Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk 2 (1959)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.38 MB)

XML (0.97 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk 2

(1959)–Filip de Pillecyn–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Van Bram en Jaapie

Pieter Fardé had op zijn boekje de datum van 5 augustus neergeschreven. En hij was bezig met zijn vijf discipelen de Heer te loven in zijn wondere daden, in zijn eindeloosheid van zeeën waarin werelden leven.

Boven op het dek ging het er intussen heel wat minder devoot toe. Een paar ongelukkige teerlingworpen, geholpen door enige scheuten krachtige Hollandse brandewijn, hadden een kijfpartijtje opgezet onder het scheepsvolk. Dat vloekte ondereen met een virtuositeit welke alleen door het korps van de grootsteedse koetsiers kon worden benaderd. Een lange schele vent keek, dank zij de buitengewone positie van zijn ogen, haast bovenmenselijk

[pagina 11]
[p. 11]

woedend neer op een bol, klein ventje dat krijgshaftig de gordel rondom zijn buik vaster riemde tot de strijd.

De dikkerd, Jaapie noemde men hem, had met behendige zetten negen gulden afgewonnen van Bram. Bram vloekte vervaarlijk waartegen Jaapie even krachtig en even oneerbiedig de naam des Heren in zijn uitroepingen te pas bracht.

En het bleef niet bij die twee. In stede van sportief een kring te maken rondom de twisters, lieten de omstanders de wederzijdse vriendschap en de genoten brandewijn zeer luide spreken in zich. Om de negen gulden van Bram die in Jaapie's tes zaten wilde de helft van de bemanning de andere helft bewijzen dat de haaien in de zee werden geschapen om de krengen een begrafenis te bezorgen.

Pieter Fardé liep naar boven. Hij ook trok zijn riem dichter aan. En op het eigen moment dat Jaapie voor de dozijnste maal een overmoedig: ‘Kom nou, jij ongezouten sakkermentse lafbek’ uit zijn dik hoofd stiet, klonk het over dek.

- ‘Broeders, zijt gij kristenen?’

Was het nu toch een vraag. Wie denkt aan zo iets als er negen gulden op het spel staan en als ze een fatsoenlijk zeeman namen hebben gegeven waarbij de zee zelf haar zout verliezen zou.

Jaapie voelde 't meest het affront van die ongewenste tussenkomst, want dat is zo overal in de wereld, als ge iemand iets afzet dan staat er steeds een ander gereed om hetzelfde met u te proberen.

- ‘Ja, riep hij, dat zijn wij allemaal en beter dan alle paapse fijnen.’

En om te bewijzen dat hij de overtuigde waarheid sprak, zond hij een paar van zijn meest indrukwekkende krachtwoorden naar Pieter Fardés hoofd.

Deze wachtte een poosje. Het was alsof hij Jaapie niet eens zag staan.

[pagina 12]
[p. 12]

- Arme dwazen zijt gij, zo ging hij voort. Noemt gij u kristenen? Wat zijn uw woorden? Gij vloekt de naam van God en gij behandelt uw medevaarders veel erger dan riekende vis. Wat zijn uw daden? Gij drinkt als redeloze schepsels, gij tuist en speelt...

Lange Bram scheen dat nog al redelijk te vinden terwijl Jaapie een laatste gebrul aanhief.

- Ja, tuisen, drinken en vloeken. Zijt gij kristenen. En moest de zee u nu verzwelgen of kwamen de Morianen of de zeerovers uit Algiers u over het lijf gevallen om er met hun ronde kling de wind uit te laten, zoudt gij dan bereid zijn om hierboven rekenschap te geven?

Pieter Fardé had een stem die klonk, veel harder dan de scheepsbel, en een paar van die grijs-groene ogen waar nooit stralen inzitten maar die kijken alsof er daar, heel van binnen, iets rustig, krachtig aan 't branden staat.

- Wij zullen dat zaakje fluks opknappen, meende Jaapie tot Bram.

Bram zei niets. Maar hij, en ook Jaapie en al de anderen, waren wel een beetje beschaamd dat zij de paap baas hadden laten spelen op hun eigen boord.

Dit was nu een kerel die daar haast alleen stond onder scheepsvolk dat van ouder tot zoon wel niet vroom maar toch hardnekkig protestants was. Van de Turken in Palestina had hij haast minder afgezien dan van de stijve hardspreukige gereformeerden die de Bijbel afdreunden alsof zij daar speciaal voor op de wereld waren gezet. Maar Pieter Fardé trok zijn gordel dichter, deed niet eens alsof rondom hem ruig weer was en stapte door.

Zo kon het scheepsvolk twee dagen na deze kijfpartij, een briefje lezen dat aan de fokmast was genageld. In sierlijke, grote letters stond bovenaan: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven’ en dit was verder uiteen gedaan door zeven punten.

De filozofie van de matrozen ging erover heen als een stort-

[pagina 13]
[p. 13]

vlaag over dek. Maar Pieter Fardé liep rond, hoorde hun opvatting over geloof en kerk en preekte erop los dat de kundigste Bijbelciteerders het opgaven.

En hij deed het des te beter daar hij een man was met gezonde taal die in de omgang met vele volkeren het natuurlijke verstand niet had verspeeld dat moeder Vlaanderen aan haar buitenjongens geeft.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken