Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De andere stad (2009)

Informatie terzijde

Titelpagina van De andere stad
Afbeelding van De andere stadToon afbeelding van titelpagina van De andere stad

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.94 MB)

Scans (0.76 MB)

ebook (2.87 MB)

XML (0.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De andere stad

(2009)–Sybren Polet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Een labyrint


Vorige Volgende

29

Hij keek op zijn horloge. Stak zijn hand op tegen Mirjam die aan de overkant van de straat op hem stond te wachten. Hij liep naar haar toe.

- Sorry dat ik wat te laat ben, zei hij, zijn arm even als om opnieuw aan haar te wennen om haar schouders leggend.

- Ik ben er ook net, zei ze.

- Heb je de kaartjes bij je?

- Ja.

[pagina 151]
[p. 151]

Ze liepen het laatste deel van de weg, in plaats van de tram of een taxi te nemen.

Op het Damrak scheurde een motorkoerier van de Amstel Besteldienst rakelings langs hen heen; de jongen droeg zijn haar in een vlecht, met een rood strikje aan het uiteinde. Hij had het gevoel dat hij hem kende, maar wist niet waarvan.

Bij de nadering van het Centraal Station werd het drukker en drukker, tot ze het voorplein bereikten dat, zoals altijd, onhollands druk was; er was nauwelijks meer een doorgang te vinden en de laatste vijftig meter moesten ze zelfs over hele gezinnen heen stappen. Overal, op iedere vierkante meter, zaten of lagen mensen, hele families soms, tussen opgerolde matrassen, kookgerei, kooitjes met vogels, pluimvee met aan elkaar gebonden pootjes, een enkele geit; op kooktoestellen pruttelden kleine potjes, theepotten dampten tussen de gehurkte, in witte boernoes gehulde figuren; Nepalese of Tibetaanse moeders in kleurige jurken troostten kleine kinderen of duwden ze als ballen rond; anderen zaten of lagen opgekruld te slapen, de hoofden omwikkeld tegen een ten dele denkbeeldige kou. Sommigen hadden hier al de hele nacht doorgebracht, wachtend op hun trein. Niemand bedelde, niet hier.

Op de perrons was het minder vol en de luxe toeristentrein was zelfs voor de helft leeg. Buiten de stationsoverkapping warmde de zon de lucht in de coupé snel op. Tien minuten later waren ze er en stapten uit.

 

Het was hier al heet, hoogtezonachtig, met een lichte geur van ozon. Dikke vliegen zwermden rond het karkas van een geit en hoog in de lucht cirkelde een zwerm zwarte gieren, vogels die hij vroeger wel voor arenden had aangezien; er heerste hier te veel leven om naar beneden te duiken en het voedsel op te eisen dat ze volgens de natuurlijke orde toekwam.

[pagina 152]
[p. 152]

In plaats van te lopen namen ze een riksja. Mirjam keek met bedenkelijke blik naar de vogels, die al spiralend boven hun vehikel mee leken te vliegen. - Zouden ze ook je ogen uitpikken als je op je rug in het veld ligt te slapen? vroeg ze.

- Zelfs van grote hoogte schijnen ze te kunnen opmerken of je dood bent of niet. Maar ik zou niet graag op mijn rug in het veld liggen, bekende hij.

Op de door de zon geblakerde eindeloze vlakte lag het omgespitte land in droge kluiten te wachten op een natter seizoen. Hier en daar struinden een paar geiten of schapen rond of hurkte een inlander; stond hij op, dan bekeek hij soms uitvoerig zijn drol alvorens zich te bukken, waarschijnlijk om vol welbehagen de kerrie- en tandoorigeur op te snuiven.

- Racist, zei ze lachend zijn gedachten radend. Of had hij het gezegd?

- Ik vervolg alleen maar een beeld uit een ander boek, zei hij, dat van de ‘turd world’.

Weer een kwartier later stonden ze dan, een decennialang gekoesterd verlangen vervullend, eindelijk oog in oog met het tijdloze wereldwonder. Links, hoog boven de rivier het witmarmeren mausoleum met uironde koepel en de twee kleine koepeltjes, de vier losstaande minaretten, de langwerpige ondiepe vijver die de blik als vanzelf naar het mausoleum leidde dat zich rimpelloos en mysterieus-reëel in het water weerspiegelde; het was allemaal van een grote volmaaktheid en veredeling, ook de ruimtelijke verdeling, de patronen van vensters en stenen, de uitsteeksels, de stenen ringen om de minaretten.

Tegenover dit absolute kunstwerk, waaraan 22 jaar lang door 20 000 man onaflatend was gewerkt, had de bouwmeester in de laatste decennia van zijn leven een exact spiegelbeeld van zwart marmer laten optrekken, op zich al een vondst die van een groot visionair vermogen getuigde en

[pagina 153]
[p. 153]

van een feilloos inzicht in de visuele inwerking van beide gebouwen op elkaar, ook die van hun spiegelbeelden in vijvers en bewustzijn, de nabeelden van het zwarte en het witte marmer.

Het was niet alleen volmaakt, het was meer dan volmaakt, zoals de combinatie van het witte en diepzwarte marmer meer was dan de kwaliteit van de wit- en zwartmarmeren bouwwerken op zich.

Ze zetten zich op de koele tegels, gingen op in de al groter wordende abstractie van de witte structuur waarvan de details tijdens het kijken oplosten, opgaand in totaalbeeld en nabeeld en zij mét de details in dezelfde beelden, wat een licht mystiek geluksgevoel in hen opwekte.

Daarna draaiden ze zich om naar het donkere evenbeeld met zijn zwartlichte weerschijn, waaroverheen het nog even verwijlende matwitte nabeeld en vervolgens weer naar het witte evenbeeld met het bewustzijn van het donkere achter zich, bewuster misschien van dit dan zij zich het witte bewust waren toen zij naar het zwarte keken. En wisten nu al dat ze beide nabeelden nog heel lang met zich mee zouden dragen.

Een vol uur brachten ze in een staat van bijna-aanbidding door met het beurtelings beschouwen van de architectonische kunstwerken.

Na geluncht en in de omgeving rondgewandeld te hebben keerden ze later in de middag terug. De tijd was verstreken als een traag, zeer verlangzaamd uur. De zwermen zwarte gieren waren achtergebleven bij een ondiepe bocht van de rivier verderop.

Nu de zon zijn grootste hitte verloren had steeg koelte op van de stroom in de diepte, gevolgd - als een nagedachte - door een ijle blanke mist.

En toen vond met de atmosfeerwisseling ook in het witte marmer van het mausoleum een fabelachtige transformatie plaats.

[pagina 154]
[p. 154]

Ze keken, gehurkt, verstild toe en waren er getuige van hoe de lucht boven het bouwwerk bleker werd, de zon witter, het witte marmer van een ijler blank. Een soort zwaarteloosheid of immaterialiteit ontstond die voor lucht en steen bijna gelijk was en die zich ook op hen overdroeg, terwijl ze tegelijkertijd het donkerder en dieper worden van het zwarte spiegelbeeld ervoeren, het tegenbeeld en nabeeld dat het lichtere nog lichter en zwaartelozer maakte. De tinten van het witte marmer vergleden van nuance naar nuance binnen hetzelfde bijna-etherische spectrum dat langzaam meedonkerde met behoud van een albasten transparantie. Het knappe van de bouwmeester was dat deze de atmosfeerwisselingen en de effecten had voorzien toen hij de ligging van het bouwwerk op de hoge oever van de rivier had ontworpen, met bovendien in zijn achterhoofd reeds het geplande zwarte spiegelbeeld. Ze bleven zwijgend kijken, een tijdlang zelfs vergetend zich om te draaien en het enige dat ze wensten was geen ander bewustzijn dan dit, van evenbeeld tegenover evenbeeld, waarvan het zwarte naarmate de schemering vorderde dieper en peillozer werd en op den duur ging domineren om, toen de zon verdween en vóór de maan verscheen, het donker van de aarde en het halflicht van de hemel aan te zuigen en zelfs iets van het oplichtende donker in hen, de oplichtende nabeelden.

Hoe het zou zijn bij volle maan tartte hun verbeelding, al probeerden ze er zich op de terugweg een beeld van te vormen. Als het lukte zouden ze ook dat beeld met zich meedragen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken