Skiplinks

  • Hoofdcontent
  • Subnavigatie
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Den spieghel van Philagie (1674)

Informatie terzijde

Titelpagina van Den spieghel van Philagie
Afbeelding van Den spieghel van PhilagieToon afbeelding van titelpagina van Den spieghel van Philagie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.03 MB)

ebook (7.69 MB)

XML (0.52 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

emblematiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Den spieghel van Philagie

(1674)–Adriaen Poirters–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Den spieghel van Philagie


auteur: A. Poirters


bron: A. Poirters, Den spieghel van Philagie. Jacobus Woons, Antwerpen 1674 (derde druk)


verantwoording

inhoudsopgave

doorzoek de hele tekst


downloads

© 2015 dbnl


DBNL vignet

[Den vroeghen morghen-stondt]

 
Den vroeghen morghen-stondt
 
Maeckt ons heyligh, rijck, ghesondt.

Soo dat Aurora wel ghenoemt wort, Aurea hora, waer van den Eerw. P. Franciscus Suarez vande Societeyt Iesu (eenen man soo wijdt-beroemt in die hooghe Scholen om sijne diep-grondighe wetenschap der Theologie) placht te segghen, dat hy liever alle sijn geleertheydt, als de vruchten van eene ure Mediteerens soude gemist hebben. Sulck eene kostelijcke myne is dat voor de ghene die de konst hebben van daer in te graeven, en het gout daer uyt-te-trecken. Het welck, op dat het u, o Philagie, voortaen beter ghelucke, soo sal ick u eene onder-rechtinghe uyt den heydendom voor ooghen stellen, en stoot u niet aen het woordeken Heydendom. In re bonâ, seght Seneca, non pudebit me auctoris mali: men magh wel van eenen vuylen mest-hoop eenen schoonen diamant op-raepen.

Om dan tot het stuck te komen, soo weet dat als eertijts de Ioffrouwen van Egypten, op haere maniere mediteerden, datse waeren ghekleedt met eenen witten-doeck, hebbende in d'eene handt een trompet, in d'ander eenen spieghel

[p. 57]

d'eene beteeckende de netticheyt des ghemoets, d'andere Godts lof-verbreydinghe, ende de derde de kennisse sijns selfs. Nu waer mijnen wensch, o Philagie, dat ghy in uwe meditatie den spieghel die sy in de handt hielen, dat ghy dien op uwen boesem, dat is, op u herte stelde, of om beter te segghen, dat ghy van u herte eenen hert-spieghel maeckte. Houdt eenen spieghel voor eenen hof, den heelen spiegel sal vol bloemen komen, stelt hem voor een lichaem vol wonden, den spiegel sal niet dan bloedige quetsuren ver-beelden, brenght hem voor de schilderije daer Abraham het sweerdt heeft boven den onnooselen hals van Isaac, den spieghel sal volmaecktelijck de ghedreyghde doodt ver-beelden, nu ghelijck het in dit Venetiaens gelas, en spiegel gheschiet, soo behoorden het in uwen hert-spiegel, in uwe meditatien oock in ver-beeldinghen en mede-lijden uyt-te-vallen.

Ymant o Philagie, die mediteert op een Crucifix, en hy seght: O goeden Godt! is het moghelijck dat u de Ioden soo schandelijck en vreeselijcken mishandelt hebben, te meer om dat ghy niet alleen onnoosel en waert, maer de onnooselheyt selve! heeft die meditatie haeren vollen eysch, ende leden? neen, de Siel moet voorder wercken. Wel aen dan, hy gaet voort, hy mediteert op die Scherpe doorens, op die plompe en grove spijckers, op die diepe wonden, en dierbaer purper Bloedt dat soo over-vloedelijck lancx die spier-witte leden is af-rennende, hy berst uyt in traenen, en boesemt noch uyt in dese woorden: o saelichmaecker des werelts waer toe sijt ghy ghekomen?

[p. 58]

Heeft die het doel-wit getreft van een vol-maecte meditatie? neen, sijnen bout is noch wat ter-sijden af-gewispelt, hy moet (mediterende op den ghecruysten Iesus) sien niet alleen op het uyt-wendich, maer oock op het inwendich, hy moet daer voor staen met sijnen hert-spieghel, en ghemerckt hebbende Christi ootmoedigheydt, verduldicheyt, min-saemheydt, liefde in alle sijn lijden, en tormenten, dan moet dat altemael op sijn hert en gemoet laeten teghen-botten, en doen wercken, en hy behoort te trachten dat de voor-ghestelde mysterien naer volgens-wijse in hem uyt-gedruckt worden, en dan sal hy segghen: Is den Heere Iesus soo ootmoedich, soo ver-duldich? hoe moet ick vandaegh en alle daeghen hem naer-volghen in dese deuchden van oodtmoedicheydt, en van ver-duldicheydt? en dan sal de meditatie met aendachtigheydt beginnen, met viericheyt vol-heirdt, met vrucht vol-broght worden.

Soo mediteerden den H. Abt Stephanus, die daer door soo ghelijck-vormich wierdt door het medelijden: datmen hem sagh genaeghelt, en hanghen teghen den rugghe vanden ghekruysten Iesus. Soo mediteerde de Saelighe Margareta op het mysterie vande gheboorte Christi, datmen naer haere doodt vondt in haer herte uyt-ghedruckt den H. Ioseph, de ghebenedijde Maeghet Maria, ende het kindeken Iesus. Soo mediteerde sekere Ioffrouwe tot Valencijn (a) die ghewoon was in haere gebeden en meditatien te knielen voor den Autaer vande Onnoosele kinderkens, sy lette op die moordaedighe Soldaeten die de Moeders met schrick, de Kinderkens met wonden ver-vulden, wat isser ghe-

[p. 59]

beurt? sy is naer eenighe maenden droeve-blij-moeder gheworden, want haer Kindeken is vol steexkens en wondekens ter werelt gekomen, siet hoe dat door het over-dencken, en mediteeren, het uyt-weyndich tot het in-weyndich kan indringhen, en eene naer-volginghe kan ver-oor-saecken!

En alsmen soo mediteert dan verbeteren wy onse ghebreken, dan betoomen wy onse driften, dan kort-vlercken wy onse herts-tochten, dan worden wy ontsteken, dan branden wy van liefde, dan smilten wy in bljde traenen. Stanislaus voelde soo de Goddelijcke vlammen, datmen met natte koude doecken sijn hert, en boesem moest ver-koelen. Magdalena de Pazzi nam het Crucifix, daerse voor ghemediteert hadde, in haer handen, en liep het heel huys door, roepende niet anders als Liefde, Liefde, Liefde, het was ghenoch om het heel convent en allen haere mede-susters in brant te steken. Wat sal ick seggen van den Abt Loth? hy stack beyde sijne handen op in het ghebedt, en sijn vingheren gheraeckten in brandt, en flickerden ghelijck thien lampkens.

O Philagie, dan souden wy met den Propheet David segghen: Concaluit cor meum intra me, & in meditatione mea exardescit ignis. Mijn herte is in my ontsteken, en in mijne Meditatie is het vier gaen branden. De breedere uyt-legginge sal ick de Sangh-goddinne laeten stellen op haere snaeren.

(a)L. Douterman.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken