De predikant Verriest
De fijne esteet die in zijn onderwijs een hele traditie van bewondering voor versteende grootheden had doodgeslagen, kon zijn kristelijke leer aan het buitenvolk zó voorhouden dat zij hun begrijpende voldaanheid uitdrukten in een ‘de pastoor heeft het weerom eens goed gezegd’. Zoals alles wat hij voorhield, waren de sermoenen van Verriest steeds zorgvuldig voorbereid. Eenvoudig, klaar bevattelijk door het direkte dat hij eraan gaf, door zijn aanhoudend verband met het gebeurende van de dag. Over de opgeruimdheid, over de kristelijke geest die niet alleen in de kerk maar in heel het leven moest liggen en blijken, en veel, heel veel over het gebod van de naastenliefde waarvan de schitterende historie van Sint-Maarten een eksempel is: ‘Ik wille U een hoog sermoen doen. Ik rake daarin met ontroerde handen, ontroerde lippen en woorden aan het grootste geheim en de grootste macht van onzen Godsdienst,’ aldus begint hij zijn preek op Sint-Maartensdag. Altijd, onverflauwd, de predikatie van de goedheid.
Maar wat telkenjare een gebeurtenis was in de streek, dat waren de vastensermoenen. Dat was het lievelingstema van Verriests kanselwelsprekendheid. Zorgvuldig heeft hij er de schema's van geklasseerd en bewaard. En niet zonder ontroering leest men op het grote blad in onbeholpen en dansende lettertjes:
1916 - Laatste Passiesermoen.
Jezus Christus aan het kruis,
Zijn lijden - en zijne woorden
en daaronder staat zijne Moeder
zijn lijden - haar lijden
zeven woorden zeven zweerden
O moeder U spreke ik aan in deze avond