Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zeventiende en achttiende eeuwsche notarisboeken en wat zij ons omtrent ons oude notariaat leeren (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zeventiende en achttiende eeuwsche notarisboeken en wat zij ons omtrent ons oude notariaat leeren
Afbeelding van De zeventiende en achttiende eeuwsche notarisboeken en wat zij ons omtrent ons oude notariaat leerenToon afbeelding van titelpagina van De zeventiende en achttiende eeuwsche notarisboeken en wat zij ons omtrent ons oude notariaat leeren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.22 MB)

XML (0.78 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

studie
non-fictie/geschiedenis-archeologie
non-fictie/rechtswetenschap


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zeventiende en achttiende eeuwsche notarisboeken en wat zij ons omtrent ons oude notariaat leeren

(1948)–A. Pitlo–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 112]
[p. 112]

Hoofdstuk XII

Redenerend Vertoog
over 't
Notaris Ampt.
Bevattende eene duidelijke, nette en uitgebreide
Verklaring van deszelfs wezendlijke Gronden,
omtrent veelerlei gevallen in de
Practycq:
mitsgaders
Eene nuttige en wijd uitgestrekte Rechtsgeleertheid van
dagelijksche voorvallende Burgerlijke Zaken:
Alles Volgens
Placaten, Resolutien en Costumen
Dezer Lande,
Alsmede door Gewijsdens van de Hoge Gerichtshoven,
Subaltene Rechters, en Advysen van voorname
Rechtsgeleerden bekrachtigt.
Zijnde Dus
Eene bequame handleiding tot de bijzondere kennisse
der Rechten, voor zooverre
tot het Notaris Ampt, en daar buiten, betreklijk is; niet alleen voor min- en meergevorderden, maar ook
voor Oordeeloeffenenden die buiten de Practycq-zijn.
Eerste Deel.
Opgestelt, veel vermeerdert, en gecorrigeert door
Arent Lybreghts,
notaris in 's Gravenhage.
Vierde Druk.
te Amsterdam,
Bij J. Hayman, J. Roman, G. de Groot,
J. Loveringh, G. Tielenburg, S. v. Esveldt,
P. Schouten en G.V. Huissteen.
MDCCLVIII.
[pagina t.o. 112]
[p. t.o. 112]


illustratie
Titelprent van Boerbergh, Inleidingh tot den Plight van een Beampte Schrijver (c.f. blz. 78)


[pagina 113]
[p. 113]

Zoo luidt de uitvoerige titelpagina van dit uitvoerige werk van Lybreghts. De eerste druk dateert van 1734.

Het Redenerend Vertoog was in den vierden druk uitgedijd tot twee kloeke deelen 4o, het eerste van 530 pagina's tekst, het tweede van 376 pagina's tekst, met ruim 130 pagina's bijlagen; respectievelijk voorzien van een zaaksregister, tellende 60 en ruim 40 pagina's. Zoodat de vierde druk van het Redenerend Vertoog in zijn geheel meer dan 1150 pagina's druks beslaat. De vijfde druk is gelijkluidend aan den vierden. De drukfouten in den vierden druk op de laatste pagina als errata opgenomen, zijn in den vijfden druk in den tekst verwerkt.

De Redenerende Practycq, waarvan de eerste druk in 1742 verscheen, is eveneens een uitvoerig werk, schoon niet zoo lijvig als het Vertoog.

Lybreghts is met deze twee werken de primus inter pares onder de auteurs van notarisboeken. Niemand heeft er zooveel werk van gemaakt als hij om voor het notariaat een volledige handleiding te schrijven. In dit voornemen is hij uitstekend geslaagd. Van Wassenaer en van Leeuwen en anderen mogen juristen van hoogere kwaliteit zijn geweest dan Lybreghts - geen van hen schreef een werk, dat zoo uitvoerig was; en daarbij bleef het toch strak beperkt tot het terrein van den notaris. De boeken van Lybreghts zijn dan ook de standaardwerken op dit terrein. De schrijver gaf scherpe critiek op andere notarisboeken en lokte door zijn assaillante houding even scherpe critiek op zich zelf uit; in zoo sterke mate was hij in polemieken gewikkeld, dat ik daar een afzonderlijk hoofdstuk aan zal wijden. Ook die notaris of candidaat-notaris van heden, die zich voor de humaniora op zijn gebied in het minst niet interesseert, kent toch den naam Lybreghts (of ben ik te optimistisch?). En zelfs niet de zware

[pagina 114]
[p. 114]

aanval in een boek van bijna 800 pagina's 4o klein bedrukt tegen Lybreghts Vertoog gericht, heeft aan den goeden naam van zijn werk eenige afbreuk vermogen te doen. (zie p. 145).

Voor ons biedt het werk van Lybreghts, ondanks zijn groote uitgebreidheid, minder stof tot opmerkingen dan menig aanmerkelijk beknopter werk van een zijner voorgangers. Sinds van der Mast, van Leeuwen, Verwey, Boerbergh is er ongeveer een eeuw voorbijgegaan. Dit wil zeggen: wij zijn een eeuw dichter bij onzen eigen tijd gekomen en dus is er minder markants te vinden voor hem, die zoekt naar het typische van deze boeken. Het archaïsche van Thuys en van van der Mast behoort in 1750 tot het verleden; ook een eigenwijze, verwaande peuteraar als Boerbergh was in zijn uitingswijze een figuur uit het verleden. Wij naderen onzen eigen tijd en vinden dus in deze boeken meer gewone, bruikbare, nette studieboeken, zooals wij ze vandaag ook schrijven en waarover voor den verzamelaar van curiosa derhalve niet heel veel te zeggen valt. Voor wien het oud-Vaderlandsch Recht wil bestudeeren is in deze lijvige en doorwrochte deelen uiteraard veel te vinden.

Lybreghts was gedurende vele jaren notaris te den Haag, van 1714 tot 1758, zijn sterfjaar. De werkzame man had succes met zijn oeuvre. Hij beleefde van zijn Vertoog vier drukken (1734, 1736, 1751, 1758); na zijn overlijden kwamen er nog twee, te weten in 1768 en 1780.

Het eerste deel opent met een titelprent. Een oppervlakkige blik daarop is voldoende om te constateeren, dat de Coeur, wiens boekje in 1740 verscheen, reeds in deze plaat plagiaat heeft gepleegd. De bij de titelprent gevoegde verklaring in dichtvorm geeft een geheel anderen uitleg dan de ‘Uitlegging van dees Tytelplaat’ in de Coeur. Hier lezen wij:

[pagina 115]
[p. 115]
 
Den tempel der Gerechtigheid
 
Word Leerzucht minzaam ingeleid,
 
Daar zy, door zuiver vuur gedreeven,
 
In Pallas arm zich heeft begeeven.
 
Dees wyst haar 't helder spiegelglas
 
Eens Schrandren, die staag bezig was
 
In Neêrlands rechtsgeleerde boeken,
 
Om 't heil der wetten op te zoeken.
 
Beschaamt men nutteloozen twist,
 
Verbant het Recht bedrog en list,
 
Dan mag zelfs Eendragt zich verlusten,
 
En Koopmanschap op 't veiligst rusten
 
In Themis hof, dat, ryk van glans,
 
De kruin verheft naar 's hemels trans,
 
Dan strekken de eedle rechtsgedingen
 
Ter eere van haar gunstelingen.

Op de ‘Opdracht’ aan de beide heeren Hogerwaard volgt de ‘Voorreden aan den toegenegen Lezer’. Zij telt 14 bladzijden en is voor een aanzienlijk deel gevuld met polemiseeren. Lybreghts, die een tamelijk houterig Nederlandsch schrijft, aan wiens taal op zijn zachtst gezegd elke zwier ontbreekt, geeft ons in deze Voorreden een stijl te zien, die gelijkenis vertoont met de gewild grappige stijl van een der vaste medewerkers aan een veel gelezen weekblad. De eerste persoon enkelvoud van het persoonlijk voornaamwoord ontbreekt steeds. ‘Daar quam bij, dat te gelijk ondernam, om naukeurig te letten, of den Inhoud van den tekst wel uitgedrukt was’.

De cholericus, die Lybreghts was, is in de Voorreden, voorzover hij niet polemiseert, druk bezig zich uitvoerig te verdedigen tegen eventueele aanvallen, door te betoogen, dat hij er niets aan doen kan dat dit en dat zoo en niet anders is geloopen. Voorts klinkt, in deze eeuwen door zoo talloozen aangeheven, de klacht over de grove onkunde der notarissen. Hij houdt zijn col-

[pagina 116]
[p. 116]

lega's die ‘niet minder betonen dan lust te hebben, om wezendlijke en noodzakelijke Rechtsgeleerdheit, betreklijk tot hun Ampt, te verstaan, even of 't grote Schande, ja! eene onteerende misdaad was, zich daar toe te verledigen’ Cato's woorden voor: Dat een leven zonder Geleerdheid een Beeld des Doods gelijk is.

Om een voorbeeld te geven van de geïrriteerdheid en de nijdigheid waarmee hij eventueele critiek bij voorbaat afslaat, diene het volgende citaat. ‘Men werpe mij niet tegen: Dat mijn arbeid 't uitgebreid is en korter kon gedaan worden. De zodanige worden van mij beantwoord: Dat zij even als de Blinden ordelen over de Couleuren, welke zij nooit gezien hebben. En daar door onwedersprekelijk betonen Vijanden van d'Edele Studie te zijn, kinderlesjes beminnen, en Mannen Spijs komen te haten. Boven en behalven dat wij voor zulke Schoolkinderen niet geschreven en gearbeid hebben, enz. enz.’.

Op de Voorreden volgt een Eeredicht, slecht van rythme, arm in uitdrukkingswijze en gebrekkig van rijm.

Het werk is verdeeld over twee deelen, waarvan het eerste 32, het tweede 50 capita inhoudt. Het eerste caput handelt over het notarisambt. Zooals in alles, is Lybreghts ook in dit onderdeel de uitvoerigste onder de auteurs van notarisboeken. 40 Pagina's zijn voor de behandeling van deze stof ingeruimd. In het tweede deel van dit werk zal ik hierop dan ook vaak teruggrijpen.

De tegen de 900 bladzijden loopende burgerlijkrechtelijke verhandeling is even nauwkeurig als uitvoerig. Lybreghts is van een pijnlijke nauwgezetheid. Zooals hij in zijn Voorreden meedeelt, heeft hij voor dezen druk nog weer eens alle plaatsen naar welke hij verwijst gecontroleerd, de interpunctie is hij opnieuw nagegaan. Een breed opgezet werk, waarin wij geen baanbrekende of verrassende gedachten vinden, maar dat een uitstekenden kijk geeft op de praktijk van het

[pagina 117]
[p. 117]

rechtsleven van die dagen. Het type van de theoretische handleiding die geschreven is door een practicus.

Modellen komen er niet in voor. Daarvoor heeft hij zijn Redenerende Practycq geschreven. Wel lascht de schrijver bij herhaling modellen voor perioden uit akten in om te onderrichten hoe men een bepaalde clausule zijns inziens het best kan formuleeren. Menigmaal vinden wij melding gemaakt van in andere gewesten van het Hollandsche recht afwijkende bepalingen, zelfs komen ter sprake regelingen, gegeven voor de Oost-Indische compagnie en bepalingen geldend in Suriname en Curaçao. Wij vinden er veel plakkaten, resolutiën, reglementen e.d. in opgenomen. Ook een aantal casus met het quaeritur en de beantwoording.

Aan het einde van het tweede deel is een dertigtal bijlagen opgenomen, bestaande uit wettelijke regelingen, rechterlijke uitspraken en praktijkgevallen, die de auteur te uitvoerig oordeelde dan dat hij ze in den tekst wilde opnemen. Als notaris in den Haag ruimde hij hier relatief veel plaats in aan de Haagsche coutumen.

Lybreghts geeft op zijn beurt een van alle anderen afwijkende volgorde in de behandeling der onderwerpen. Wie zich de moeite getroost de inhoudsopgave van dit werk naast die van Schoolhouders werk te leggen, ziet onmiddellijk hoe ver zij uit een loopen. Zoowel de een als de ander waren nauwkeurige menschen, die zeker maar niet al naar het hun inviel - zooals van Aller en Kos dat hadden gedaan - hun stof uitschreven. Beiden hebben zich ongetwijfeld afgevraagd welk systeem zij aan hun indeeling ten grondslag moesten leggen. Tot kristallisatie is dit niet gekomen voor de codificatie den weg hierin zou wijzen.

Hoe belangrijk het werk van Lybreghts voor zijn tijd is geweest, blijkt ten duidelijkste uit een in 1808 verschenen uitgave. In dat jaar verschijnt een publicatie onder den titel ‘Commentaria's op het Redenerend Vertoog, over het Notarisambt, door Arend Lybreghts. Be-

[pagina 118]
[p. 118]

vattende vermeerderingen en verbeteringen op het gemelde werk, getrokken uit wetten, decreeten, besluiten enz., door de geconstitueerde magten, van tijd tot tijd gearresteerd. Met een alphabetisch register op het klein Zegel. Volgens de Ordonnantie op den 28 November 1805, bij Hun Hoogmogenden, gearresteerd’. Het werk is verschenen te Amsterdam en Rotterdam, bij G. Roos en J. Hendriksen. De schrijver dezer Commentaria's maakt zich niet bekend. Het boek is uitgekomen in 4o en telt 172 pagina's. Hiervan zijn de laatste dertig gewijd aan het Alphabetisch register op het klein Zegel van 1805. In de eerste 140 bladzijden vinden wij, met verwijzing naar de plaatsen in Lybreghts, toevoegingen aan diens Vertoog naar aanleiding van nieuwe wetgeving en nieuwe rechterlijke uitspraken; en een enkele maal treffen wij er een correctie in aan.

De laatste druk van het Vertoog dateerde van 1780. Dit was dus reeds een kleine vijftig jaar na den eersten druk (1734). Uit de uitgave van de Commentaria's blijkt, dat men in 1808, als Nederland reeds een Koninkrijk is onder Lodewijk Napoleon, nog steeds gebruik maakt van Lybreghts Vertoog. Er was sinds 1734 niets meer geschreven dat van een zoo goed gehalte was. De eenige onder hen, die na hem kwamen, die van eenige beteekenis was, was Kersteman. Maar ook diens werk kon bij lange na geen vervanging voor Lybreghts werk zijn. Intusschen was onze staatsregeling geheel vernieuwd en een stroom van nieuwe wetten had zich over ons uitgestort. Niemand schreef in die jaren een nieuwe handleiding. Kerstemans Praeceptor, verschenen in 1790, dus voor onze omwenteling, was de laatste geweest. Toen nam iemand het meer dan 70 jarige Vertoog van Lybreghts ter hand en werkte dit bij. Wel een bewijs van het gezag dat dit boek gedurende vele tientallen jaren genoot.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken