men kan den Antistes voor een soort van Bisschop houden. De Leeraars hebben Acolythen en DiakenenGa naar margenoot+ onder zich. Die Acolythen zyn jongelingen die onder de oogen, en gemeenlyk ten huize van Leeraren worden opgevoed. Behalven hunne huisselyke verrichtingen, bestaande in zich te oefenen in het lezen van den Bybel en in de studie van den Godsdienst, is 't hun werk het gebed te gaan doen, den jongen kinderen in de Catechismus te onderwyzen, voor te lezen in de Kerken, en zelfs kleine predikatien te doen, indien zy daar toe bekwaam zyn. Eindelyk verzellen zy de Leeraars op reis. Hun geringer werk bestaat in het luiden van de klok waarmede men de gemeente ter Kerke roept, in het openen en sluiten der kerkdeuren, en in het ontsteeken van de kaarssen die men by den Dienst nodig heeft. De Diakens zyn gemeenlyk bejaarderGa naar margenoot+ dan de Acolythen, en ook verder gevordert in waardigheit. Men kan ze Proponenten noemen, voor zo verre zy de medehelpers der Leeraren zyn: doch dewyl zy de Sacramenten mogen bedienen, moet men ze ook voor stedehouders dier Herderen aanzien. Wanneer de Diakens het Avondmaal uitdeelen, spreekt de Leeraar de woorden van de Instellinge, of de Sacramenteele woorden uit, en hy geeft de | |
[pagina 306]
| |
absolutie aan het volk, als zynde alleen met het gezag der Sleutelen bekleed. De Antistes, gelyk ik reets zeide, is de Overste, of liever het Opperhoofd van den Kerkenraad, in de Hervorming onderGa naar margenoot+ den naam van Consistorie bekend. Tot Antistes verkiest men, of moet men ten minsten verkiezen, een man die door zyne jaren en verdiensten eerwaardig is, met een groote kracht van geest begaaft, en voorzien van zulk een beleid als nodig is om yder Kerkelyk persoon in zyn plicht te houden, en de geregeltheit der Kerke te handhaven. Dat ampt, zegt de Discipline, moet men niet bejagen uit inzicht van eere, noch van inkomsten. Het onderscheidt zich alleen door den ongemeenen arbeid en zorg die daar aan vast is. Die Antistes of Bisschop wordt plechtiglyk met eenpaarigheit van stemmen door alle de Kerkdienaren gekoren. Hy bekleedt zyn ampt zo lang hy leeft. Eertyds, zegt Comenius, waren 'er twee Antistites in Bohemen, twee in Moravien, en een, of ook zomtyds twee in Polen. Het is de plicht der Antistites te waken voor de Rechtzinnigheit der Leere, en voor het onderhouden der Kerken-orde; de bekwaamste onder de jonge leerlingen ten dienste van de Kerk uit te kippen; de Acolythen, de Diakenen, de Ouderlingen, en de Predikers aan te stellen; alles te beschikken tot welzyn der kudde; alle jaren hun bisdom te bezoeken, en, zo veel mogelyk is, de vervolgingen en andere gevaren, waarmede het gedreigt wordt, voor te komen; eindelyk te bestraffen en te eensureeren als 't nodig is: doch dat alles byna altoos na overleg en berading met zyne Medegenoten, en niet op zyn gezag alleen. Men kan van de uitspraak der Antistites niet appelleeren dan voor een algemeen Synode. Ga naar margenoot+ Daar is een Voorzitter of President boven de Antistites. Indien de Antistites eenigzins gelyken naar Bisschoppen, kan men zich den President als-een Aartsbisschop verbeelden. Edoch hy is door zyn Voorzitterschap echter maar de eerste onder de Geestelyken der Eenheit, niet de Superieur of Opperste: want hy kan geen Kerkenraad beleggen dan met kennisse en goedvinden der andere Antistites. Hy is het die de besluiten en vonnissen der Synoden doet ter uitvoering brengen. Hy opent de Vergaderingen met vermaningen en gebeeden. Hy doet ook opening van 't geen te overwegen en te verhandelen staat, hy neemt de stemmen op, enz. Eindelyk is het ook zyn werk het houden der Synoden te laten aanzeggen. Ik melde niets van den Kerkelyken Beamptschryver, wiens bediening genoegzaam bekend is, noch van het ampt der geenen die in de Kerken-orde eenenGa naar voetnoot(a) naam dragen, waar door men, by vertalinge, Medehelpers der Oudsten of Ouderlingen zou konnen verstaan. Die Medehelpers gelyken eenigzins naar de Veld-Bisschoppen der oude Christenen. Ik ga over tot de Synoden, en tot deGa naar margenoot+ Inwydingen van de Geestelyken der Boheemsche Eenheit. In de Discipline of Kerken-ordening wordt van twee soorten van Synoden gewag gemaakt; van algemeene, die men zelden eerder dan om de drie of vier jaren beriep, en wel om redenen van groot gewicht, gelyk het afzetten van quade Leeraren, of het gebrek en verzuim van Tucht in de eene of de andere Kerk; van byzondere, die men wegens zaken van minder belang beriep, of ook menigmaal wegens schielyk overkomende voorvallen, welke niet toelieten het algemeen Synode af te wachten. Voorts is 'er niet veel byzonders op die Synoden aan te merken, dan dat men de Vergadering in de eene of de andere Kerk opende tegens den avond, na het luiden van de klok; dat alle de leeden te zamen broederlyk spysden; dat 'er geduurende de zittinge van het Synode, alle dagen 's morgens gepredikt, en 's namiddags en 's avonds een gebed gedaan wierdt; dat 'er voor de aangezegde verkiezingen tot het vervullen der openstaande plaatzen van de Consistorie, een vasten, met gebeeden verzelt, voorafging; en dat men op eene plechtelyke wyze in de Synode, waarschynelyk by het openen dier vergaderinge, een algemeen Nachtmaal hieldt. De Synode eindigde met zulke krachtige vermaningen, dat daar uit genoegzaam blykt hoe gestreng de Kerken-orde der Bohemers was. Ik zal 'er maar één bewys van by brengen.Ga naar voetnoot(b) De Herders of Leeraars wierden aangemaant om al 't geen zy boven twee hondert Daalders aan inkomsten in geld bezaten, aan den armen te geven, of het zelve tot werken van godvruchtig- | |
[pagina 307]
| |
heit aan te leggen. Men verboodt ook iemant, 't zy door aanrading of anderzins, te bewegen tot het maken van eenig testament of uiterste wille. Ga naar margenoot+ Wat de Inwydingen aangaat: By de aanstellingen der Acolythen en Diakenen is niets anders aan te merken, dan het voorafgaande examen, het voorlezen van hunnen plicht, en de belofte die zy doen van zich daar van te zullen quyten; waarGa naar margenoot+ na de aangenomene en de geene die hem aannemen, elkander de rechter hand geven, 't geen de Hand van Maatschappy geven genaamt wordt. Daar op volgt het uitspreken van den Zegen over den nieuwenGa naar margenoot+ Diaken of Acolyth. De verkiezing, aanstelling, of inwyding der Leeraren of Herderen is mede zeer eenvoudig. Getuigschriften van een vroom leven (men noemt ze Attestatien by de Hervormers), een drievoudig examen in de Synode, als mede zeer levendige en menigmaal herhaalde vertoogen over de plichten, den moeilyken arbeid, en de gevaaren die het Predikampt verzellen, moeten die Inwyding of Bevestiging voorgaan. Indien de postulant, na het aanhoren dier vertoogen, niet aarzelt, 't geen nooit gebeurt, laat men hem knielen, en hy doet zyn gebed met de vergadering der gelovigen. Vervolgens leest men hem de plichten der herderlyke bediening voor, en hy doet een eed van getrouwigheit aan God en aan de Kerk. Daar op bevestigt de Antistes hem in het Predik-ampt, met de handen op zyn hoofd te leggen, en in die gestalte voor hem te bidden. Na die oplegginge der handen, zingt de gantsche Gemeente het Veni Spiritus Sancte. Eindelyk biedt men hem de Hand van Maatschappy aan. Maar, schoon hy reets als Leeraar is aangenomen, verricht hy het werk zyner bedieninge nog niet: hy moet eerst in zyne Kerk geintroduceert worden. By deeze introductie doet de geen die hem inleidt, nog een vermaning aan den Herder en aan zyne kudde; de Herder wordt vermaant wegens de plicht van zyn ampt, de kudde wegens haare onderwerping en eerbied aan hem. Daar op geeft de nieuwe Leeraar wederom blyken van zyne nedrigheit, en zich aan de gebeeden van zyne Kerk beveelende, valt hy op zyne knlen en bidt met haar. De gebeeden gedaan zynde, neemt de Inleider den Prediker by de hand, en geleidt hem naar den Altaar (of de tafel des Heeren), stelt hemGa naar voetnoot(a) het Rituaal of Kerkgewoontenboek in handen, en beveelt hem het oefenen van de magt der Sleutenen aan te vangen met de bedieninge der Sacramenten. Dan is het, zegt de Discipline, dat de Aanschouwers gemeenlyk tranen storten. Die ceremonien, wordt 'er by gevoegt, zyn alleen in gebruik gebleven om eenig denkbeeld van de waardigheit dier Kerkelyke Bediening te geven, en om het ontzag der gelovigen voor de Huishoudinge van Christus op te wekken, maar niet om hen te overreeden dat die plechtigheeden noodwendig tot den Godsdienst behoren. Wie is 'er die aan het eerste oogmerk twyfelt? Ondertusschen zyn 't de Ceremonien alleen die de zinnen aandoen, en daar uit ontstaan de tranen die de gemeente stort. Doorgaans is de nieuwe Prediker in den beginne maar de adjunct van eenen anderen die meer jaren en meerder ondervinding heeft: en zulks geduurende de twee eerste jaren van zyne bediening, opdat hy ervarendheit verkryge, en door het voorbeeld en de behandeling van den oudsten leere, op wat wyze hy de conscientien van zyne kudde bestieren, en het welwezen der zelve bevorderen moet. De verkiezing van den Antistes gaatGa naar margenoot+ met wat meerder plechtigheit toe. Na het overlyden van zulk eenen Bisschop moet 'er een generaal Synode beroepen worden, of ook wel maar een particulier, indien 'er kort te voren een generale Vergadering geweest is. Men begint met een vast-en beedendag. Men doet een Predikatie over de plichten der Bisschoppen of Antistites. Na de preek treedt men tot de verkiezing met het overgeeven van kleine briefjes, en dus wordt de openstaande plaats by meerderheit van stemmen vervult. Den dag daarna kondigt men de Gemeente aan, dat de verkiezing geschied is, en dat God heeft aangewezen hoe de bresse, in zyne Kerk gemaakt, moet herstelt worden. Kort daar op vermaant de Antistes, die dan het bewind heeft, den geenen op wien de | |
[pagina 308]
| |
meerderheit der stemmen gevallen is, zich voor het gezicht der kudde te komen vertonen. Teffens wordt hy van een anderen Antistes daar toe geroepen. Thans biedt hy zich aan. Men vraagt hem, of hy de gedaane beroeping waarlyk voor eene goddelyke beroeping erkent? en of hy belooft de verplichtingen, die daar aan vast zyn, te zullen volbrengen? Na een behoorlyk antwoord, leest men het formulier enz. gelyk by de aanstelling of bevestiging van eenen Prediker. Ga naar margenoot+ Van de Kerkelyke Personen kan men gevoeglyk overgaan tot de order op de godsdienstplegingen, tot de manier van de Sacramenten te bedienen, enz. De gelovigen vergaderen 's Winters alle zondagen viermaal, en des Zomers vyfmaal, met den Paaschtyd beginnende. Die vyfde maal is voor de jeugt en voor de dienstboden: men verklaart hun den Catechismus, en men onderzoekt hoe verre zy in de Leere gevordert zyn. In de vier andere vergaderingen doet men uitleggingen over het Oude en over het Nieuwe Testament. De vergadering wordt geopent met het zingen van een lofzang, of van een Gezang van dankzegging (cantique) aan God. Daar op volgt het gebed; en voorts de Predikatie. Na de Predikatie doet men een ander gebed, vervolgens wordt 'er wederom gezongen, en eindelyk besluit de Leeraar die godvruchtige oefening met den zegen dien hy over zyne toehoorderen uitspreekt. Na de Predikatien moeten de aankomende jongens en meisjes in de Kerk blyven, om geëxamineert en onderwezen te worden, de jongens van den Prediker nevens eenige Ouderlingen, de meisjes van de Matronen waar van wy gemeldGa naar margenoot+ hebben. Volgens de Kerk-Ordening moeten die Predikatien zeer eenvoudig zyn, niet opgetooit met bloemen van welsprekenheit, maar enkel uit schriftuurlyke bewoordingen en texten zamengestelt. Ga naar margenoot+ Daar is een onderscheit tusschen den Doop der Broederen en dien der Gereformeerden (of Calvinisten), waar heen ik den Lezer wyze. Het Avondmaal, 't welk in 't algemeen by de eene zo wel als by de andere eveneens toegaat, heeft echter by de Bohemers deze byzonde omstandigheit, namelyk dat de Leeraars, voor de Communie, aan hun Consistorie moeten vragen naar den staat der kudde, en of 'er niet eenige ergernis of eenig quaad gedrag schuile, waar om men het Nachtmaal zou moeten uitstellen. Volgens den Tuchtregel of Discipline moet een Huisvader in die omstandigheit verslag doen van den staat van zyn huisgezin, wegens 't geen de conscientie raakt; hy moet voor den Herder staande zich zelven onderzoeken of beproeven, en zyn hart, om zo te spreken, voor hem openleggen. Met één woord, hier geschiedt een soort van Biecht, na dewelke men een vermaning of berisping ondergaat, of ook wel voor dien tyd van het Avondmaal wordt afgehouden, zo men zulks verdient, of zo men niet een zeeroprecht leedweezen en berouw toont. Het schynt uit de Discipline, dat men by de Broederen ookGa naar voetnoot(a) de kinderen ten Avondmaal toelaat of toeliet, ten minsten de zulke die de jongelingschap naast by bekwamen. Die Broeders ontsingen het Nachtmaal geknielt leggende, gelyk zulksGa naar voetnoot(b) te Zurich zedert de Reformatie in gebruik was: maar in 't jaar 1494., zegt men ons, werdt de gewoonte van overend staande te communiceren ingevoert.Ga naar voetnoot(c) De vervolging, uit die gewoonte ontstaan, deet dezelve afschaffen. Ik moest niet overslaan 't geen in deGa naar margenoot+ Kerden-ordening den naam draagt vanGa naar voetnoot(d) de manier van de aanneming der Nieuwelingen, zynde dit een gebruik 't welk vry wel met het Vormsel der Latynen overeenkoomt. Men ondervraagt de geenen die tot de jaaren van onderscheit gekomen zyn, waar in hun geloof bestaat, en op welke gronden zy zich onder den standaar der Eenheit hebben begeven? Indien men bevindt dat zy wel onderwezen, en van goed gedrag en zeeden zyn, dan neemt men ze aan: maar zo niet, zendt men ze wederom heen tot op een ander tyd; en zulks geschiedt doorgaans binnen de Consistorie, zelden in 't openbaar. Onder het aannemen der Nieuwelingen als bevestigde Christenen, stelt men hun den staat en de plichten van een Christen voor, als mede de vertroostingen aan den eenen kant, en de wederwaardigheeden, de vervolgingen, en de versmaadheit aan de andere zyde; | |
[pagina 309]
| |
gelyk ook de nedrigheit die God van een Christen vordert, en de onderwerping aan vermaningen en bestraffingen naar tyds gelegenheit, enz. Eindelyk vallen de aangenomene op hunne kniën, en de Dienaar bidt met hen dat God hun de zonden hunner jeugt vergeven wil, enz. Ga naar margenoot+ Het Huwelyk heeft by de Bohemers geene byzonderheeden, nochte ook het bezoeken der kranken, uitgenomen dat men den zieken, indien zy 't begeeren, het Avondmaal toedient, doch in de tegenwoordigheit van eenige getuigen, om dus als een kleine vergadering van gelovigenGa naar margenoot+ uit te maken. In de Lykplichten, zegt de Kerken-Ordening, heeft men het godvruchtig gebruik van eenige andere landen behouden, te weten dat een Herder of Leeraar aan het hoofd van een hoop jonge studenten, den doden onder gezang naar het kerkhof geleidt. Daar gekomen zynde, doet de Leeraar een soort van Lykreden, waar in iets wegens het levensgedrag des overledenen gemeld wordt. Behalven den Zondag, die, volgens den inhoud der Discipline, zeer godsdienstig moet geviert worden, hadt de EenheitGa naar margenoot+ nog verscheidene plechtige Feestdagen in gebruik, zelfs van Apostelen en Martelaren; ook hadt men vastendagen viermaal 's jaars. Ik doe hier geen verslag van de manier waar op de Leeraars de jeugt, die aan hunne zorge is toebetrouwt, oefenen, noch van de ongemeene geregeltheit welke zy verplicht zyn, zo in 't openbaar als in hun huisselyk bedryf, waar te nemen, noch van het zedelyk en geschikt gedrag dat de Kerken-orde van de gelovigen der kudde vordert. Tot beter onderhouding van een goed gedrag en van de zuiverheit in Leer en zeeden, doet de Antistes jaarlyksch huisbezoeking in zyn Bisdom. Daar is niets merkwaardig in de verkiezing der Ouderlingen; wat de bejaarde Opziensters, boven onder den naam van Matronen gemeldt, belangt, men merke aan dat zy door haare Mede-amptenaressen gekoren worden. De inwyding der Kerken,Ga naar margenoot+ toen de Broederen nog vryheit hadden om dezelve op te rechten, ging zeer eenvoudig toe. Men verzamelde de kudde, en men deet haar een vertoog van het oogmerk dat men zich met dien nieuwen Tempel voorstelde. Men zong, men viel op de kniën om te bidden, de Herder deet eene toepasselyke predikatie, en sprak eindelyk den zegen over de gelovigen uit. Ik eindig met de boete en met de excommunicatie.Ga naar margenoot+ De Discipline of Kerkenorde is zo gestreng en zo nauwkeurig in dat stuk als in alle de andere. Op bekomen kennis van eenige zonde door een Broeder begaan, volgden eerst eenige broederlyke vermaningen en berispingen van andere Broederen, of van Herderen. Zulks geschiedde altoos heimelyk, en wierdt bervat tot zo lang dat men begost te bemerken, dat die zagte behandeling geen vrucht deet. Dan nam de Consistorie kennisse van de zaak, en bediende zich van de magt der Sleutelen, verbiedende den wederspannigen het Nachtmaal voor een zekeren tyd, tot dat hy een waarachtig berouw toonde. Maar indien de zondaar by zyne verhardinge bleef, en daarenboven de gegevene ergernis zeer groot was, wierdt zyne Excommunicatie van den predikstoel afgekondigt, en men hieldt hem by de Broeders der Eenheit voor eenen Heiden en Tollenaar, volgens het bevel van Jezus Christus, tot dat hy door eene boetvaerdigheit, overeenkomstig met zyne misdaat, wederom in den schoot der Enheit gebragt wierdt. |
|