Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk 1 (1959)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.36 MB)

XML (0.96 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk 1

(1959)–Filip de Pillecyn–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 356]
[p. 356]

Hoofdstuk V

Drie dagen zat hij binnen, de fantazie van zijn koorts gestegen door de grillen van het haardvuur.

Met elke avond klom de angst in hem. Zijn geest was ziek van eenzaamheid. Het laatste was nu weg van hem. En voor het eerst voelde hij schuld tegenover Teresa. Want om hem was zij weggelopen; hij had geen woede meer tegen haar; hij dacht aan die arme kleren waarin zij hem was nagelopen en hoe trots haar harde ogen hadden gekeken naar de verte en diepte toen zij trokken door het dal van de Amel. Van haar onstuimigheid was in hem alleen medelijden overgebleven.

En een onnoembaar zware vlaag van medelijden kwam over hem, van medelijden met zichzelf. De vlam van geestdrift was uitgebrand, zó vlug dat hij zich niet meer kon voorstellen wat hij twee jaar tevoren gedacht en gewenst had. Hoe snel versleet de jeugd in deze nieuwe wereld.

En ook met zijn kindsheid had hij medelijden, en grote vertedering over zijn onschuld en zijn gehoorzaamheid en om zijn gevouwen kinderhanden en om zijn witte nachtkleedje. Om zijn angst in de duisternis en zijn geluk om de warme kamer in de winteravonden. Hij zat over zijn ziel gebogen in angst en schaamte. De koorts van de eenzaamheid joeg door hem. ‘Tweeëntwintig jaar,’ zei hij. En hij herhaalde: ‘Tweeëntwintig jaar’.

[pagina 357]
[p. 357]

Daarnaast werd niet meer gekeven. Daar had het leven ontferming gevonden in de slaap. Zij zouden morgen opstaan en kijken naar boven waar altijd diezelfde grauwe sneeuw lag tegen de bossen en de hemel. Voor hen was geen wereld veranderd. Voor hen verandert de wereld nooit.

Hij lag languit op zijn slaapstee, de ogen vervuld van de trage gloed van het vuur en merkte niet dat Lou binnen was geslopen.

Met wijde angstige ogen stond zij over hem en haar hand beefde toen zij die op zijn schouder legde.

- Hans, vlucht, lieveling, ze komen, hijgde zij.

Hij zag haar aan, ver en onbegrijpend. Hij ging recht zitten en vroeg:

- Ik begrijp niet, wat gebeurt er?

De stad was vol rumoer; de Spaanse was daarboven in haar hut dood gevonden, gewurgd. En nu riepen ze allemaal dat Hans de moordenaar was.

Ongelovig luisterde hij. Het was hem alsof zij van onbekende mensen sprak, alsof dat alles buiten hem lag.

- Is ze dood? vroeg hij stil.

Zij knikte.

Hij keek ver weg van haar, hij keek in de vlammen. Het was wonder hoe rustig hij was; hij zei alleen voor zichzelf: Teresa is dood. En zat zo stil alsof hij droomde.

Zó zag Lou hem zitten. Was hij het niet die de vrouw had gewurgd? Zij had het geloofd, zij had het vernomen zonder angst. Zij had geen medelijden, niemand in Malmedy had medelijden. Daar zegden ze allemaal: ‘Dat moest ervan komen.’ En nu zij hier was wist zij niet wat ze zeggen zou.

Toen keek Hans op; zijn ogen stonden klaarder; hij stond recht en kwam naast haar staan.

- Zeg mij alles wat er gebeurd is, vroeg hij.

Een soldaat was van daarboven komen gelopen. Hij had ge-

[pagina 358]
[p. 358]

roepen: ‘Ze is dood, ze is vermoord.’ Ze lag in haar hut op de slaapzak. Ze was reeds koud, zei de soldaat; ze was half aangekleed en ze lag daar gewurgd. Dan waren de gendarmes naar het bosje gegaan. Daar waren vele sporen; in drie richtingen waren er sporen. Een ervan liep door het bosje naar omhoog, naar de weg toe van de hoogvlakte en vele sporen liepen naar de weg, naar de stad toe. Er was nog wat geld in een zak van haar rok. ‘Dat is geen roofmoord, dat is wraak,’ hadden de gendarmes gezegd. Een ledige brandewijnfles lag in de hoek. Een man rook aan de lippen van de dode. ‘Niets’, zei hij.

En toen de mensen terug in de stad waren gekomen, waren ze beginnen te fluisteren. Tot weldra iedereen zei dat Hans het gedaan had. Wie anders zou zich willen wreken hebben op zo'n vrouw?

‘Op zo'n vrouw’? herhaalde Lou.

‘Dat is het laatste nu,’ dacht Hans. En hij zei:

- Ik heb het niet gedaan, ik ga niet weg.

En zachter aarzelend zei hij:

- Ik dank je, Lou.

Zij keek hem aan met grote ogen, schoon van de tranen die erin gestaan hadden.

- En had jij het gedaan, ik zou toch gekomen zijn, Hans. Jij hebt nooit geweten.

Zij zwegen en toen zei ze zacht:

- Ik dacht ook dat jij het gedaan had.

Hij antwoordde niet. Er was medelijden in zijn ogen toen hij op haar neerkeek. Het leek hem wel toe dat zij kleiner geworden was naast zijn lange magere gestalte. Hij nam haar hand en hield ze in de zijne. Zacht en fris was ze in zijn hete droge hand. Hij voelde een vreugde ze vast te houden, alsof hij nu weg was uit zijn eenzaamheid en omsloot ze in bei zijn lange magere handen.

Zij voelde dat het meer was dan een liefkozing.

[pagina 359]
[p. 359]

- Vlucht toch, smeekte ze, ze zullen je niet geloven. Ze zijn zo hatelijk voor jou; ze zullen je opsluiten en ik kan het niet verdragen. Lieveling, ik zal bij je komen, ik zal gaan waar jij bent, maar blijf hier niet.

Een ontroering van geluk kwam over hem. Hoe lang was het geleden dat iemand nog tot hem had gesproken? Elk woord was een nieuwe, lieve klank en hij zei:

- Zeg mij nog eens dat je mij lief hebt.

Zij boog zich boven zijn handen en kuste die, zijn dorre koortsige handen, zijn verarmoede magere handen.

- Had ik gedaan wat ze zeggen dan nog zou ik niet vluchten, zegde hij. Ik ben aan het eind van mijn krachten en de wereld ligt gesloten voor mij. Voor mij ligt alles gesloten en achteruit kan ik niet. Een ogenblik heb ik gemeend dat met jou alles goed kon worden. Het was te laat, Lou, het was te laat.

- Waarom? vroeg zij. Het is nooit te laat als men lief heeft.

Hij antwoordde niet; wat hij vroeger had gedacht, wat hij van het leven verwacht had was hem onduidelijk geworden. En hij voelde een grote schuchterheid om van zijn jongelingsdromen te spreken, zelfs nu dat zij naast hem stond als voor een afscheid. Het was alsof het rondom hem opnieuw eenzaam werd in dit onbegrijpen van het meisje en die onmogelijkheid om weer in zichzelf terug te vinden wat in zijn ziel had geleefd.

Hij ging neerzitten op de slaapstee en liet zijn hoofd in de handen rusten.

Zij kwam naast hem en legde haar hoofd op zijn schouder. Zo zaten die beiden daar in een weemoed zonder woorden.

Eindelijk legde zij haar arm rondom hem. En zij verhaalde hoe zeer zij hem had liefgehad en hoe zij altijd naar hem had gewacht. In het overschouwen van haar eigen liefde kreeg haar meisjesdroom nieuwe schoonheid. Zij kuste hem en fluisterde dat hij

[pagina 360]
[p. 360]

zou vluchten, dat zij zou meegaan met hem, overal, en gelukkig zijn waar zij ook maar met hem was.

Een ogenblik liet Hans zich wegdromen in haar woorden. Niet meer alleen gaan, niet meer de dagen aftellen met zichzelf. Iemand voelen naast zich die gezelschap is, al wordt geen woord gesproken. De wegen die liepen door troosteloze nachten, in de wereld vol afgestorven sneeuw en dode huizen, schenen hem lichter om te betreden. Maar als hij ze naast zich zag zitten, zo klein en hulpeloos met haar sierlijk hoofdje en haar gretige ogen, viel de machteloosheid van zijn leven terug op hem en hij drukte ze sprakeloos tegen zich aan.

Was hij nu gegaan met haar door de nacht als een vrije jonge man die veel leed heeft uit te spreken, dan had hij alles gezegd wat zolang onuitgesproken lag in hem. Dan had hij de troost en de verlossing gekend te kunnen biechten in de kracht van de zelfvernedering; want hij had niemand ontmoet waarmee hij kon spreken over zijn ziel. De hoop die hij had gedragen, de verwachtingen die hem trots hadden gemaakt en de ontgoocheling die zijn hart hielden gesloten voor de mensen, dat was hem gebleven als een ziekte; en op dit ogenblik wist hij dat het voor hem te laat was.

Hij wankelde rond het hok. Zijn hoofd gloeide; hij legde Lou's handen tegen zijn slapen en zegde: ‘Zo is het goed, lieveling, zo is het goed,’ En zij bleef zo stil staan voor hem.

Tot hij zei: ‘Ga nu naar huis, Lou, ga rusten. Ik zal nooit vergeten wat ge voor mij gedaan hebt. Ga nu.’

Maar zij was koppig en zei dat zij bij hem bleef tot het laatste. En zij smeekte nog dat zij beiden zouden weggaan.

Zo vergingen vele uren. En in de lange pozen waarin zij zwegen hoorden zij alleen het gerucht van elkaars jonge leven; het hart dat jaagt, de adem die beeft in de borst en het zachte geschuif van een hand die gedachteloos gaat over wang en voorhoofd.

[pagina 361]
[p. 361]

Soms spraken ze tot elkaar met woorden waar medelijden klonk in de tederheid, en zo bleven zij tot ze kwamen.

In de vroege morgen kwamen ze, toortsen en mannen die opklauterden door de sneeuw. Hans zag hoe door de opengerukte deur de vale schemer de wereld omving. Hij hoorde hoe hij hard werd toegesproken; het drong alles tot hem door als door een mist. Vervaakte mannen stonden huiverig rondom hem; een paar vrouwenstemmen krijsten. Hij voelde hoe Lou hem kuste op zijn mond. Hij stapte door de logge kou naar beneden, door toortsgloed en vervuilde sneeuw. Langs stugge gesloten huizen waarover de schijn van de fakkels schoof.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken