Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk 2 (1959)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.38 MB)

XML (0.97 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk 2

(1959)–Filip de Pillecyn–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 43]
[p. 43]

Zaken zijn zaken

Dit was een lelijke streep door Soera Belijn's rekening. Hij had zijn slaaf de vrijheid beloofd na het voltrekken van het gebouw. Maar sedertdien had hij voor hem 200 rijksdaalders uitgegeven en het koopmansinstinkt schreeuwde luid in hem dat deze zouden verloren gaan. Hij was kristen geworden, hij was gedoopt, maar hij had zijn gewoonte als handelsman. Onze handelslui zullen best begrijpen hoe een katoliek koopman van twee en een halve eeuw geleden ook ten opzichte van de geradbraakte minderbroeder zijn boeken wilde aanzuiveren.

Hij deed zulks op redelijke wijze. Hij liet aan Pieter Fardé horen dat hij de 200 rijksdaalders had betaald nadat hij hem de kosteloze vrijheid had aangeboden. Dat hij een man was die lopend kapitaal nodig had voor zijn zaken, dat hij ook tegenover zijn gezin verantwoordelijk was voor het beheer van zijn bezit. Hij voegde eraan toe dat deze bekommering niet het minste zijn gehechtheid aan het kristendom en zijn genegenheid voor Pieter Fardé in de weg stond.

Pieter Fardé dankte hem voor deze hartelijke woorden en schreef zonder uitstel aan een Hollands koopman, de heer M. Colck, die een kantoor open hield te Sint-George d'Elmina, in Guinea. Als een trouwe zoon van zijn land praktizeerde deze heer de wissel en de bankoperaties met stiptheid en in een geest van redelijk profijtbejag, wat hem, mitsgaders zijn uitgebreide handel in inlandse produkten, vermogen en het daarmee samengaande aanzien had bezorgd. Hij antwoordde dan ook zonder uitstel met een even beleefde als zakelijke brief. Hij zou instaan voor de 200 rijksdaalders van Soera Belijn, zohaast hij van de firma Bartholomeus Colck te Amsterdam bericht had gekregen dat aldaar 200 rijksdaalders ten krediete van de eerwaardige heer Pieter Fardé, gedomicilieerd in het konvent der minder-

[pagina 44]
[p. 44]

broeders rekollekten te Gent en tijdelijk verblijvende te Agades p/a weledele heer Soera Belijn, waren neergeteld.

Pieter Fardé liet er geen gras over groeien. Hij schreef aan zijn broeders en zusters of zij deze som voor hem konden samenbrengen. Viel het hun echter te zwaar, dan was het hem even aangenaam en hij zou er een vingerwijzing Gods in zien een tweede maal verkocht te worden... Hij schreef hun terzelfdertijd een lange bespiegeling over ‘het geloof zonder de werken dat het geloof is der duivelen’, zoals dit wordt uiteengezet door de H. Jacobus, met de voorbeelden van Abraham en Rahab. Hij stortte zijn wijsheid uit met overtalrijke citeringen uit Mattheus, Paulus en Johannes, wees er hen ten slotte op dat de beste weg om de 200 rijksdaalders naar Amsterdam te krijgen was, terstond een wisselbrief te bestellen bij Jan Greniers, achter het klooster, en zegde een laatste maal aan zijn broeders en zusters blijde te wezen en eensgezind.

Van zijn marteling aan de galg en zijn foltertocht door de straten van Agades heeft hij echter geen woord gerept. Dat is tot ons gekomen door een brief van zijn lotgenoot Daniël van Breuckel, die het lijdensverhaal van Pieter Fardé aldus besluit:

‘Ook bid ik Ue als Ue zoudet antwoorden op enen of anderen zyner brieven, vermeld niet wegens hetgeen hy voor den godsdienst geleden heeft; want hy zou het my kwalyk nemen dat ik daerover geschreven heb.’

Wij kennen allemaal mensen die voor een zaak welke zij als goed beschouwen, wat hebben verdragen. Zij zullen niet in het openbaar de wonden tonen van hun ziel, opgedaan in de vervolging, noch op de armoede wijzen van hun tafel. Maar als zij u alleen hebben bestormen zij u om uw bewondering. De bitterheid riekt uit hun woorden en gij voelt u tegenover hen gegeneerd omdat gij ze niet zo volledig kunt bewonderen als zij het zelf doen.

En nochtans, dat zijn achtenswaardige mensen die het offer

[pagina 45]
[p. 45]

niet betreuren dat zij hebben gebracht... Het zijn van de besten onder ons en geen mens zal er om denken hun trots om het geledene te kleineren. Maar de man die aan de galg in Agades uit het leven werd geranseld en, geweigerd door de dood, niet de vreugde wilde kennen van het navertellen, die behoort tot het ras dat nooit sterft, zelden gekend is en nooit geprezen: de belijders die tevens martelaar zijn.

Zo ken ik er geen rondom mij.

En gij ook niet.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken