Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Face au mur (1979)

Informatie terzijde

Titelpagina van Face au mur
Afbeelding van Face au murToon afbeelding van titelpagina van Face au mur

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.89 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Face au mur

(1979)–Filip de Pillecyn–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De krijgsraad

Zo, dat is dan de krijgsraad.

Dat is dan de voorzitter waarvan iemand mij gezegd had dat het ‘geen malse sjiek’ was, en een ander dat hij net was als een hond die uit zijn kot komt. Gemakkelijk ziet hij er niet uit en vriendelijk ook niet. Zijn bijzitter is iemand die een bestendige glimlach over het gelaat heeft; waarschijnlijk ook als hij slaapt: 't moet schoon zijn om zien. Hij heeft een groot bolrond hoofd zonder één enkel haar op. En rondom hen zitten de militairen; het schijnt hen reeds te vervelen alvorens het begonnen is, behalve de majoor die naast de voorzitter zit en Spies heet.

En daar zit ook de auditeur in zijn battle-dress, met een rood gezicht — permanente toestand — en hij leest zijn Akte van Beschuldiging voor. Ik ken dat reeds van bij het onderhoor. Maar ik merk dat hij sommige zaken waarover ik hem gevraagd had nader te informeren, niet verder heeft doen onderzoeken.

Ik word verrast door de woorden van de voorzitter; hij vindt het spijtig en treurig dat ik voor hem moet verschijnen. Voor

[pagina 127]
[p. 127]

de eerste maal sedert twee en een half jaar word ik als een mens toegesproken, hoor ik de woorden van iemand die begrijpend wil zijn.

En daar is de burgerlijke partij. Ik kijk om; hij geeft mij de indruk van een kikvors. Hij zegt iets dat hij reeds dikwijls moet gezegd hebben. Hij zegt het in een stuntelig vlaamske. Hij vertegenwoordigt de Belgische Staat. Die heeft mij met eerbewijzen en gunsten overladen, zegt hij. Dat is vriendelijk van hem. Maar nu vraagt hij geld: ik heb de Belgische Staat een schade berokkend die hij niet nader bepaalt. Hij zou vijf millioen moeten vragen, maar hij zal zich met twee tevreden stellen. Waarom? Omdat ik een goed schrijver ben, want hij heeft de ‘Soldaat Johan’ gelezen en hij noemt het een geestig verhaal. Zodat dit boek mij dus in één klap drie millioen heeft opgebracht. Hij moet een beetje duizelig zijn van de inspanning, want hij gaat plots zitten.

Daarna doet de auditeur eer aan zijn reputatie. Hij doet zijn best, meer kan een mens niet doen. Het is zijn stiel en partijdigheid en vooropgezetheid zijn de kenmerken van dat stieltje. Zijn bestaansreden is te doen veroordelen, zo zwaar mogelijk.

Hij besluit zijn requisitoir met een passus uit de ‘Soldaat Johan’ waar de boeren om een zwaard schreeuwen ter verovering van hun grond. ‘Een zwaard, ja, roept hij uit, maar geen zwaard voor de Führer’. Die onthutsende gevolgtrekking heeft zijn rode kleur verhoogd. Ik vermoed dat deze ongerijmdheid de mannen van de krijgsraad moet doen geloven dat er in het boek een oproep voor de Führer staat. Er zijn dingen die zo dwaas zijn dat zij u sprakeloos laten.

Het resultaat is: tien jaar. De Belgische Staat krijgt als vergoeding voor misplaatste eerbewijzen en gunsten vijf honderd duizend frank, ex aequo et bono. De voorzitter spreekt een vaderlijk slotwoord uit: er komt een tijd dat ik opnieuw zal worden opgenomen in de Belgische gemeenschap. En voor de rest van mijn leven worden mij alle burgerlijke en politieke rechten ontnomen. Ik kan deze twee

[pagina 128]
[p. 128]

uitspraken namelijk samen rijmen. ‘Heb ik geen recht, ik heb geen land’.

Ik word in een cel gestoken tot de dievenkar haar namiddagvracht komt halen. En als wij worden opgeladen, stapt er nog een kind in de dievenkar. Ik denk aan een ventje dat haagschool speelt. Hij heeft een kort broekje aan dat de knieën bloot laat. Ouder dan vijftien jaar kan hij niet zijn. Hij is lid van een bende die in één week tijds vijftien auto's heeft gestolen.

Mijn kameraden wensen mij geluk: tien jaar is een buitenkansje. Alles is inderdaad een kwestie van gewoonte. En wat is tien jaar vergeleken bij de eeuwigheid?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken