Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De andere stad (2009)

Informatie terzijde

Titelpagina van De andere stad
Afbeelding van De andere stadToon afbeelding van titelpagina van De andere stad

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.94 MB)

Scans (0.76 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De andere stad

(2009)–Sybren Polet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Een labyrint


Vorige Volgende
[pagina 31]
[p. 31]

6

Er wervelde een windvlaag van witte piepschuimen bolletjes als een kleine stedelijke cycloon. De bolletjes stoven uiteen en werden voortgejaagd als ronde sneeuwvlokken over een wegdek dat glad leek als kunstijs. Gekreukelde krantenbladen ritselden, deden halfhartige pogingen zich in de lucht te verheffen en vielen krachteloos als ontzielde geesten neer. Ook zo'n lichtgewicht klerenhanger probeerde het even, rees ongeveer een meter de lucht in, danste daar wat boven een onzichtbaar colbertjasje en tuimelde weer omlaag.

Detective Perdox vervolgde zijn weg, over iets heen stappend wat op een levende lemniscaat leek en wat op de stoep kronkelde als een herinnering die zich een tijdlang dood had gehouden. Ze werden vooral in de buitenwijken gesignaleerd, steeds vaker - net als die legendarische krokodillen in ondergrondse rioolstelsels die iedereen en niemand had gezien. Wat dat betreft leken ze wel wat op de, nu ook in deze stad, al meer opdringende kakkerlakken, wier opmars door sommigen aan de vele gastarbeiders uit zuidelijke landen werd toegeschreven: cohorten ongrijpbare diertjes als achterbakse gedachten onstuitbaar opdringend, door ieder gaatje, iedere spleet, zelf niet gevaarlijk, geen levende wezens aanvallend en verorberend, maar dreigend door hun (nog) niet gelokaliseerde aanwezigheid, roerloos wachtend op de meest onwaarschijnlijke, schijnbaar ontoegankelijke plaatsen met de bekende ondefinieerbare onsmakelijke geur, een dreiging die indringender wordt naarmate het langer duurt voor ze opgespoord zijn, terwijl hun geritsel en geknaag allang verraden heeft waar ze ongeveer zitten - en vervolgens kunnen ze overal zijn, in groten getale, in epidemische aantallen: bijna kun je hun zwartbruine, staalharde rug pantsers door hun onzichtbaarheid heen zien glinsteren,

[pagina 32]
[p. 32]

pantsers die niet verbrijzeld kunnen worden omdat ze niet concreet genoeg zijn.

 

Het was tamelijk koel voor de tijd van het jaar - althans in de wijk die hij kruiste en die duidelijk morsiger was dan de nabijgelegen grachtenpanden met hun statige gevels, of liever, niet morsiger en evenmin vervallen, maar minder sjiek en net iets minder goed onderhouden; daarbij leek het of de wind enig schemerdonker met zich meevoerde hoewel het nog vroeg in de avond was. En terwijl het langzaam donkerde en de ene stad in zichzelf wegzonk, lichtte een andere op, een waarin het leven nerveuzer leek. Vooral 's avonds, dacht hij, lijken de mensen in de stad op nachtuiltjes die in cirkels ronddarren in het licht, rond het licht, om er zich vleugelklappend van te verwijderen, bizarre kringen beschrijvend alsof ze iedere oriëntering kwijt zijn en daarom gehoorzaamden ze blindelings aan hun impuls, de route volgend met de kleinste dwaalschaal, kringelend rond een denkbeeldig midden, een midden dat nog in hun hoofd zit; en de hele wereld strekt zich daaromheen uit: En om dit afwezige middelpunt is het dat ze hun grillige cirkels beschrijven: morselijnen van onduidbare, zinloze tekens.

 

In de verte zag hij het opstootje al, een groepje mensen langs de grachtkant, met enkele wiekende schaduwen erboven als kleine stadgieren; bijna kon je hun hoge gekrijs horen. Hij repte zich erheen en duwde de omstanders opzij.

In de kleine openruimte die ze gelaten hadden lag een tot de knie vakkundig afgesneden been met een levensechte voet eraan, waar ze gefascineerd naar keken of waar steeds andere nieuwsgierigen hun nekken naar uitstrekten, soms met een enigszins beduchte blik in de ogen alsof het been onverwacht overeind kon gaan staan, zo

[pagina 33]
[p. 33]

natuurlijk vlezig en zelfs wat kleumend en blauwachtig koud zag het eruit, ja, het leek wel of het rilde en kippenvel had.

Het corpus delicti lag vlakbij de plek waar het uit het donkere grachtwater opgevist was. Een paar jongens hadden het been zien drijven, hadden eerst gedacht dat het een kunstbeen was, van een etalagepop of zo, maar uiteindelijk hadden ze toch maar de politie gewaarschuwd, want bij nader beschouwen zag het er, ook volgens een groeiend aantal omstanders, al te echt uit om voor een kunstbeen te kunnen doorgaan. De jongens stonden nog steeds naast het been opgesteld alsof ze de trotse eigenaars ervan waren en zonder twijfel vroegen ze zich nog altijd af of het een mannen- of een vrouwenbeen was; zo nu en dan boog een van hen zich opnieuw over de voet om vervolgens voor de zoveelste keer in het water te kijken of er inmiddels niet nog een lichaamsdeel was komen aandrijven.

Detective Perdox gebaarde de omstanders vriendelijk een wijder kring te vormen en begon de jongens te ondervragen, zonder overigens iets naders aan de weet te komen. Daar er verder weinig te beleven viel dropen de meeste omstanders, een beetje rillend, in het schemerdonker af en toen een ambulancewagen het been had afgevoerd verliet ook detective Perdox de plek. Morgen zou hij de buurtbewoners ondervragen of ze ‘iets gezien hadden’. En verder was het wachten op andere gesignaleerde lichaamsdelen. Wat achterbleef was de natte afdruk van het been, nog enige tijd gesecondeerd door de jongens die het vooralsnog kennelijk niet konden opbrengen naar huis te gaan en die zich nu de eigenaars voelden van de beenafdruk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken