Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Heyligh hof vanden keyser Theodosius (1696)

Informatie terzijde

Titelpagina van Heyligh hof vanden keyser Theodosius
Afbeelding van Heyligh hof vanden keyser TheodosiusToon afbeelding van titelpagina van Heyligh hof vanden keyser Theodosius

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.74 MB)

ebook (6.06 MB)

XML (0.53 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

emblematiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Heyligh hof vanden keyser Theodosius

(1696)–Adriaen Poirters–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina t.o. 206]
[p. t.o. 206]

Kinders aen andersgesinde besteden ter school, om koophandel, of ter trouwe, is een seer perykeleuse saeck.



illustratie
Henricus Causé sculp. Van loijbos delin.


 
Wie smaeckt,
 
Die haeckt.
[pagina 207]
[p. 207]
 
Die heeft een vyfthien-jaerich kindt,
 
Dat hy gelyck syn ooge mint;
 
En soo ick heb van goeder handt,
 
Hy wil hem stieren buytens landt,
 
En daer besteden by een man,
 
Die wonder wel syn ambacht kan.
 
Maer siet hy rieckt, en niet te min,
 
Den vader blyft en is van sin,
 
Dat hy sal synen jongen Klaes
 
Doen inden kost van desen baes.
 
En alsmen hem spreckt van 't geloof,
 
Dan is den man gelyck als doof:
 
Iae soo ick hoor, hy voeght daer by,
 
Wat vrees is hier van kettery?
 
Hy gaet om 't ambacht, en niet meer;
 
En als hy 't kan; dan keert hy weer,
 
De dolingen die laet hy daer,
 
Myn kint en is geen kint voorwaer.
 
Maer lieve vrindt, hoe datje kalt,
 
En altyt op u pooten valt!
 
Dat is voorwaer geen vaders plicht,
 
Die soo syt in uw' soontjens licht.
 
De jonckheyt immers die is broos,
 
De ketters syn doornaeyt en loos;
 
Hoe licht is dan by hun verkeert,
 
Een knechtjen dat syn ambacht leert?
 
Wie stelden oyt een lam of ooy,
 
In 't midden van een schorfste kooy?
 
Gy selver als gy inde stadt,
 
Merckt op een deur een witte lat,
[pagina 208]
[p. 208]
 
Schoon dat de straet is ruym en breet,
 
Noch ist voor u daer al te heet;
 
Siet eens gy schouwt een vonxken schier,
 
En jaeght u kint in heel het vier.
 
Wat kan doch soo behaelyck syn,
 
Als ketters aessem en fenyn?
 
En op dat gy't eens wel verstaet,
 
Dat gy hier blinde slaegen slaet;
 
Soo siet noch eens het sinnebeelt;
 
Waer op dat dese vraege speelt,
 
Genomen dat u kint, vraegh ick,
 
Een snoexken waer of eenen blick;
 
Sout gy hem stieren by den man,
 
Die dese hier soo stricken kan?
 
En seggen hem, sa haelt u aes,
 
Aen d'angelroe van desen baes;
 
En peuselt hem syn pierkens af,
 
Die hy vol list en haecken gaf?
 
Dees beejtens, vrint, syn sorgelyck;
 
Hy vroete nutter in het slyck,
 
Of schoot geruster inde gront,
 
Daer hy aes sonder angel vont,
 
Die niet en vasten vanden smaeck,
 
Die moeten vast syn aenden haeck.
 
En soo het met dit vischen staet,
 
Soo weet dat 't met u ambacht gaet.
 
Het pierken dat hy haelen sal,
 
Dat sal hem stricken inde val.
 
Want onder konst en ambachts schyn,
 
Soo voederen sy hun fenyn.
[pagina 209]
[p. 209]
 
Daerom soo sluyt ick, lieve vrient,
 
Dat sulck een huys hem geensins dient.
 
Soo wensch ick oock dat die syn trouw,
 
Wil op gaen draegen aen een vrouw,
 
Gelyck als onsen Keyser doet;
 
Dat die had onsen Keysers moet.
 
Godt geef met wie dat ymant trouwt,
 
'T geloof gaet boven 't fynste gout,
 
En boven glans en schoonicheyt,
 
Die dickwils met een kortske scheyt,
 
Behalven dat een lastich kruys,
 
Syn twee gelooven in een huys;
 
En dat noch 't meest te schroomen is,
 
Dat is u siels verdoemenis.
 
Als nu dan lockt winst of vermaeck,
 
Schouwt dan, vlucht dan den loosen haeck;
 
En waeght (dit is een gulde leer)
 
Noyt u geloof, noch oogh, noch eer.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken