Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De gouden tweehoek (2011)

Informatie terzijde

Titelpagina van De gouden tweehoek
Afbeelding van De gouden tweehoekToon afbeelding van titelpagina van De gouden tweehoek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.48 MB)

Scans (12.31 MB)

ebook (3.47 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De gouden tweehoek

(2011)–Sybren Polet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 336]
[p. 336]

Ontmoeting

En daar was hij weer. (Wie? Juist, wie!)

En wéér namen we de hoed voor elkaar af als was het elkanders hoed, een onzichtbare posthistorische bolhoed en keken in de lens als naar een nieuw tijdverschijnsel waar wij deel van uitmaakten en dat dus niet nieuw meer was.

- Het zijn steeds dezelfde vreemden die je niet ontloopt, zei ik.

- En die je overal tegenkomt.

- Tijd voor een kop koffie, zei ik.

Hij hield zijn hoed als een verdwijnhoed in zijn hand terwijl de voorjaarsstad om zijn kalende schedel woei; flarden strooiwind vermengd met rasterachtige beelden van de Westerkerk, het Hoofdpostkantoor, het paleis op de Dam...

- Tijd voor een toekomstgesprek zogezegd, zei hij.

We liepen schuin achter elkaar, speurend naar een koffiehuis, terwijl hij zijn aanwezigheid al pratend in mijn linkeroor blies, een winderig geruis waaruit zo nu en dan enkele mij bekende woorden opdoken. De stad leek een bouwpakket van markante legodeeltjes die de indruk wekten alleen schijnbaar bij elkaar te behoren of slechts tijdelijk. Ze konden ieder moment uit hun constructie tuimelen of uit hun omgeving. En misschien is dit wel het wezen van deze stad, dacht ik: minder decor dan illustratie, een illustratie ter illustratie van een onderliggende stad die zowel dezelfde als een ander kon zijn. Maar, dacht ik, is dat niet altijd zo geweest, misschien wel bij iedere stad.

- Een flinke trap tegen de gevels en de boel lazert wel op z'n plaats, tetterde hij in mijn oor, wat die plaats dan ook mag zijn.

[pagina 337]
[p. 337]

We legden onze onzichtbare bolhoeden op tafel, schudden elkaar vier keer buigend de hand en namen tegenover elkaar plaats, elkaar beloerend alsof we bang waren dat de ander zich af zou splitsen en verdubbelen wanneer je hem ook maar één moment met je blik losliet, zich verdubbelen en verveelvoudigen tot hij niet meer met je weergekeerde blik viel te bedwingen - te laat, te laat! - en hij onder je ogen de stad ging bevolken, jouw stad, en je bewustzijn bevolken. Die angst.

De ober, die ongevraagd een glas zuiver koelwater bracht of misschien wel zwaar water, leek op een rugbyspeler, zo'n opgevulde superpop, of een ingevulde toneelspeler uit de eenentwintigste eeuw die zijn jeugd uit de vorige eeuw speelt, er zelf ontroerd door raakt en die ontroering op jou overdraagt; zijn publiek daarentegen ziet hem waarschijnlijk als tijdgenoot en zichzelf, nou ja, misschien als toekomstmens van hém.

Hij floot zachtjes door een gleuf in zijn tanden.

- De tijd heeft je niet aangeraakt, zei hij en keek mij doordringend aan met zijn vierdimensionale laserblik.

- Een mens ziet alleen wat zijn oog zelf uitzendt, zei ik, en het oor vangt de geluiden op die zijn oren hebben weerkaatst in de ruimte.

Hij keek een hond, een Ierse setter en ik zag hem. Blaffend liep de setter door de poort van mijn gehoor.

- De tijd is als een taalknobbel die plotseling is gaan groeien, zei ik, en die is vertakt tot een gewei, of als een metafysische knobbel die is uitgegroeid tot de spiets van een eenhoorn. En plotseling oogt alles klaar gestructureerd, is lumineus en fabuleus.

Daarop probeerde hij ook mij te kijken zoals hij mij wou, wat hem natuurlijk niet lukte, omdat ik hem voor was en mijzelf dacht, dacht zoals ik was of meende te zijn.

- Het was ook maar een experiment, zei hij verontschuldigend.

Het was in feite iets dat ik van hem kon verwachten en ik duidde het hem niet euvel, integendeel, het was beter dan dat

[pagina 338]
[p. 338]

hij mij de godganse tijd zat te fixeren. Alsof tijd daarvoor bedoeld is... mensentijd die mensenmaat is.

Ik stond op, boog opnieuw en zette mij weer.

Hij zei: - Grijs als ik ben staat zwart mij het best, is wit mij het witst, de rest van de tijd schijn ik afwezig.

Ik knikte en repliceerde om hem een plezier te doen, kleurloze kleuren schenken wij graag weg: - Ik zit soms hele avonden tevreden naar een wit tv-scherm te kijken, een glas spraakwater onder handbereik. Ik heb geen beelden nodig, zelfs geen witte.

Hij keek verrast op en knikte instemmend. - Kleuren ruïneren een mens vaak, vooral elektronische.

- Beelden om weg te kijken, zei ik, de diepte in, de breedte in.

- Ver over de marge, voegde hij er verlekkerd aan toe, tot diep in het niemandswit.

Ik op mijn beurt beaamde dit graag, maar besloot het er bij te laten. Want zoals mijn ex placht te zeggen: - Iemand met één goedgekozen woord tot leven wekken, nee, dat speel jíj niet klaar. En ze had gelijk.

Er trad nu een korte stilte in, gaten zoals er onwillekeurig in bijna alle tweegesprekken vallen, dat wil zeggen die - de tweegesprekken van grote zwijgers en zuchters daargelaten - waar men elkaar tijd en nadenken gunt en zichzelf respijt om nieuwe vragen te bedenken die men van plan is zelf te beantwoorden.

- We zijn allemaal doof aan één oor, zei hij, stond op, boog tweemaal en ging weer zitten.

- Er wachten nog tien miljoen doven voor u, zei ik. Ik hoor u.

- Mijn vader kon zo mooi de Internationale op twee duimen fluiten dat je er tranen van in je ogen kreeg. De hele volgende week hoorde je het lied in de slakkenhuizen van je oren rondzingen en voelde je je warm en opstandig.

- Gek, maar als ik soms hoog in de lucht twee wilde eenden

[pagina 339]
[p. 339]

achter elkaar zie vliegen dan ontroert me dat ineens tot in mijn merg.

Hij slaakte een zucht als een doodshoofdvlinder en wees naar het raam waar het huisnummer op prijkte. - Die nul geeft een vertekend beeld.

- Daar is het een nul voor, zei ik.

- Het is als een kogel die terugvliegt in de loop van het pistool dat hem afgevuurd heeft.

Ik wierp een blik door het caféraam. Buiten liep een man alsof hij zijn hele gezin aan een touwtje achter zich aantrok. In de gleuf lucht tussen twee legogebouwen scheerde een meeuw. De man met het onzichtbare gezin leek wel iets op een rechtop lopende hond.

Maar toen mijn blik in het café terugkeerde was het of er een spreeuw tegen mijn brillenglas vloog, want tijdens mijn korte afwezigheid was er binnen een veranderingsproces op gang gekomen en ik dreigde hem amper meer te herkennen. Voelde mij als Livinius die aan een gewonde atleet zijn been had uitgeleend en het nooit meer terugzag. Ik had hem mijn ogen geleend en daarmee dreigde hij zich uit de voeten te maken.

Ik stond snel op - en hij met mij - en buigend gaven wij elkaar een hand, gingen weer zitten.

Ik zei: - Het is als jezelf met beide handen willen wurgen. Op het kritieke moment ontbreekt je de handkracht. Wat achterblijft is een gefrustreerde worgengel.

En hij: - De meeste mensen praten zich de werkelijkheid van het lijf; hun onbewustzijn bestaat uit louter afwezigheden, niet uit opgeloste werkelijkheden.

- Morgen bloeien de metamorfosen.

- ‘Tik een eitje. Breek de dag.’

- De lucht is verzadigd van nintendo en nintendowezens.

- Ik deed altijd het tegenovergestelde, maar vraag me niet van wat.

- Stop! zei ik. Maar het was te laat.

[pagina 340]
[p. 340]

Langzaam zag ik hem voor mijn ogen verdwijnen zonder er iets aan te kunnen doen. Ik had kennelijk niet de juiste woorden gebruikt.

- Alles van waarde is weerbaar! riep ik hem nog na en rees overeind. Tegenover mij stond een mensvormige leegte op en reikte mij de hand.

Door de lucht trok een begrafenisstoet voorbij.

Ik zette zijn hoed op en stoof naar alle windstreken uiteen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken