Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verzameld werk 4 (1959)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.37 MB)

XML (1.00 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verzameld werk


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verzameld werk 4

(1959)–Filip de Pillecyn–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Lauwerkransen

De populariteit van Verriest te dien tijde kan best worden gemeten aan de bezorgdheid die sprak uit heel de pers, toen hij in 1904 met een zware pleuritis geteisterd werd. Hij maakte de gevaarlijke ziekte door en het was wonderlijk om horen hoe luid de verering sprak uit de blijheid van honderden stemmen in Nederland en Vlaanderen.

Zijn ziekte en genezing vielen ongeveer samen met de 30ste jaargang van de ‘Vlaamsche Vlagge’. En men kon geen schoner en tevens beter verdiende hulde brengen aan Verriest dan door het feestnummer dat hem werd gewijd. De Vlagge verscheen op extra-papier. Zijn vrienden uit de ‘Swigende Eede’ en zijn oud-medewerkers uit de ‘Nieuwe Tijd’ schreven er bladzijden in vol oprechte bewondering. Persijn en Lauwers, D. Van Haute en Streuvels, Cuppens en Muyldermans o.m. zonden hun bijdrage voor dat nummer.

De tijd van de eer, de officiële eer, was aangebroken. In 1906 werd hij briefwisselend lid van de Kon. Vlaamse Akademie en doctor honoris causa van de Leuvense Universiteit. Hij genoot deze eerbewijzen, oprecht, in kinderlijk geluk. Waar hij verscheen, straalde de blijdschap uit hem; als Verriest op een feest was, dan werd hij het middenpunt van het feest. En als hij een zaal binnentrad, met tintelende ogen en gehuld in de reusachtige wollen sjaal die de nonnetjes van Ingooigem te zijner intentie hadden gebreid, dan dreunde de ovatie onbedaarlijk rondom hem.

Zo was de grootse Rodenbachviering in 1909 tevens een

[pagina 398]
[p. 398]

triomfdag voor Verriest. En was het niet een deel van hemzelf dat hij daar gestandbeeld zag? De Blauwvoet die zijn vlerken spande boven het hoofd van zijn geniale geesteskind, moest toch zijn vlucht kiezen over de storm die door Verriests lering en woord ontketend was.

Bij de inrichters was het een angstige vraag te weten of Verriest zou kunnen aanwezig zijn. Hij zat weer geplaagd met de jicht en de tijdingen die zij uit Ingooigem ontvingen, klonken niet hoopvol. Zodat men, de dag zelf van de viering, eraan begon te wanhopen hem te zien. De zaal waar de feestviering gehouden werd, was stampvol: jubelende studenten, rumoerig en geestdriftig volk. En toen de zitting bezig was, kwam daar almeteen Hugo Verriest binnengesukkeld; ze sjouwden hem op de trap, lastig en met trage, kranke stapjes. Maar toen hij op het verhoog gekomen was, almeteen, kwam er vlugheid en leven in 't stramme lijf van de oude pastoor. En zijn rede maakte een indruk die onvergetelijk is bijgebleven.

Enig! zoals in 1900 enig was de feestvergadering der letterkundigen in de tentoonstelling te Brussel. Verriest moest er spreken en de koning en de koningin zouden de zitting bijwonen. Verriest had lange tijd vooraf met deze voordracht in het hoofd gelopen. Hoe zou hij de vorsten wel aanspreken? Sire? Mevrouw? Neen, na lang zoeken had hij het gevonden en hij zei aan zijn vertrouwden: ‘Ik zal ze aanspreken: Koning, Koningin. Is dat niet prachtig?’

Wel ja, dat was prachtig. En dat klonk zo vorstelijk uit de mond van Verriest dat hij zelf erbij hoger groeide en op hetzelfde plan kwam te staan als zijn verheven toehoorders. Hij sprak over de dubbele bloei van de Vlaamse letteren in het boek en in het wezen van ons volk. Nergens schoner openbaart zich het wondere aanpassingsvermogen, die takt-in-de-literatuur van Verriest. En veel edeler verschijningen zal Albert I wel nooit voor

[pagina 399]
[p. 399]

zich hebben gezien dan de Vlaamse pastoor met zijn medaillonprofiel en zijn onnavolgbaar klankrijk woord, die zei:

‘Ik, Hugo Verriest, de simpele pastor van te lande, ik sta in het licht, in de waaiende lucht, met mijn hooger vlaamsch denken, met mijn hooger vlaamsch willen, geworden en gegroeid uit vlaamsche kracht en kunst, tot vlaamsche schoone beschaving, en voor uwe majesteit in dien krachtigen toog van de wereldkrachten, ik spreek hier mijn vrij vlaamsch woord.’

En zelfbewust. - ‘Wie zal er den vlaming tegenhouden en zijn weg versperren?

- Niemand.’

En waardig: ‘Ik groet U, o Koning;

Ik groet U, o Koningin.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken