Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zeventiende en achttiende eeuwsche notarisboeken en wat zij ons omtrent ons oude notariaat leeren (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zeventiende en achttiende eeuwsche notarisboeken en wat zij ons omtrent ons oude notariaat leeren
Afbeelding van De zeventiende en achttiende eeuwsche notarisboeken en wat zij ons omtrent ons oude notariaat leerenToon afbeelding van titelpagina van De zeventiende en achttiende eeuwsche notarisboeken en wat zij ons omtrent ons oude notariaat leeren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.22 MB)

XML (0.78 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

studie
non-fictie/geschiedenis-archeologie
non-fictie/rechtswetenschap


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zeventiende en achttiende eeuwsche notarisboeken en wat zij ons omtrent ons oude notariaat leeren

(1948)–A. Pitlo–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 93]
[p. 93]

Hoofdstuk X

Instructie
in 't
Notaris-ampt,
ende voorts in de beginselen van de
Reghten
en
Practijcke.
Vergadert en te samen gestelt, door
Cornelis Kos
Notaris en Procureur tot Hoorn.
Tot Hoorn, Gedruckt bij Stoffel Jansz. Kostingh. 1686.

Waarschijnlijk is het alleen mijn notarieele docentenbloed, dat mij sympathie inboezemt voor dit boek. Want, ik moet toegeven, wat is het onverzorgd, zoo maar neergesmeten, een dictaat, welks samensteller zich nauwelijks den tijd en de moeite heeft gegund voor het in druk verschijnen hier en daar iets bij te vijlen. Maar wat is het intelligent, wat is het gemakkelijk van allure en wat is de schrijver een uitstekend docent. Het boek spreekt direct aan, de auteur heeft plezier in zijn werk gehad, maar hij was te slordig en nonchalant om een juridisch volledig verantwoord werk te schrijven. Het ontbreekt hem aan bezonkenheid, aan juridische schooling, aan streng te hebben leeren denken; maar feeling, intuïtie is er.

Kos deelt in zijn Aen den Leser mee, dat hij twintig jaren Clercken heeft onderwezen en daarom, zoo schrijft hij: ‘soo heb ick voor mijn gemack, en tot haerder onderreghtinghe, eenige dingen in geschrift gestelt, op dat se des te beter soude verstaen, 't geene ick haer dagelijcks uyt Hugo de Groot, en andere Autheuren

[pagina 94]
[p. 94]

hebben soecken te leeren. Maer om dat het copieren veele moeyten en Schrijf-fouten veroorsaeckte, soo heb ick nu eenige van die dingen laten Drucken’.

Kos stamt uit een typische notarisfamilie. Hartongs protocollenregister maakt melding van niet minder dan veertien notarissen van dezen naam (daar geschreven: Cos), bijna allen resideerende in het noorden van Noord-Holland, Hoorn, Medemblik, Edam, Alkmaar. De rij opent in 1590, de laatste defungeert in 1750. Cornelis Kos is 49 jaar notaris geweest, eerst te Edam, daarna te Nieuwe-Niedorp, te Medemblik en tenslotte te Hoorn. In het jaar, waarin de eerste druk verschijnt, 1686, is de schrijver sinds twee jaar notaris te Hoorn, waar hij het ambt zal bekleeden tot 1703. Ruim dertig jaar notaris is hij, en twintig jaar opleider voor het examen als hij zijn werk uitgeeft. Geen wonder, dat wij in het gansche werk voelen, dat een man uit de notarieele wereld aan het woord is. In geen der andere door notarissen geschreven notarisboeken proeft men dit zoo duidelijk als hier.

Een opleider, die een praktisch dictaat in elkaar had gezet, waar zijn leerlingen, die de Groot en van Leeuwen veel te moeilijk vonden, mee dweepten. Op aandrang van zijn leerlingen publiceert hij het, als het ware met een slordig gebaar. ‘Onfangh dan dit Werckje als iets geringhs’. Een voorwoord ‘Aen den Leser’ van een halve pagina, in tegenstelling tot de langademige toespraken in dien tijd gebruikelijk. Geen opdracht aan een of andere authoriteit, geen eeredicht, geen titelprent. Het is zoo simpel mogelijk. Bovendien is het gedrukt bij een klein mannetje (Stoffel Janszoon Kortingh te Hoorn); het lettertype is voor dien tijd reeds verouderd, evenals de bladindeeling en de wijze van binden; en de pagineering is zoo - iets waar een drukker die zich respecteert nooit zijn medewerking aan zou hebben verleend - dat de oneven getallen op de linker pagina's staan.

Een docent voor wien de studenten groote waardee-

[pagina 95]
[p. 95]

ring zullen hebben gehad. Hij weet spijkers met koppen te slaan, hetgeen noodzakelijk is om voor den beginneling helder te zijn. Een groot jurist was de schrijver niet, maar hij wist wat er op zijn gebied te koop was en op welke plaatsen voor de studenten de moeilijkheden schuilen. Iedere waarachtige docentennatuur maakt, als hij met doceeren aanvangt, dictaten. De jonge docent worstelt dan nog zelf met de stof en deze worsteling om eigen moeilijkheden te overwinnen werkt animeerend op de leerlingen. Er is actie. Men kan een zoo uitstekend docent zijn, terwijl men maar een heel klein beetje meer weet dan zijn discipelen! Ja, de uitzonderingen niet te na gesproken, in dien tijd van het leven staat men als docent op zijn hoogtepunt. Want later gaat men de stof beter beheerschen, hetgeen de innerlijke spanning bij het doceeren doet afnemen; meer en meer rijst men boven de details uit, de vergezichten strekken zich steeds wijder uit; men komt tot vroeger nooit-gedroomde samenvattingen; men wordt onherroepelijk, onafwendbaar, steeds geleerder. En gaat tenslotte een taal spreken, die voor den student niet meer te vatten is. Het is de tragiek van den docent (van de meeste docenten), dat zij met het dieper doordringen in hun wetenschap slechter docent worden. Naarmate voor henzelf de zaken steeds heldèrder worden, geraken zij steeds verder af van het bevattingsvermogen van den jeugdigen mensch, die naar hen luistert. Zij zelf komen dan tot de groote vereenvoudiging, de samenvatting van de geheele stof in enkele groote lijnen; maar dan staan zij op een hoogte, die de jonge mensch niet bereiken kan, er is er dan nog maar één op de tien die aan hun lessen het volle nut ontleent. Nu neme men het met deze tragiek niet te tragisch. Want de meeste docenten zijn zich hun geheele leven van deze zaken niet bewust en meenen, dat zij het steeds beter doen. En dan spreek ik hier alleen nog over hen, die van nature docent zijn. De meeste docenten zijn dit bij toeval geworden en

[pagina 96]
[p. 96]

het is dus toeval als zij goede docenten zijn. Ook deze bemerken weinig of niets van dit alles.

Kos nu heeft dit dictaat geschreven in een periode van zijn leven, waarin hij zelf nog niet veel meer wist dan zijn studenten. De wetenschap zou er niets bij verloren hebben als dit boek ongeschreven was gebleven. Maar nog eens: wat is het helder voor den student! Het is ongeacheveerd, het kent geen relativiteit, het krioelt van onnauwkeurigheden voor wien er dieper op in kijkt; maar van dit alles bemerkt de student immers niets; die weet alleen, dat het voor hem een duidelijk boek is. Kos' werk doet mij onweerstaanbaar denken aan een werk in ons land, nu ongeveer twintig jaar geleden, geschreven over een onderdeel van het burgerlijk recht. Dit boek is vernietigend gerecenseerd, zoo vernietigend, dat er een proces op is gevolgd. Inderdaad, het boek had fouten, het zat vol onnauwkeurigheden, maar voor den beginner was het helder, de voorbeelden uit de rechtspraak waren raak gekozen. Studenten vonden het een goed boek. Het had een beter lot verdiend. Ook dit boek was uit een dictaat ontstaan, het dictaat van een man, die geen geleerde, maar een uitstekend docent was. De criticus was een man van hooge wetenschappelijke gaven. Zelfs de meeste menschen van het vak oordeelen zijn werken als te zwaar.

Wij hebben dus te maken met een leerboek, geschreven om den toekomstigen notaris steun te verleenen, die in de breed opgezette werken van de groote juristen het spoor wel eens bijster raakt, niet geschreven als handleiding voor de praktijk. In dit leerboek wil de schrijver een exposé geven van wat er op een notariskantoor al zoo voorkomt en hoe men telkens weerkeerende moeilijkheden zoo goed mogelijk kan opvangen. Het is dus in zekeren zin de tegenhanger van van Aller. Van Aller zoekt het in de breedte, betrekt onderwerpen in zijn notarisboek, die ons doen afvragen: wat heeft dit nu nog met het notariaat te maken? Kos is puur en

[pagina 97]
[p. 97]

louter notarieel. Het lijdt geen twijfel of ook anderen dan studenten voor het notarieel examen hebben het werk geraadpleegd. Want het heeft drie drukken beleefd, den derde in 1729.

Geen wonder, dat een zoo bij uitstek notarieel man, als deze auteur is geweest, meer dan de helft van zijn werk besteedt aan huwelijksgoederen- en erfrecht. Het boek telt 168 bladzijden, waarvan de laatste dertig gewijd zijn aan procesrecht. Bijna 90 bladzijden zijn uitgetrokken voor de genoemde specifiek notarieele onderdeelen.

De typische repetitor: Kos is dol op schema's en tabellen; de student heeft dat graag, hij is nog niet voldoende rijp om in abstracties te kunnen denken, hij ziet graag rijtjes en teekeningen voor zich. Kos strooit dan ook kwistig met geslachtstafels. Op de eerste pagina, waarop de toespraak ‘Aen den leser’ gedrukt staat, valt hij met de deur in huis door onmiddellijk in aansluiting daarop een Onderregtinge af te drukken van den volgenden inhoud: ‘Den Leser sal op verscheydene plaetsen Geslacht-registers vinden, sonderlinge in de verhandelinge van de successie ab in Testato. Om dese wel te verstaen, soo gelieft verdacht te wesen,

Dat d'overlevende, van wiens Successie of nalatenschap wert gehandelt, staet gedruckt met een Romeynsche Letter,

De Doode Luyden in het geslachte met een Letter die men Cursyf noemt,

Ende de Levende met een Duytse Letter.

‘Om voorts d'ordre van de Op-gaende, Neergaende, en Sijd-maegh-schappen te verstaen, soo heb ick hier eenige exempelen gestelt’. En zoo ziet de schrijver warempel kans zijn boek te beginnen met een paar bladzijden gevuld met stamboom-teekeningen. Hij slaagt er voorts in voor p. 23 reeds op drie verschillende plaatsen, terwijl er van erfrecht nog geen sprake is, geslachtstafels tusschen den tekst in te lasschen.

[pagina 98]
[p. 98]

Een omschrijving van den notaris zoeken wij hier tevergeefs. Deze schrijver met docentenervaring achtte dit overbodig, een nuttelooze geleerddoenerij. Dezelfde ervaring, die hem het verwijzen naar andere auteurs doet nalaten. Er is immers toch bijna geen lezer die zich de moeite geeft de plaatsen naar welke verwezen wordt op te zoeken! In een leerboek is het noemen van vindplaatsen slechts tirelantijn, de leerling gelooft op gezag. Dat ook de verwijzing naar de wettelijke regeling ontbreekt, zou in een modern studieboek niemand goedkeuren. Maar in dien tijd, toen deze onderwerpen slechts voor een gering deel in de wetgeving lagen verankerd, maar voor het overgroote deel op het ongeschreven recht berustten, kan het ons bij een schrijver als Kos niet verwonderen, dat hij nergens naar ordonnantie, plakkaat of verordening verwijst; want ook hier heeft deze practicus gedacht: welke discipel beschikt over boeken waarin hij deze zou kunnen opslaan. Geen hedendaagsche student in de rechten, die geen Fruin of eenige andere verzameling van wetten op zijn bureau heeft liggen. Maar dat was drie eeuwen geleden anders.

Wel vinden wij, op p. 1, opgesomd waar een notaris aan behoort te denken bij het opmaken van zijn akten. Zonder systeem. Maar al wat men noodig heeft, is hier te vinden. Dan volgt op p. 2: van procuratien - waarmee de uiteenzetting van het burgerlijk recht, als in menig ander notarisboek, opent. De heldere, eenvoudige docent is hier aan het woord, voor den geleerde nog al goedkoop, voor den student de docent par excellence. Eerst de definitie van lastgeving in het algemeen. Dan volgt een aantal onderscheidingen van lastgeving, die ik als staal van den trant van dit boek hier voor een deel doe volgen: ‘Dese Last-gevinge wert onderscheyden na haer voor-werp, want somtijts geschiet sulcks ad lites somtijts ad negotia.

Procuratie ad lites werden gegeven aan Procureurs off andere, die een sake bedienen voor de Justitie.

[pagina 99]
[p. 99]

Ad negotia werden gegeven aen allerley Persoonen, om sekere saken, 't sy van Koop, Huer, of iets anders te doen.

Beyde soorten sijn generael, oft speciael.

Genelare Procuratien ad Lites, sijn om alle Processen, 't sy voor een, ofte voor veele Vierscharen te bedienen.

Speciale, om te bedienen eene ofte meerdere Saken, die dan in specie werden genoemt.

Generale Procuratien ad Negotia, sijn om allerleye handelingen in sekere gewesten, off Contreyen te verrechten, oock hier te Lande, voor iemant die absent is, off verhinderinge heeft, om de sake selfs te doen.

Speciale om alleen te verrichten, sekere perticuliere affairen, ofte Saeken’.

Dergelijke eenvoudige omschrijvingen, die den student houvast bieden bij zijn verdere schreden, vinden wij door het geheele boek verspreid. Op p. 67 o.a. vinden wij een soortgelijk schema voor ‘hypothecatien’. Men kan dit alles schoolsch vinden. Maar was er in ons land sinds Karel V ooit een onschoolsche opleider voor het notarieel examen die succes met zijn élèves had?

De schrijver vangt elk onderwerp aan met een theoretische beschouwing, waarin men opmerkingen vindt over die zaken, waaraan de notaris moet denken. Hierop volgen één of meer modellen. Onnoodig te zeggen, dat de casusposities in deze modellen behandeld frisch en zóó uit het leven gegrepen zijn. Hiervan getuige een formulier voor een attestatie, voorkomende op p. 12.

‘Attestatie negative, om een quade beschuldigingh te ontsenuen, en om
verre te stooten.

Compareerde Pieter en Cornelis, te kennen gevende dat haer te hooren gekomen was, seker uyt-stroysel, even als of zy op den 18 September in de Doele qualijck souden wesen getracteert, en dat haer een onbehoorlijck gelach was gerekent. Om het welck te Contrarieren, sy Attestanten ten versoecke van den hospes, hebben geat-

[pagina 100]
[p. 100]

testeert en verclaert, onder presentatie van Eede, is 't noot, dat soodanigen uytstroysel puier onwaerheit is, dewijl zy aldaer boven gemeen, ja heerlijck getracteert waren, niet alleen met goede wel-bereyde Spysen, die net en accuraet wierden opgeschaft, maer oock met goede Rijnse, Franse en Hoog-Lantse Wijnen, nevens versche Bieren tot Contentement en goetgenoegen van haer Attestanten, die oock buyten vermoeden niet meer hebben betaelt als elck vier- en twintich stuyvers, en alsoo elck wel twaelf stuyvers minder als sy hadden gedacht.’

Uitvoerig zijn de modellen voor boedelscheidingen en inventarissen. Zij zijn geheel in den vorm, met cijfers in kolommen uitgetrokken, optel- en aftreksommen, precies als in de echte akte. Wie het leest, krijgt een scherp beeld van de akte in die dagen. En wie zou het den slordigen auteur dan niet vergeven, dat hij eens twee getallen bij elkaar optelt, terwijl hij bedoelt het een van het ander af te trekken?

Kos was niet alleen notaris, hij was tevens procureur. Ook zijn kennis in deze functie opgedaan maakt hij dienstbaar aan het onderricht. In drie hoofdstukken. die het slot van het werk vormen, samen een dertigtal pagina's beslaande, geeft hij een blik in het procesrecht. Het eerste dezer drie hoofdstukken is getiteld: Korte Instructie om eenigsints te begrijpen, de proceduren ten hove en voor de lage vierscharen. Het geeft definities en een summier overzicht van den gang van een proces. Op deze theoretische uiteenzetting volgen Formulieren van eyschen en, het laatste hoofdstuk van het boek, Eenige formulieren van antwoorden en exceptien. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Ook in deze formulieren weet de auteur nog een geslachtstafel in te lasschen.

Het boek eindigt met een register op de hoofdstukken en met corrigenda, aangekondigd als: Eenige voorname drukfouten, aldus te verbeteren. En daaronder: De Leser, gelieve de verdere Druk-fouten, meest in Spel-

[pagina 101]
[p. 101]

dingen, of distinctien bestaende, self te corrigeren. Geen zaaksregister, geen woordenlijst.

Er zijn twee herdrukken verschenen, te weten in 1714 en 1729, verzorgd door Jan Kos, den zoon, die notaris was van 1703-1750. Hij laat het werk intact, maar voegt er eenige hoofdstukken aan toe, opgebouwd uit aanteekeningen in den boedel van zijn vader gevonden. De zoon had blijkbaar den aard van den vader, want deze toevoegingen passen geheel in het karakter van het oorspronkelijke werk. Een overwegende plaats in deze uitbreiding neemt het erfrecht in. Het boek krijgt hierdoor nòg meer erfrechtstabellen. Van een werk van 168 pagina's 4o wordt het in den tweeden en derden druk tot een van 209 pagina's 4o.

Evenals in het boek van van Aller is in de herdrukken een ‘Examinatie tot het Notaris-ampt’ opgenomen. Iets uitvoeriger dan bij van Aller, maar toch nog zeer beperkt; het beslaat slechts 14 pagina's druks. Waarschijnlijk is dit een lijst van examenvragen door Cornelis Kos opgesteld, want het repetitorenbloed spreekt hier duidelijk; het zijn kort gestelde vragen en antwoorden, die niet op het détail ingaan, de uitzonderingen weglaten, maar de hoofdzaken op heldere wijze weergeven; prachtig voor den candidaat, die er niet al te veel van af weet en kort voor zijn examen er de stof nog eens in wil stampen.

De tweede en de derde druk zijn gelijkluidend.

Voor den hedendaagschen jurist, die iets wil weten van het Oud-Vaderlandsch recht, is dit een aardig boek. Evenals het werk van van Aller - maar om geheel andere redenen - zal hij dit met genoegen ter hand nemen. Hetzelfde kan men onmogelijk zeggen van het werk van van der Mast of Boerbergh. Wat de hoorn des overvloeds van Aller en de zakelijke repetitor Kos gemeen hebben, is, dat men in beider werk het leven voelt ademen, men leest hier wat er te koop was op de juridische markt van het einde van den Gouden eeuw.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken