Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De steen (1974)

Informatie terzijde

Titelpagina van De steen
Afbeelding van De steenToon afbeelding van titelpagina van De steen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

Scans (7.40 MB)

ebook (2.96 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De steen

(1974)–Sybren Polet–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De voddenkoopman

's Morgens heel in de vroegte werd de steen wakker. Hij voelde zich gesterkt en opgefrist.

Hij betastte zijn schrammen en konstateerde dat die door één nacht van gezonde slaap vrijwel geheel genezen waren.

Nu, des te beter.

Hij rolde zich uit zijn halve holletje - een scheur in de stoeprand die hij midden in de nacht opeens ontdekt had - en keek met al zijn oogjes ekstra wijd open de nieuwe wereld in. Hij zag de eerste melkwagen, de eerste tram, een koppel brutale huismussen op een balkon en 2, 3, 4 krantenbezorgers met

[pagina 16]
[p. 16]

bochels van krantenpapier.

Ook vernam hij nu de naaldscherpe piepstemmetjes van de zandkorrels om hem heen. Hij was er aan gewend en had sinds lang opgehouden naar hun stemmetjes te luisteren. Hij verstond er toch niets van en bovendien, wat ze te vertellen hadden was al van bizonder weinig belang.

Er naderde een sproeiwagen. Een gratis badwagen!

De steen rolde zich zoveel mogelijk naar voren en stuiterde van plezier. Met sterke stralen spoot het water tegen hem aan en over hem heen. Even maar, toen was het voorbij. Maar dit even was voldoende geweest om bijna al het vuil van zijn lichaam af te spoelen.

Ongeveer vijf meter verder had zich in de goot een kleine plas gevormd. De steen haastte zich erheen. Hij rolde en spartelde in het water als een spreeuw die zijn veren wast. Wel had hij geen veren, maar hij kon tenminste weer trots zijn op zijn gouden adertjes en die bezaten de spreeuwen niet.

Als een pasgeboren babysteen zo wit en glad bezag hij zichzelf in het water. Het kon niet witter. En onderwijl was de lucht tussen de huizen helder geworden en doorzichtig als glas, zodat de fijne zon er gemakkelijk doorheen kon schijnen. En de zon scheen op de gouden adertjes van de steen en de adertjes blonken als kanaries in de zon. Ha, de steen kon de wereld weer aan. Het leven was nog zo kwaad niet.

De stad die tot nu toe stil gelegen had begon weer in werking te treden. Spoedig snorden de fietsen voorbij met hun blinkende rinkelende fietsbellen, de auto's met hun twee zonnen boven de bumper en de postwagen met zijn rode carrosserie als een kersentuin.

De deuren en vensters van woonhuizen en winkels klikten open en eruit sprongen de voeten, de autopedjes, de honden, de kinderfietsjes; en alles liep door elkaar.

Omdat een steen zo langzaam voortbeweegt gebeurt alles snel wàt er gebeurt en alles volgt onmiddellijk op elkaar. De steen had nog even willen praten met een paar stadskiezels die ook in het water rondploeterden, maar door zijn ervaring van gisteren wijzer geworden, en we mogen wel zeggen voorzichtiger, rolde hij zonder iets te zeggen naar zijn oude ligplaats terug.

[pagina 17]
[p. 17]

Het verschil met gisteren was echter dat hij nu zijn ogen open kon houden. Hij deed dat dan ook en probeerde zo vlug mogelijk het leven van een moderne stad te leren kennen. Hij keek wel 40 ogen uit.

- O ja, vroeger, vroeger was hij wel meer in steden geweest, hij was er doorheen getrokken of had er gewoond, had er lief en leed, dagen en nachten met de mensen gedeeld, maar de laatste stad die hij van zien had was er een van minstens honderd jaar geleden. En hoe kan het stadsleven in honderd jaar niet veranderen.

Wat vroeger voor fout gold was nu goed en wat nu wel mocht mocht toen niet. En dáárvoor weer wèl.

De steen was van plan nog een week in zo'n moderne stad door te brengen, dan zou hij weer verder trekken. Hij zag hoe aan de overkant van de straat de halfgrote mensen naar school gingen, net als vroeger, en hoe de bloemen in de vensterbanken gewassen werden en beknepen zoals hij het zovaak had zien doen. Maar de meeste dingen waren anders en deze noteerde hij in zijn hoofd.

Bijvoorbeeld: ook de kleinste mensen konden nu rijden met hun voeten, tweemaal werd hij verrast door een hele fabriek op wielen die veel lawaai maakte en ook zag 1 oogje in zijn rug hoe iemand van nauwelijks tien jaar op zijn tenen ging staan en met een waterpistooltje in de bovenste gleuf van de brievenbus spoot, nog eens spoot en daarna hard wegliep.

Toen begreep de steen iets meer van het moderne stadsleven.

 

Het zal ongeveer elf uur in de morgen geweest zijn, toen de steen opgemerkt werd door een voddenkoopman, genaamd Peterselie. De naam stond op een bordje vóór op de kar. De koopman had nog weinig mazzel gehad vandaag, want: ten eerste was hij laat begonnen en ten tweede waren anderen hem voorgeweest.

Wat doet zo'n voddenkoopman? Hij koopt vodden en oud papier en hij belt aan bij de huizen of er nog iets voor hem tekoop is tegen de hoogste waarde. Maar tussen de bedrijven door snuffelt hij in de vuilnisemmers, want dan kosten de vodden en het oud papier hem niets. Dat het laatste niet van de

[pagina 18]
[p. 18]

politie mag en het eerste wel, daar begrijpt hij niets van.

Koopman Peterselie had zojuist een mooi partijtje kleingoed op de kop getikt - het enige overigens - , lapjes van allerhande kleur en fabrikaat en hij had ze voor in de kar gelegd. Verder waren hem enige stapels oude kranten, een oud fietsframe en een tiental lege inmaakpotten ten deel gevallen. Voor noppes. En duur geld tenslotte had hij betaald voor een gevlochten vloermat, een babyboxje, een stapeltje Tom Poezen, een vergiet, en twee vergeelde lampetkannen. Echt mazzel was het niet, maar alles tezamengenomen kon het er toch wel mee door. Hij besloot daarom een kokosmakroon te kopen, om lekker op te nassen.

Toen hij uit de winkel terugkwam bleek er een kleine ondeugende wind opgestoken te zijn, die de bovenste kranten van de wagen af had gewaaid. De koopman griste ze weer bijeen en zocht naar iets zwaars om er bovenop te leggen. Hij had net zo goed het fietsframe of het babyboxje kunnen nemen, maar toen zijn oog viel op de witte steen met de gouden adertjes, nam hij die, die en geen andere.

- Lekker steentje, mompelde hij, lief steentje wel. - Voor de kleine Ies om mee te spelen.

En zo kreeg de steen een gratis rijtoer door de stad. Vanaf zijn verheven ligplaats werd hem een prachtig uitzicht geboden op wat zich in de straten en stegen afspeelde. Ja, hij lag nu ook hoog genoeg om door diverse schoongezeemde vensters naarbinnen te kunnen gluren. En wat hij daar zag... hm hm.

De steen overlegde bij zichzelf dat het hem weken, om niet te zeggen maanden gekost zou hebben, wanneer hij die hele afstand op z'n eentje had moeten afrollen. Alsmaar nieuwe oogjes stulpend om niets te missen trok hij als een kleine gladiator op zijn zegekar door de stad. Waren de ogen moe van het kijken, dan kneep hij ze dicht en duwde er twee of meer andere voor in de plaats. In plaats van 40, keek hij nu wel 80 ogen uit.

Om kort te gaan, de steen voelde zich de koning te rijk, en de koningin er bij. De zon scheen op zijn blanke bastje, verwarmde het, koesterde het en deed de laatste witte bloedplekjes als sneeuw voor de zon verdwijnen. Jawel, de steen glinsterde weer van nieuwe levenslust. Hij zou alle stenen die hij tegenkwam

[pagina 19]
[p. 19]

wel een kusje willen geven van pure tevredenheid.

Maar hij kwam geen stenen tegen, zelfs geen steentjès. Wel ontmoette hij in de wagen... Luister maar.

In de loop van de dag werd de inhoud van de kar met een groot aantal nieuwe dingen uitgebreid. Het babyboxje o.a. kreeg gezelschap van een luiermand, het fietsframe van een lege batterij en drie radiospoelen, en het vergiet, het vergiet moest waarachtig genoegen nemen met een paar lekke pannen!

Verder arriveerden twee paar linker en twee paar rechter schoenen (de koopman had zich beet laten nemen), een zadel, een album met indianenplaatjes, een onleesbaar boek, een boek waar blz. 138 aan ontbrak, een jongensonderbroekje (dat te klein was), een paar sokjes, nog meer groenteblikken, kranten, en misschien nog wel vijftig andere dingen.

Peterselie zelf kreeg een bekeuring. Wegens overtreding van politieverordening zoveel nommer zoveel. Maar dat mocht 'm de pet niet drukken, hij had toch genoeg binnen voor vandaag. Peterselie gaf de politieagent een hand en zei tot de volgende keer.

Toen de agent weg was gaf hij de kar een trap en ging een gemberbolus kopen.

 

En ondertussen was het middag geworden; het werd één uur, twee uur, half drie, kwart voor drie, vijf voor drie... Drie uur. Tijd om naar huis te gaan, vond Peterselie. Maar eerst moest hij nog een deel van zijn waren zien te verpatsen aan een opkoper in het klein: Kleine Bertus. Hij draaide zijn karretje om en sloeg de weg in naar de Apollolaan. De weg ging over kinderkopjes.

Nu is het op kinderkopjes slecht hobbelen en het gevolg was dan ook dat de wagen begon te ratelen als een op hol geslagen wekker. De wekker bleef maar aflopen.

De steen, die tòch op krantenpapier lag, vond het niet onplezierig. Hij hobbelde naar de rand van het pakket en deed geen enkele moeite zichzelf tegen te houden toen hij hals over kop naar beneden tuimelde. Ook een steen houdt wel van een verzetje.

[pagina 20]
[p. 20]

Onze avonturier, niet weinig verbaasd overigens, kwam wonderzacht terecht. Het was als werd hij opgenomen in een wensdroom, een liefelijke wolk van vriendelijke, zachtzijden dingen met aangename strelinkjes voor oog en hart.

De steen liet er zich, blazend van genoegen, op wegdrijven. Dreef als een arabiese kalief op zijn vliegend tapijt over menselijke torens en huizen, zeegroene heuvels en rivieren, naar verre vreemde landen; landen waar de huizen van rood glas waren en de grasboompjes van kristal. In iedere kamer stond een kleine stevige zon, die de hele dag door scheen en die ook door hem heen kon schijnen, zodat, zodat ook hij fonkelde als doorschijnend kristal. Het was er altijd warm, het was er altijd morgen en altijd kwetterde er wel ergens een glazen vogel.

In één van de kamers ontmoette hij de hemelsblauwe edelsteen met wie hij altijd al had willen trouwen, maar die hij nog nooit tegengekomen was.

- Welkom, welkom, zong de blauwe edelsteen. Mijn naam is Saffiera, Saffiera van mijn Van. - Zeg maar Safje, zei ze. Om het ijs te breken.

De steen stond te trillen op het voetje dat hij uitgestoken had om niet achterover te vallen van verlegenheid. Hij zag wit van emotie.

- Durf je niet, zei Saffiera. Of ben ik niet mooi genoeg?

- Mooi, stotterde de steen, mooi? U is ontzettend mooi. U is het mooiste dat ik ooit gezien heeft.

- Nou dan, zei Saffiera. De steen rolde, hijgend van aandoening, een paar aarzelende steenlengten op de blauwe prinses toe.

- De dominee woont naast de deur, trilde ze nog, we hoeven dus niet tot morgen te wachten om te trouwen.

Nu, als dat geen aanmoediging genoeg was, als dat niet duidelijk toonde dat zij van hem hield! - Safje, riep hij, Safje!

Met een voetje, rinkelend van vreugde, stuiterde hij op de edelsteen af. Hij stootte tegen haar aan, rolde om haar heen, stootte nog eens en nog eens en bleef tenslotte liggen, dicht, dicht tegen haar aan.

Ineens hoorde hij overal in het rond een zacht, onderdrukt gegiechel, zoals meisjes dat doen die in school stiekem rood

[pagina 21]
[p. 21]

kleurkrijt op hun nagels en lippen gesmeerd hebben.

Hoorde een giechelend stemmetje dat zei: - Je hoeft niet zo hard tegen me aan te drukken, ik ben niet van steen.

Opnieuw gegiechel.

Wakker worden, vlug een paar oogjes stulpen, om zich heen zien. O grote monus, hij was tussen de lapjes terecht gekomen, voor in de bak van de wagen.

Het huilen stond de steen nader dan het lachen. Waar was nu zijn mooie wensdroom gebleven?

- Nou nou, zei één van de lapjes, een juffertje in groen satijn, meneer heeft mooie strepen.

- Meneer is wakker geworden, plaagde het bloemetjeskatoen, maar we schijnen tegen te vallen. - En ze gaf een gezond uitziende tante naast haar een por in de zij. - Meneer houdt niet van boerenbont.

Het boerenbont tilde verlegen een slip van haar lapje in de hoogte en lachte maar wat. Ze hield zich liever van de domme. - Zal ik hem eens aaien, sprak een stoutmoedig madammeke uit Antwerpen, dat over haar hele lapje bezaaid was met rode rozen? Zal ik meneerke z'n mooie gouden streepkens eens opwrijven?

De steen kon het allemaal volgen. Hij sprak hun taal wel niet, maar hij kon ieder woord dat ze zeiden verstaan. Een soort helderhorendheid dus, een soort zachtjes-praten in het hoofd. Hij was er niet zo erg blij mee.

Wat nu te zeggen? Hij zei: - Een goedenmiddag allemaal.

Het klonk nogal schuchter en het hele gezelschap barstte opnieuw in gegiechel uit.

Daar zag hij hoe een halve el kunstzinnig, wijnrood corduroy, dat zich tot nu toe afzijdig had gehouden, als een kleine windvlaag overeind kwam en koket met drie van haar vier slippen begon te waaien.

- Hoe vind je m'n lapje? vroeg ze.

De steen vond het bizonder mooi en hij zei het. - En het mijne? riep het nylon nu, - en het mijne? ritselde het linnen, - en het mijne? gilde het kamgaren - en het mijne, het mijne, het mijne...?

De steen vond het allemaal heel mooi, zonder uitzondering.

[pagina 22]
[p. 22]

Het was feestelijk om te zien hoe ze één voor één de plooien uit hun rokjes streken, de slipjes oplichtten en zich, al huppelpasjes makend, lieten bekijken. De slipjes flapperden, de rokjes wapperden en de pirouettes en pointes volgden al sneller en sneller op elkaar. Eén vrolijke wriemeling van kleuren was het; het was een lust voor het oog van de steen.

- En nu moet hij zeggen wie het mooiste is, zei een kalme stem van fluweel, èn het zachtste.

De steen deed net of hij het niet hoorde, hij paste wel op. Zijn voorkeur ging uit naar een eenvoudig lapje katoen, maar hij wist dat hij het niet zeggen mocht; nooit ofte nimmer!

Gelukkig gingen de andere lapjes er ook niet op in.

De steen begon zich werkelijk op zijn gemak te voelen. Nog even en het drong tot hem door dat al die drukte alleen om hem begonnen was. Toen werd hij nog trots ook, trots als een pauweveer op een hoed.

Ondertussen was het madammeke met de rode rozen, zonder dat de overige lapjes het zagen, stilletjes naar hem toegekropen.

- Zal ik uwen streepkes eens opwrijven? zei ze fluisterend.

Nu, dat wilde de steen maar al te graag en hij ging er ekstra gemakkelijk voor liggen.

- En zal ik dit meneerke eens hoteldebotel zo mooi maken?

De steen knikte instemmend.

Het madammeke uit Antwerpen ademde met haar zachte lapje over de gouden adertjes en wreef tot ze begonnen te blinken. De steen werd er vanbinnen helemaal warm van. Hij hield van het madammeke.

- Is het echt goud? vroeg ze bewonderend. De steen beaamde het. - En of!

En toen was het weer uit met de pret. Een geel lapje van suède, dat hem al eerder opgevallen was vanwege haar jaloerse geschreeuw, had het tweetal in de gaten gekregen. Het verschoot van kleur toen ze het rozenrode madammeke bezig zag. Met een gilletje van afgunst wierp ze zich op de steen, de anderen in haar kielzog. Het madammeke werd opzij geduwd en alsof hun aller ½-el lange leven er van afhing begonnen ze de steen op te wrijven.

[pagina 23]
[p. 23]

Arme steen. Wat eerst een wensdroom was, werd nu een nachtmerrie. Het was maar goed dat de voddenkoopman eindelijk het huis van Kleine Bertus bereikte.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken