Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Face au mur (1979)

Informatie terzijde

Titelpagina van Face au mur
Afbeelding van Face au murToon afbeelding van titelpagina van Face au mur

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.89 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Face au mur

(1979)–Filip de Pillecyn–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Kennismaking

Zij is stampvol. Niet alleen de hokjes maar ook de gang. En bij het afstappen krijgt elke man zijn gendarm. Dat ‘Paleis van Justitie’ is in een staat van ongelooflijke vervuiling. Ze hebben nochtans meer dan twee en een half jaar gehad om dat nationeel monument te reinigen. Het schijnt in de laatste twintig jaar geen water of opneemvod te hebben gezien. Hier en daar ligt wat oud ijzer tegen de grond; zoiets als een stal waarvan de baas sedert onheuglijke tijd op de lappen is.

Wij gaan naar boven langs trappen en portalen; rook het beneden naar een kelderkeuken waar de afloop van het

[pagina 124]
[p. 124]

schotelwater verstopt is, boven riekt het naar verschaalde soep en mensen die weken lang in hun kleren hebben geslapen.

Ieder van ons wordt in een cel gedraaid; onze cel in de gevangenis is een paradijs vergeleken bij dat hok. Op de melaatse muren hebben de passanten hun ontboezemingen geschreven of gegrift. Liefdevolle harten hebben hier geklopt, te oordelen naar de ‘A toi pour la vie’ en de tedere woorden aan ‘la petite poule’ die de poëzie in dit somber kot hebben gebracht. Ook rechters en gendarmen worden, minder liefdevol echter, bedacht. Als ge meent dat ge op uw eentje, onder de inspiratie van deze gevoelens, uw geest kunt voorbereiden op de onmoeting met de krijgsraad, dan ‘bedriegt ge u’, om auditeurstaal te spreken.

Af en toe wordt er een binnen geduwd uit een ingekomen vracht. Mannen van het gemeen recht. Na verloop van een half uur, zijn we met acht. Het afwachtende zwijgen duurt niet lang. Spoedig weten allen waarvoor de anderen zitten; zij spreken er over zoals stielmannen over hun vak. Er is een Marokkaan bij — ‘je suis Français’ — die ervan beschuldigd is een diefstal van parfums te hebben bedreven. Hij is onschuldig: ‘mon fiancé’ kan het getuigen, zegt hij. Maar dat pakt niet bij de zware jongens; niemand is onschuldig dat weten zij best. Hij is dan ook de enige die ons dat wil wijsmaken. De anderen zeggen doodeenvoudig waarvan zij beschuldigd worden, zonder gewag te maken van hun onschuld. Over zoiets spreekt men niet.

De auto's spelen een belangrijke rol buiten, te oordelen naar de mannen die ik gedurende mijn verblijf in de cellen van het ‘Paleis’ ontmoet heb. Meer dan de helft zaten er voor het stelen van auto's, met of zonder bedreiging van wapens. Allemaal jonge kereltjes van rond de twintig jaar. Dat volkje heeft veel geld nodig, en voor de paar maand gevangenis die te riskeren vallen, kunnen zij niet sukkelen. Inderdaad, ik heb naderhand uitgerekend dat ik meer gekregen heb dan al de mannen samen waarmee ik daar in de cel heb gezeten, en dat ik voor tien jaar heel wat auto's

[pagina 125]
[p. 125]

met of zonder gebruik van revolver, had kunnen stelen, een gewapende inval had kunnen doen die mij een half millioen had opgebracht, parfums gestolen, schriftvervalsing gepleegd, mijn lief met een mes bewerkt en een kind verwekt bij een minderjarige, en dan had ik nog overschot met mijn tien jaar.

In die cellen heb ik Fransen ontmoet, een halve neger, een Engelsman en een Braziliaan; zij verhoogden het gezelschap met de aristocratie van de buitenlandse vakmannen. Vooral de Braziliaan. Hij spreekt haperend Frans maar vlot Engels en Duits; hij zegt ook behoorlijk Zweeds en Russisch te kennen; het is een knappe vent. Hij spreekt met een kalme, zachte stem, als een leraar die iets wil leren aan de kinderen. Hij kent de mensen, niets van hen verwondert hem, hij kent de kracht van het geld.

Ik vraag aan een jonge man die in een villa is binnengedrongen en, onder bedreiging, een half millioen heeft meegekregen, wat hij denkt te doen als hij buiten is. Hij weet het niet; maar hij weet wel wat hij niet zal doen: van heel zijn leven zal hij niet werken. Hij heeft maar spijt dat hij zijn geld niet beter geplaatst heeft: hij had een bordeel kunnen overnemen; zijn lief had de zaak kunnen in gang houden terwijl hij binnen zat en als hij buiten kwam had hij een schone broodwinning gevonden. ‘Een beter leven bestaat er niet’, besluit hij.

De laatst binnen gekomene is een boer met een sluw gezicht; hij draait onrustig rond op een paar pantoffels. Ze vragen hem ‘waarvoor hij komt’ en hij antwoordt lapidair: ‘Op mijn dochter gezeten’. Dat wekt belangstelling, na de gesprekken over auto's. Eigenlijk was het een minderjarige dochter van de weduwe waarmee hij getrouwd was, en het is gebeurd ‘zonder fors’ zegt hij. en hij laat ons zijn verwondering delen over de grillen van de natuur: hij was getrouwd met een weduwe die vier dochters had, en die vrouw heeft hem ook vier dochters geschonken. En zie, op een afstand van veertien dagen, had de dochter en ook zijn vrouw een jongen gekregen. Hij stijgt in de achting als hij vertelt dat hij de schoonvader is van een bekend wielren-

[pagina 126]
[p. 126]

ner. Hij was zeer tevreden over zijn advocaat; die had zo hartroerend gepleit dat zijn vrouw — de weduwe — die eens komen luisteren was en hem vriendelijk had toegewuifd, aan het snikken was gegaan. Die advocaat had vooral de nadruk gelegd op de belangrijke verzachtende omstandigheid dat men de felle minnaar in Buchenwald de tanden had uitgeklopt. Hoeveel van die mannen hebben er wel in Buchenwald gezeten? Vermits het verband gelegd is tussen de tanden en de erotiek, kan hij onbesproken zijn plaats innemen onder de politieke gevangenen. De man had een paar zeer opvallende snijtanden staan in een gebit dat er voor de rest niet gehavend uit zag.

De verzachtende omstandigheden hebben ongetwijfeld hun werk verricht: de man kreeg één jaar.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken