Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Cultuur als confrontatie (1999)

Informatie terzijde

Titelpagina van Cultuur als confrontatie
Afbeelding van Cultuur als confrontatieToon afbeelding van titelpagina van Cultuur als confrontatie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.45 MB)

XML (0.15 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/pamflet-brochure
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Cultuur als confrontatie

(1999)–Rick van der Ploeg–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 71]
[p. 71]

Bijlage 1

Vergrijzing: de cijfers.

Uit de staafdiagrammen, die zijn gebaseerd op cijfers van het Sociaal en Cultureel Planbureau,Ga naar voetnoota blijkt vooral de grote invloed die leeftijd heeft op de ontwikkelingen in de cultuurdeelname. Na het veertigste levensjaar neemt de culturele belangstelling toe. Dat geldt zowel voor de receptieve als de actieve deelname; zowel voor het bezoek aan musea en podiumkunsten als voor de amateuristische kunstbeoefening. Daarentegen is de belangstelling van jongeren voor deze vormen van cultuurdeelname afgenomen. Opmerkelijk is bovendien dat het opleidingsniveau weinig invloed heeft op deze trend. Dat geldt zeker voor jongeren: jongeren die hoger of wetenschappelijk onderwijs hebben genoten onderscheiden zich wat hun afgenomen belangstelling voor cultuur betreft, niet van hun leeftijdsgenoten met een lagere of middelbare opleiding. Slechts bij ouderen wordt de gunstige ontwikkeling extra versterkt door een hogere of een wetenschappelijke opleiding.

 

Hieruit mag niet de conclusie worden getrokken dat het met de cultuurdeelname vanzelf wel goed zal komen, als jongeren de veertig passeren. Die conclusie veronderstelt dat cultuurdeelname afhankelijk is van de levensfase. Dat is allerminst zeker. Het SCP suggereert in zijn laatste Sociaal en Cultureel Rapport dat de huidige generatie jongeren wel eens anders

illustratie

[pagina 72]
[p. 72]

‘geprogrammeerd’ zou kunnen zijn. Volgens deze veronderstelling zullen de jongeren bij het klimmen der jaren op de hun vertrouwde populaire cultuur georiënteerd blijven. Dit zou kunnen betekenen dat op den duur het publiek van traditionele cultuuruitingen vergrijst en slinkt, aldus het SCP.

Veranderingen in cultuurparticipatie tussen 1975 - 1995, naar opleidingsniveau en leeftijdsgroep (1975 = 100)



illustratie



illustratie

[pagina 73]
[p. 73]

Lezen

Zowel jongeren als ouderen zijn minder gaan lezen. Bij jongeren met een lagere opleiding is die trend het sterkst: in 1975 lazen ze nog bijna 5 uur per week, in 1995 was daarvan nog iets meer dan 2 uur over. Jongeren met een middelbare of hogere opleiding zijn in deze periode bijna de helft minder gaan lezen. Ook ouderen zijn minder gaan lezen, maar onder hen was de achteruitgang minder dramatisch, circa 20 procent bij ouderen met een lagere of middelbare opleiding, circa 12 procent bij ouderen met een hogere opleiding.

Veranderingen in leesgedrag 1975 - 1995, naar opleidingsniveau en leeftijdsgroep (per 47 vrije uren in een week)



illustratie



illustratie

[pagina 74]
[p. 74]

Amateurkunst

Het aantal jongeren dat in de vrije tijd tenminste een kunstzinnige activiteit beoefent, is aanzienlijk gedaald; bij jongeren met een lagere of met een hogere opleiding met de helft; bij jongeren met een middelbare opleiding met iets meer dan een kwart.

Bij ouderen is de beoefening van de amateurkunst juist toegenomen. Bij ouderen met een lagere opleiding met 30 procent, die met een middelbare opleiding met 25 procent, die met een hogere opleiding met 4 procent.

Veranderingen in beoefening amateurkunst tussen 1975 - 1995, naar opleidingsniveau en leeftijdsgroep (tenminste één activiteit per week)



illustratie



illustratie

[pagina 75]
[p. 75]

Museumbezoek

Jongeren gaan minder vaak naar een museum. De bezoekfrequentie is bij alle jongeren met meer dan een derde afgenomen. Ouderen gaan juist vaker naar een museum. Hun bezoekfrequentie nam over de hele linie toe; bij ouderen met een lagere opleiding met 80 procent, bij ouderen met een middelbare opleiding met 70 procent en bij ouderen met een hogere opleiding zelfs met 130 procent.

Veranderingen in museumbezoek tussen 1975 - 1995, naar opleidingsniveau en leeftijdsgroep (aantal keren per jaar)



illustratie



illustratie

[pagina 76]
[p. 76]

Podiumkunsten

Jongeren gaan ook minder vaak naar voorstellingen. Onder jongeren met alleen een lagere opleiding zien we een daling van meer dan 30 procent. Dit geldt ook voor hoger opgeleide jongeren. Jongeren met een middelbare opleiding zijn het meest trouw gebleven aan de podia. Hun frequentie is slechts met 10 procent gedaald.

Ook bij de podiumkunsten is het bezoek van ouderen toegenomen. Het sterkst bij hoger opgeleiden (met 107 procent), bij ouderen met een middelbare opleiding nog altijd met 35 procent, en bij ouderen met een lagere opleiding met slechts 2 procent.

Veranderingen in bezoek podiumkunsten tussen 1975 - 1995, naar opleidingsniveau en leeftijdsgroep (aantal keren per jaar)



illustratie



illustratie

voetnoota
Sinds de jaren zeventig wordt in Nederland systematisch onderzoek gedaan naar cultuurparticipatie. De belangrijkste bron van gegevens zijn periodieke peilingen die in opdracht van het Sociaal en Cultureel Planbureau worden uitgevoerd. Het gaan met name om het Tijdsbestedingonderzoek (TBO) dat sinds 1975 om de vijfjaar wordt uitgevoerd en het Aanvullend Voorzieningengebruikonderzoek (AVO) dat in 1979 is begonnen en iedere vier jaar wordt herhaald. Zowel in het TBO als het AVO wordt cultuurparticipatie van de Nederlandse bevolking in het algemeen onderzocht. Er wordt dus geen onderscheid gemaakt tussen het gebruik van en/ of het bezoek aan gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde cultuuruitingen. Het staafdiagram is gebaseerd op de gegevens van hetTBO.
De hier gepresenteerde analyse is verricht door prof. drW.P. Knulst.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken