Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De zeventiende en achttiende eeuwsche notarisboeken en wat zij ons omtrent ons oude notariaat leeren (1948)

Informatie terzijde

Titelpagina van De zeventiende en achttiende eeuwsche notarisboeken en wat zij ons omtrent ons oude notariaat leeren
Afbeelding van De zeventiende en achttiende eeuwsche notarisboeken en wat zij ons omtrent ons oude notariaat leerenToon afbeelding van titelpagina van De zeventiende en achttiende eeuwsche notarisboeken en wat zij ons omtrent ons oude notariaat leeren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.22 MB)

XML (0.78 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

studie
non-fictie/geschiedenis-archeologie
non-fictie/rechtswetenschap


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De zeventiende en achttiende eeuwsche notarisboeken en wat zij ons omtrent ons oude notariaat leeren

(1948)–A. Pitlo–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 155]
[p. 155]

Hoofdstuk XIX

Procureurs
Woordenboekje,
op 't Land en in de Steden
nevens eene
Proeve over den Stijl
om dien in der Burgeren Daaglijksche
Handelingen, voor een Notaris en
in de Vierschaar door Procureur,
eenvoudiger, gemaklijker, doorgaans
veel korter en voor
een Ieder verstaanbaar
te maken
Door
een' Practizijn in Westfriesland en
't Noorderkwartier.
Waar achter nog gevoegd zijn
eenige Korte Annotatien over
van Leeuwens
Rooms Hollands Regt.
te Amsteldam
bij Hendrik Gartman.
1777.

Deze practizijn in Westfriesland en 't Noorderkwartier was een psychopaat. Daverender nonsens dan hier ligt opgestapeld kan men zich niet denken.

Ik beperk mijn beschouwing tot de laatste twintig pagina's, welke de Proeve over den Stijl bevatten. Het is verdeeld in 12 capita en handelt over huwelijksvoorwaarden, testamenten, requesten, enz. Om mijn lezers

[pagina 156]
[p. 156]

een indruk te geven, kan ik niet beter doen dan een paar stukken er uit citeeren.

Het slot van de akte van huwelijksvoorwaarden luidt aldus:

‘Maevius, meerderjarig, bruidegom, en Titia, mede meerderjarig, bruid, beide woonende alhier, verklaarden dit, in tegenwoordigheid van enz, mijn klerken, (schrijfknechts) als verzochte getuigen, voor mij Lucius, Notaris, (Burger handelschrijver) toegelaten bij 't Hof, (dit moet bij de boeren niet overgeslagen worden) gezeten aan de Beemster, den enz.

Titia brengt bij Maevius ten huwelijk:

Een boerenplaats enz.

Deze is door beide ondertekent, den enz. ('t zegel der boedelbeschrijving is drie guldens).

Soortgelijke geschriften zijn meest onder kooplieden in gebruik’.

Des schrijvers beschouwing over het testament heeft dit wonderlijke einde:

‘De begeerte dat de uiterste wil zal stand grijpen als volkomen of onvolkomen, zoo als ze bestaan mag, kan nuttig wezen als er makingen in zijn.

 
‘Zie daar een kazekien en wagt van zijd damast,
 
een kaper, gazen kap met welgenaaide kanten,
 
die lubben en die neeld; ja, 'k zie 't, 'k heb u verrast;
 
is mooier ooit gezien op de outers van de santen?
 
Marije is zoo niet opgeschikt!
 
Gij ziet geen lint, geen sak gestrikt:
 
het nette eenvoudige kan elk hier 't meest bekoren;
 
Zoo geeft men in dit land den ton: -
 
Ontvang dit kleed en 't beeld. Mag ik dees red'nen hooren?
 
heb dank; maar 'k bid de Goön als eer Pigmalion.

‘Dit rolt in 't voorbijgaan tot een voorbeeld eener gifte onder den levende, die meest van los goed en mondeling

[pagina 157]
[p. 157]

geschiedt, terwijl de andere, die gelijkenis naar uiterste wil heeft, ook zelden voorkomt’.

Het is wartaal. De zinnen loopen niet eens.

Naar oud gebruik - een gebruik dat ook Lybreghts toepaste en dat bij het onderwijs in het recht nog niet geheel is uitgestorven - bezigt de schrijver Latijnsche namen, Maevius, Cajus, Sempronius. Aangezien in een akte de woonplaats van den comparant er bij moet, vinden wij gesproken van Laelius, wonende te Enkhuizen en Candidus, wonende te Schermerhorn.

Curiositeitshalve neem ik nog het slot van het boekje over. De lezer kan dan beoordeelen of ik met de bestempeling van den schrijver tot psychopaat een te groot woord heb gebruikt.

‘Hiermede leg ik de pen neer. De burger, die dichter is, zal over mijne oplettenheid voor 't nederduitsch bizonder in zijn schik wezen; daar en boven heb ik mij in de hoofdafdeelingen naar 't gelieft twaalftal geschikt. Ik heb op mijne spelling veel aan te merken; maar 't is mij de moeite niet waardig die te veranderen. Die deftige rechtsgeleerde, die ik niet dan met eerbiedige beving noem, indien hij deze bladen leest, zal zich gestreelt voelen door die welluidende namen, die deze proef misschien het eenig, een waarlijk uitstekend, zoo noodig verciersel geven’.

Tot een herdruk is het bij mijn weten niet gekomen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken