Dat duurt een ogenblik, en het houvast is weg. Elk woord dat u heeft gekwetst komt op u aangedraafd, elk gezicht dat door zijn vijandige onbegrijpen u heeft gesard staat klaar voor u. Zij die dan dromen kunnen van een wereld waarop die mensen geen bestaan hebben, kunnen schuilgaan in een oaze van gelukkige begoocheling: zij kunnen de zee zien en de horizonten met zeilen die gaan en komen, zij horen het lied van de ruimte en de fantazie van alle eeuwen komt over hen. Het is een grote troost dat een mens ook wakend dromen kan.
Maar de pijn komt weer, gelijk de golfslag oprijst na de rust van een andere golfslag. En dat is de grootste beproeving die God onder de mensen heeft gezonden. Het ritme van de pijn der ziel, het ritme van de verlatenheid van de ziel, die eentonige altijd maar aanrukkende golfslag van de verlatenheid.
Daar is veel in het leven dat pijn doet. Pijn om de kinderen, pijn om alle mensen. Pijn om de mensen die menen dat zij beter zijn dan gij zelf en die hun menselijke goedheid en hun menselijke waarde in het formuleren van een principe hebben vastgezet. Pijn om de miljoenen die gij niet kent en die tegen elkaar worden opgedrild, pijn om de enkelen die gij kent en die u allen hebben ontgoocheld.
Maar de grootste pijn in het leven is als gij u zelf verlaat, als gij wankelt in u zelf. Dan is de hemel gesloten en God schijnt ongenaakbaar. Zij die uw leven delen leven dan naast u, niet u. Hun goedheid kwetst en hun troost is een nieuwe pijn.