Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk 4 (1959)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.37 MB)

XML (1.00 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk 4

(1959)–Filip de Pillecyn–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De ‘Nieuwe Tijd’

Uit de ‘Swigende Eede’ was meer voortgekomen dan gezellige bijeenkomsten en vriendelijk gesprek: waren de mensen die samenkwamen onder de ‘Groene Tente’ nog student geweest, ze hadden voorzeker iets veranderd of uitgebreid aan de ‘Vlaamsche Vlagge’. Maar zij waren die jaren voorbij. Een klub als de hunne echter moest iets stichten: de vrucht van hun samenkomsten was ‘De Nieuwe Tijd’, waarvan het eerste nummer verscheen op 5 november 1896.

[pagina 378]
[p. 378]

Weekbladen zoals ‘De Nieuwe Tijd’ bestaan er thans niet in Vlaanderen. ‘De Nieuwe Tijd’ wilde zijn een ‘weekschrift uitgegeven voor verstandig en geleerd volk’ en het heeft zijn doel volkomen bereikt. Elke donderdag heeft het, gedurende vijf jaar, artikelen gebracht over kunst, politiek, godsdienst en sociale vraagstukken. En de vaardige pen van Dr. Lauwers, afwisselend met de sekure en klare artikels van zijn kollega Depla, vulgarizeerde er de geneeskundige vraagstukken ten gerieve van alleman.

Vijf jaar lang heeft Hugo Verriest er, week aan week, in geschreven. Het werk dat hij heeft uitgegeven is de bloemlezing van wat, naar zijn oordeel het beste was uit zijn bijdragen van ‘De Nieuwe Tijd’. Zo werden ‘Twintig Vlaamsche Koppen’ - ‘Op Wandel’ - en ‘Regenboog’ gebundeld. Ook de meeste zijner voordrachten, in boek verzameld, verschenen in dit weekblad.

Maar hoeveel lezenswaardige stukken zijn er, buiten deze bundels, niet van hem opgenomen in dit blad waarvan de kollektie een rariteit voor bibliofielen is geworden. En hoe helder een licht wordt door sommige van de vergeten, zegge onbekende artikels op de natuur van Verriest geworpen.

‘De Nieuwe Tijd’ was vlaamsgezind, dat spreekt vanzelf. En hij was ook dwars-door demokraat, - en die laatste hoedanigheid had een voorrang in de kopij van het blad. De encycliek ‘Rerum Novarum’ die te dien tijde in leidende kringen ongeveer behandeld werd zoals de vredesbrief van de Paus na de wapenstilstand, werd er doorlopend in behandeld. En Hugo Verriest, die geen politieker was, werd medegerukt in de ‘Rerum Novarum’-jacht van zijn mede-redakteurs. Veel heeft hij er niet over geschreven, een drietal artikelen slechts. Maar zij zijn duidelijk en sterk door de natuurlijke bewijstrant die van al zijn betogen zo'n gemakkelijke indruk nalaat.

‘Wij denken, vol eerbied en dank voor het oude, dat aanbreekt een nieuwe tijd in nieuwe eeuw, wijzigen de oude rich-

[pagina 379]
[p. 379]

ting, en aan het volk, dat eigen bestaan en eigen macht vraagt, zeggen wij luide en klinkend en genegen en welgezind: Ja!’ Hij heeft het ook, met vinnigheid, tegen de konservatieven die de demokraten trachten dood te verven met ze voor socialisten te verslijten.

De verachting en de onredelijkheid van de patriarchen der katolieke Ark dreven sommigen buiten de partij. De gewone taktiek: men smijt iemand buiten en noemt hem dan scheurmaker.

Hugo Verriest waarschuwde zijn vurige demokratische vrienden: ‘niet nevens de partij’. En hij voegt erbij aan 't adres van de konservatieven:

‘Maar die niet zien of willen dat buiten de oude catholike bewaarderspartij er een nieuw volk is; dat er tegen nieuwen vijand, nieuwe vriend staat, dat er sedert de nieuwe kieswet eene zee woelt die niet gedijkt is of door vaarten geleid; dat de nieuwe tijd gaat naar het volk;

Die niet willen luisteren naar hooger stemmen die zeggen: toekomende eeuw zal de eeuw zijn van het volk en van zijn meesterschap.

Die dat deel van meesterschap en eigen woord en wil en gebod weigeren en bestrijden,

die blijven zeggen:

Wij zullen voor het volk zorgen, -

niet het volk, maar wij;

Zij ook zijn mis.’

De houding die men zowat van hogerhand tegen de jonge demokratische stroming aannam, kwam vrijwel overeen met de muilentrekkerij waarin men zich tegenover het jonge flamingantisme naar hartelust geoefend had. Men keurde niet af, maar... - men aanvaardde een algemeen beginsel, maar elke logische toepassing van dat beginsel werd halsstarrig tegengewerkt. Ja, de Paus had gesproken, maar het was niet van hogerhand dat het onsterfelijke schrift werd mondgemeen gemaakt.

[pagina 380]
[p. 380]

Hugo Verriest noteerde erbij in zijn aantekeningen:

‘Wij zijn in België en andere landen ook misschien, in een wonderlijke gesteldheid. Die wat veel spreekt van Encyclique of wereldbrief, wordt met scheele oogen bezien, en wordt alzoo half verdacht van een kwade geest te zijn, een scissionaris, een oproermaker, een halve ketter.

Ja, die van den wereldbrief zwijgt, maar wat veel van Paus Leo XIII spreekt, hem wat hoog verheft, en wat dikwijls leve de Paus, of: vive Léon XIII roept, wordt ook inwendig afgekeurd, mistrouwd en verdacht.

Wij spreken natuurlijk van hetgeen er binnen in het hoofd, binnen in het hert gebeurt, en niet van hetgeen er openbaar gezeid en geschreven wordt. Daar is 't van notre grand pape; notre illustre pape.’

Ja, Hugo Verriest was een kristen demokraat van de eerste ure. Hij kon niet meegaan met de mensen die hun demokratie met een gebaar van bovenaf aantoonden met te zeggen: ‘Voyez nos œuvres,’ maar die willen dat, als er iets voor het volk gebeurde, het door hun handen ging; die hun ‘œuvres’ gebruiken als een maneuver-massa voor hun eigen macht. Hoe aktueel zijn die drie, vier artikelen van Hugo Verriest nog na zoveel jaren.

Hij was ‘un affirmant’ en niet ‘un combattant’, zoals Firmin Vanden Bosch heel juist over hem zegde: ook zijn strijdende artikelen in de aard van de hierboven vernoemde een zeldzaamheid en de lange reeks van bijdragen die hij regelmatig, week na week, gedurende vijf jaar in de ‘Nieuwe Tijd’ heeft laten verschijnen. Zo ook is het Vlaams-strijdend proza dat van zijn hand in het blad kwam, uiterst zeldzaam.

Een paar stukken dienen vermeld: het eerste waarin hij de weledele heer baron Surmont, die hij te Ieper wel had gekend, naar de oren tast. Die edele senator had, in zijn kiesmeetings, ten voordele van de Vlaamse rechtseis gesproken. Natuurlijk. En die Vlaamse rechtseis bestond in dat zeer elementaire gelijkheidsvoor-

[pagina 381]
[p. 381]

stel Coremans-De Vriendt. Als het er nu op aankwam, bestreed baron Surmont, in gezelschap van zijn katolieke kollega's van Ieper in het parlement, het voorstel als ongrondwettelijk, ontoepasselijk, overdreven. Hugo Verriest liet het hem horen en pakte bij die gelegenheid de hele bende Ieperse schoonweermakers in huis:

‘Dat is de oude Surmont niet.

Wat of wie er daar bachten?

Aardig ook het gevolg daarvan voor Ieper en het Iepersche.

Stad en streek zitten in 't ongemak, en durven, over kwestie van kiezing, noch handelen, noch spreken, noch... peizen.

Wat gedaan?

Wat zal er gebeuren?

Belet wel in geheel het Iepersche, niemand die over kiezing spreken of piepen durft; niet uit benauwdheid of dwang, maar uit ongemak.

Hooger wereldlijke overheid - zwijgt.

Hooger geestelijke overheid - zwijgt.

Pastors en priesters - zwijgen of zeggen: Sst!’

En hij verduidelijkt deze gedachte de week nadien in een artikel, dat zijn levensleuze als titel draagt: ‘Ons volk moet herleven.’

‘Moest het gebeuren dat de wet wederom verworpen en de vlamingen weer naar Brussel geroepen worden, en wilden wij onderpastoors en Pastoors een woordeken zeggen: Geheel Vlaanderen staat op, en Brussel zou - geen vijftien duizend - maar honderd duizend Vlamingen door zijne straten zien stroomen...

Wat zou het zijn kwam er een woord, een enkel woord van een onzer bisschoppen!

God spare mij! het ware de zondvloed!’

Het woord dat de sluizen van de zondvloed moest openzetten, is achterwege gebleven.

[pagina 382]
[p. 382]

Vijf jaar lang heeft ‘De Nieuwe Tijd’ het volgehouden. Het laatste nummer verscheen op 21 oktober 1901. Dezelfde ploeg opstellers bleef er onvermoeid aan de arbeid en leverde er van het voortreffelijkste journalistieke werk dat in Vlaanderen kon verricht worden.

Naast de vlugge, klare studies van Verriest en de gemoedelijke en onderhoudende vulgarizatieartikels van Dr. Lauwers en Depla, zorgde E. H. Lauwers voor een uitstekende sociale kroniek en Streuvels gaf er van zijn eerste schetsen in uit.

In 1912 dacht Hugo Verriest eraan het blad opnieuw uit te geven. Het bleef zoals zovele zaken bij een goed voornemen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken